Anatomie Periode 6 Leerjaar 2
Hoofdstuk 2 circulatie
Het hart pompt het bloed met daarin zuurstof en andere belangrijke stoffen via de
bloedvaten rond door het lichaam (circulatie). Het hart is een onvermoeibare spierpomp en
een vitaal (van levensbelang) orgaan.
De ligging en de bouw van het hart:
Het hart ligt in de ruimte van de borstholte tussen de longen. Doordat de punt van het hart
naar links wijst, is er links minder plaats voor de longen. De linkerlong heeft 2 kwabben, de
rechterlong 3. Het bovenste deel van het hart wordt de basis genoemd. Op deze plaats zijn
de grote vaten aan het hart bevestigd. Ze vormen samen de bloedsomloop. Het hart is
omgeven door het hartzakje. Het hart moet het bloed door 2 circulaties pompen, daarom is
het verdeeld in een linker- en rechterhelft, die van elkaar gescheiden zijn door het
harttussenschot. Iedere harthelft bestaat uit een boezem (atrium, het bovenste deel) en een
kamer (ventrikel, het onderste deel). In de ring die de kamer en de boezem van elkaar
scheiden bevinden zich 2 soorten kleppen:
1. Atrioventriculaire kleppen: tussen de linkerboezem en de linkerkamer bevindt zich
een atrioventriculaire klep (AV-klep) en op de overgang van de rechterboezem en
rechterkamer bevindt zich een volgende AV-klep. De kleppen zitten vast met
peeskoordjes aan de binnenzijde van het spierweefsel van het hart, het myocard.
2. Arteriële kleppen: ook wel halvemaanvormige kleppen genoemd, zitten vast bij het
begin van de aorta en de slagaderstam: een aortaklep en een longklep
(pulmonalisklep). Ook zij zorgen ervoor dat bloed, dat de circulatie ingepompt wordt
niet terugstroomt naar het hart. Aders komen uit de boezems van het hart. In de linker
boezem monden de 4 longslagaders uit en in de rechter boezem de bovenste holle
ader, de onderste holle ader en de kransader. Vanuit beide kamers voeren 2 grote
slagaderen het bloed van het hart af. Vanuit de linker kamer door de grote
lichaamsslagader (aorta). De slagaderstam komt uit de rechterhartkamer en splitst
zich vervolgens in de linker- en rechterlongslagader.
De hartwand is van binnen naar buiten opgebouwd uit:
- Endocard: een gladde binnenbekleding van endotheel en bindweefsel. De AV-kleppen
vormen plooien in deze laag.
- Myocard: een dikke laag dwarsgestreept (maar onwillekeurig!) spierweefsel met vele
dwarsverbindingen tussen de spiervezels onderling. Hierdoor wordt bij het
samentrekken van het hart het hart kleiner (en niet alleen korter zoals bij de
samentrekking van ‘gewone’ spieren).
- Epicard: elastische binnenbekleding (binnenblad), met het hart vergroeid
- Pericard: het buitenste (niet-elastische) blad van het hart. Het binnen- en buitenblad
gaan soepel in elkaar over ter hoogte van de hartbasis. Dit maakt ook dat het
hart zonder wrijving iets kan verschuiven. Dit buitenblad wordt ook wel hartzakje
genoemd.
De kleine en grote circulatie:
De grote bloedsomloop = lichaamscirculatie
De kleine bloedsomloop = longcirculatie
De grote circulatie begint in de linker kamer. Via de aorta met de vele aftakkingen komt het
bloed uiteindelijk in de weefsels, waar de haarvaten de uitwisseling plaatsvindt van
voedingsstoffen en gassen (verversen van het weefselvocht). De haarvaten komen
uiteindelijk samen in de aderen van de onderste en bovenste holle ader; het bloed stroomt
zo op weg naar het hart. Het bloed van de grote circulatie mondt uit in het rechterboezem.
1
,Anatomie Periode 6 Leerjaar 2
De kleine circulatie vervoert het bloed vervolgens vanuit de rechterkamer via de longen
naar de linkerboezem. De kleine circulatie zorgt voor de opname van zuurstof en de afgifte
van co2.
Bloedvaten en hun functie:
De bloedvaten worden onderverdeeld in slagaders (arteriën), kleine slagaders, haarvaten
(capillairen) en kleine aders en aders (venen). De slagaders (kleine en grote) voeren het
bloed van het hart af en kloppen (maken een slag), vandaar de naam slagader. De grote
en kleine aderen brengen het bloed terug naar het hart. De haarvaten (capillairen) vormen
de overgang tussen het slagaderlijke en aderlijke deel van het vaatstelsel. Alleen van
haarvaten is de wand doorlaatbaar. Daarom vindt alleen daar afgifte plaats van zuurstof
(o2) en voedingsstoffen aan het weefsel en opname van koolzuurgas (koolstofdioxide, CO2)
vanuit het weefsel. In de haarvaten van de longen verlopen deze processen omgekeerd:
daar wordt juist ingeademd zuurstof opgenomen en koolstofdioxide afgegeven. Het meeste
bloed bevindt zich in de aderen (75%). Zij dienen als opslagvaten van het bloed.
De bloedvoorziening van het hart zelf:
Het hart ontvangt bloed via de linker- en rechterkransslagader. Het zijn de eerste zijtakken
van de aorta, waarvan het begin pal achter de aortaklep ligt. Wanneer het bloed uit de
kamer stroomt, worden deze openingen door de aortaklep gedeeltelijk afgesloten. Hiermee
voorkomen we dat er een te grote druk op de kransslagaders komen te staan. Aan de
rugzijde van het hart komen de kransaderen bij elkaar in de grote kransader (sinus
coronarius), die samen met de beide holle aders uitmondt in het rechterboezem.
De ligging en bouw van de slagaderen:
De aorta in het borst-halsgebied heeft verschillende delen:
- Opstijgende deel van de aorta: aan het begin van dit deel ontspringen (pal ter hoogte
van de aortakleppen) de linker- en rechter
kransslagaders
- De aortaboog: op de aortaboog ontspringen een aantal grote bloedvaten die de
bloedvoorziening verzorgen van de armen, hals en hoofd. Ook de
ondersleutelbeen slagaderen, de gemeenschappelijke halsslagader en
uitwendige en inwendige halsslagader met hun bijbehorende
aftakkingen ontspringen hier
- Dalende deel van de aorta: in dit gedeelte geeft de aorta zijtakken af aan de
rompwand en aan de nabijgelegen organen, zoals de
longen
De belangrijkste zijtakken van de buikaorta zijn:
- Ingewandsslagader: met aftakkingen naar de maag, lever, milt, dunne darm en
alvleesklier
- Nierslagader: 2 keer
- Bovenste darmslagader: die de dunne darm en de eerste helft van de dikke darm van
bloed voorziet
- Onderste darmslagader: die de rest van de dikke darm van bloed voorziet
- Ledenslagaders: die de ledenstreek van bloed voorziet
Een afsplitsing van de buikaorta (bifurcatie of tweedeling) geeft via een groot aantal
aftakkingen bloed af aan het bekken, met daarin de geslachtsorganen, de benen en
voeten.
2
,Anatomie Periode 6 Leerjaar 2
Functie van de slagaderen en haarvaten:
De slagaderen voeren het bloed van het hart af. Slagaderen hebben, omdat ze ‘kloppen’,
een betrekkelijk dikke wand. Ze bevatten geen kleppen, behalve bij het begin van de aorta
en de longaderstam. De wand van de aderen en slagaderen bestaan uit:
- Binnenste laag: met endotheel en een laagje elastisch bindweefsel
- Middelste laag: elastisch bindweefsel en glad spierweefsel, bij slagaderen veel steviger
dan bij aderen
- Buitenste laag: met losmazig bindweefsel met bloed- en lymfevaatjes, vind je alleen in
grotere vaten
De haarvaten (capillairen) vormen de overgang van de kleine slagaders naar de kleine
ader. De dunne wand hiervan bestaat uit:
- Één laag endotheelcellen: is voor alle stoffen doorlaatbaar, alleen (grote)
eiwitmoleculen worden slecht doorgelaten. Ook rode bloedcellen en bloedplaatjes
kunnen niet passeren.
Daardoor is de samenstelling van weefselvocht gelijk aan die van bloedplasma, met
uitzondering van de eiwitconcentratie. De stroomsnelheid van het bloed in de capillairen is
zeer klein, zodat er voldoende tijd is voor de uitwisseling van stoffen. De voor de cellen
noodzakelijke stoffen (voedingsstoffen, zuurstof en hormonen) gaan vanuit het bloedplasma
via het weefselvocht naar de cellen. De afvalproducten van de cellen (o.a. CO 2) gaan
vanuit de cellen naar het bloed of de lymfevaten.
Ligging en bouw van de aderen:
De haarvaten verenigen zich tot kleine aderen die overgaan in grote aderen. Ze voeren het
bloed naar het hart terug. Ze hebben een dunne slappe wand en kloppen niet. De kleinere
aderen beneden het hart hebben kleppen om terugstromen van het bloed te voorkomen.
De wand van een ader is een stuk elastischer dan die van een slagader en kan daarom ook
veel meer bloed bevatten. Dit wordt ook wel is de opslagfunctie van de aderen genoemd.
Alle aders uit het lichaam komen terug in de onderste holle ader (deze ader verzamelt bloed
dat van het onderlichaam komt) en de bovenste holle ader (deze ader verzamelt bloed van
het bovenlichaam). Beide monden ze uit in de rechterboezem. De been aderen hebben 2
adersystemen:
1. Diep systeem: ze stuwen het grootste deel van het bloed omhoog, richting het hart.
Het werkt als het ware als een spierpomp.
2. Oppervlakkig systeem: worden niet door skeletspieren omgeven en het bloed
stroomt erin ook minder snel. Ze zijn daarom verbonden met het dieper liggende
systeem via vele korter verbindingsaders. De kleppen in deze verbindingsaders
voorkomen dat het bloed vanuit de dieper liggende aderen kan terugstromen naar
het oppervlakkig gelegen aderen.
Bijzondere vaatsystemen:
- Slagaderlijk wondernet: bevindt zich in de nieren binnen het kapsel van Bowman (in de
nefronen in de nier). Hierbij bevindt zich een haarvatennet tussen
2 kleine slagaderen.
- Aderlijk wondernet: bevindt zich tussen 2 venen (aders). Bijv. het poortadersysteem in de
lever. De poortader ontvangt aderlijk bloed van het onderste deel
van de slokdarm tot en met het bovenste deel van het rectum, plus
alvleesklier en milt. De poortader vertakt zich in de lever opnieuw tot
een haarvatensysteem en verlaat daarna de lever via de leverader.
3
, Anatomie Periode 6 Leerjaar 2
Dit verklaart waarom veneuze capillairen ook wel als portale
circulatie (poortadersysteem) wordt aangeduid. Vergelijkbaar vb.
bevindt zich in de delen van de hersenen.
- Collaterale circulaties: dit zijn circulaties met ‘parallelwegen’. Het zijn alternatieve wegen
die het bloed kan volgen. Ze vormen een extra zekerheid voor
een goede doorbloeding wanneer de ‘hoofdwegen’ minder
bloed kunnen verwerken, onder welke reden dan ook. Vooral in
het aderlijk systeem zijn veel collateralen te vinden. Ze komen ook
voor in de beenaders, die bijv. door het zogenoemde ‘strippen’
weggehaald kunnen worden ter verwijdering van varices of die
voor een bypass gebruikt kunnen worden.
- Anastomose en eindslagaders: anastomose zijn dwarsverbindingen tussen bepaalde
bloedvaten, bijv. tussen 2 slagaderen. Ze bevinden zich in
de vaatvoorzieningen van de ophangband van de
darmen. Bij de eindslagaders ontbreken de anastomosen.
Ze voorzien als enige een bepaald gebied van zuurstof en
voedsel. Bij afsluiting dreigt er dan ook gemakkelijk een
infarct. Eindslagaders bevinden zich onder andere in de
hartspier (myocard), de nieren, de milt en bij de kleinere
vaten in de hersenen.
- Arterioveneuze anastomosen: afgekort AVA’s, zijn een directe verbinding (‘kortsluiting’)
tussen een slagader en een ader met lage weerstand. De
anastomosen bevinden zich vooral in de huid.
De werking van het hart:
Het hart werkt door 2 spierpompen die zij aan zij werken: de rechterhelft ontvangt
zuurstofarm bloed uit de weefsels en pompt dit via boezem, kamer en longslagader naar de
longen, waar zuurstof wordt opgenomen. De linkerharthelft krijgt zuurstofrijk bloed uit de
longen en pompt dit via de aorta het lichaam in om zuurstof aan de weefsels af te geven.
Samentrekkingen (contracties) van deze 2 helften gaan samen in een hartslagcyclus van 3
stappen en worden bestuurd door de hartprikkelaar, de sinusknoop. De sinusknoop ligt in de
wand van de rechterboezem dicht bij de plaats waar de bovenste holle ader uitmondt. De
sinusknoop werkt als gangmaker van het hart, dat wil zeggen dat hij regelmatige elektrische
signalen afgeeft aan de spiervezels van het hart waardoor het hart samentrekt. Daarom
wordt de hartslagfrequentie ook vaak sinusfrequentie genoemd. Het hart heeft op meer
plekken weefsel dat zorgt voor het ritmisch geleiden van prikkels. De hartcyclus is
opgebouwd uit de volgende fases:
- Fase 1: de kamers en boezems ontspannen en via de boezems vullen de kamers zich met
bloed, de hartrustfase.
- Fase 2: de boezems trekken samen en pompen nog extra bloed uit de boezems via de
AV-kleppen de kamer in (‘atriale kick’)
- Fase 3: de beide kamers trekken samen en pompen het bloed via de arteriële kleppen
uit het hart de circulatie in. Hierna begint opnieuw fase 1.
Fase 1 wordt diastole of ontspanningsfase genoemd, fase 2 en 3 wordt de systole of
contractiefase genoemd.
Bloeddruk:
Het bloed in de bloedvaten oefent een kracht uit op de wand van die vaten: de bloeddruk.
De bloeddruk wordt aangegeven met de eenheid mmHg. Dit betekent kwik. Nu is dat
verboden en worden manometers gebruikt. Bloeddruk in de slagaderen wordt ook wel
tensie genoemd. Er is een bloeddruk in alle vaten: er is sprake van een slagaderlijke druk,
4