Empirische cyclus
1) theorie: ‘samenhangend stelsel van verklaringen en aannames waarmee empirische
regelmatigheden/verschijnselen verklaard en voorspeld kunnen worden’ of ‘samenhangende
reeks van uitspraken met een algemeen geldend karakter’
- uitgangspunt van empirische cyclus, alles begint en alles eindigt op dit punt en
onderzoeker gaat hiervan uit
- meestal is veel onderzoek nodig om een theorie te bevestigen/verwerpen
- niet persé feiten, ook links en relaties
- mede gebaseerd op waarnemingen;
* systematische waarnemingen: ‘de resultaten van eerder verricht onderzoek over
hetzelfde onderwerp, uitgevoerd door de onderzoeker zelf of door anderen’
* niet-systematische waarnemingen: ‘toevallige’ waarnemingen
* inductie: ‘concrete, bijzondere waarnemingen naar een meer abstract,
algemeen geldend beeld van de werkelijkheid brengen’
* doel onderzoek: theorie uitbreiden en waarmaken
2) (vraagstelling/)hypothese: ‘toetsbare stelling/uitspraak die op grond van waarnemingen in
de praktijk wel/niet wordt aanvaard’
- door deductie: ‘proces dat abstracte theorie naar een/meer te toetsen hypothesen
vertaald’ of ‘omzetten van theorie naar een vraag’
* afbakenen van theorie
3) onderzoeksopzet (selectie van populatie, meetinstrumenten,
meetmomenten)
4) systematische waarnemingen, uitvoeren onderzoek
5) data-analyse van meetresultatenconclusie
- resultaten interpreteren (op basis van literatuur bv.)
6) inductie op theorie: aanpassen/verwerpen/aanscherpen
- resultaten comuniceren: presenteren, rapportage,
wetenschappelijke artikelen
empiri: ‘op basis van waarneming’
Hypothese
- 10% hypotheses zal waar/goed zijn en 90% zal
negatieve/foute uitkomsten hebben
* onderzoeken met negatieve uitkomsten zijn moeilijker
te publiceren (bv. er is geen verband gevonden)
- er zijn ook fout-positieve en fout-negatieve hypothesen
- eisen: gesloten, voorzien van juiste argumenten
- soorten;
* alternatieve hypothese staat tegenover nulhypothese
* complexe (voorspelling van verband tussen twee/meer
onafhankelijke variabelen en twee/meer afhankelijke
variabelen) of simpele
- directionele (verklaring van een verband) of indirectionele
(verband aangeven, maar niet de richting/status van het verband)
epidemiologie: ‘leer van verspreiding/voorkomen van ziekte
,onder het volk’
- kwantitatief medisch onderzoek
- epi= onder, demos= volk en logos= woord, gedachte
- 3 soorten: etiologische epidemiologe (leer van oorzaken)
kan helpen bij preventie, diagnostische epidemiologie helpt bij
screening, prognostische epidemiologie (na therapie)
- epidemiologische functie (model): Z= f (Di)
* ‘Z’: voorkomen ziekte en ‘f (Di)’: functie van k determinanten en Di met i= 1,…,k
* vb. prostaatkanker= f (leeftijd+genetica+beroep+etnische achtergrond+…)
* Z= fMi (Di|Ci)
- ‘Mi’: effectmodificatoren, ‘Di’: status van determinanten en ‘Ci’: status van
verstorende variabelen
- ‘Z’ is afhankelijke uitkomst en ‘fMi (Di|Ci)’ is onafhankelijke determinanten
* uitkomst en determinanten meten operationalisatie: ‘van concept naar
meetbare definitie’
population-at-risk: ‘populatie die de ziekte kan krijgen’
- ziekte: geen toestand maar proces, dynamisch met begin, beloop en eindtoestand
Frequentiematen die vóórkomen van ziekte uitdrukken;
- prevalentie: ‘aantal ziektegevallen in tijdstip/periode in afgebakende populatie’
*
* punt-prevalentie: ‘aantal ziektegevallen op een bepaald tijdstip’
* periode-prevalentie: ‘deel van de populatie dat in een bepaalde periode de
ziekte had’
* life-time prevalentie: ‘deel van de populatie dat de ziekte had gedurende hun
leven’
- incidentie: ‘aantal nieuwe gevallen’
* cumulatieve incidentie
- CI=
* voorwaarden: alle leden zijn ‘at risk’ op T0, altijd follow-up periode P
specificeren, volledige follow-up van alle leden van populatie vereist
* interpretatie: absoluut risico
* incidentiedichtheid
- ID=
* voorwaarden: eenheid is tijd-1 , periode P specificeren in ‘personen x
tijd’, volledige follow-up van alle leden is niet vereist
Indelingen populatie;
- gesloten/cohort: geen nieuwe individuen komen erbij, ‘loss to follow up’
- open/dynamisch: samenstelling verandert, loss to follow-up, verblijf in populatie is variabel
(bv. inwoners Maastricht)
, vraagstelling: ‘centrale vraag waar een antwoord gevonden wilt worden’
- mag worden aangepast en gespecificeerd aan de hand van wat in het onderzoek gebeurt,
dus van voorlopige naar definitieve vraagstelling
* voor meer relevante resultaten
- onderzoeksvragen moeten bij elkaar passen, logische volgorde hebben, moeten onder de
vraagstelling vallen, moeten te beantwoorden zijn
- kan contradictie (tegen spreken), elaboratie (specificeren), confirmatie (bevestigen) of
falsificatie (weerleggen) bevatten van eerdere resultaten
* wordt gededuceerd uit theorie
- kwaliteitseisen; duidelijke begrippen/formulering, afgebakend (theoretisch en empirisch
domein), beknopt, ondubbelzinnig, meetbaar/kwantificeerbaar, positieve formulering,
verantwoord, precies (confounding etc.)
* verantwoording:
- doelstelling/achtergrond probleem
- relevantie;
* empirische relevantie: wat weten we nog niet?, is het onderzoekbaar?
* theoretische relevantie: bijdrage aan inzicht/theorieën?
* maatschappelijke relevantie: bijdrage aan oplossing van maatschappelijk
probleem?
- PICOT: Population, Intervention, Compare, Outcome (uitkomst) en Time
* wat: variabele in het onderzoek (afhankelijke en onafhankelijke variabelen)
* wie: populatie (+ controle)
* hoe: aard en richting van veronderstelde verband
* wanneer: termijn waarop eventueel effect gerealiseerd dient te zijn
- elementen:
* begrippen (zie kwaliteitseisen)
* relaties; deterministisch of probabilistisch (meest gebruikt)
* domein; reikwijdte
- pragmatisch: tijd en geld
- inhoudelijk: stand van kennis
- goed afbakenen en inperken
- ontsporing/foutieve probleemstelling;
* eenzijdig empirisch: alles meten wat te meten valt, ‘feiten op zoek naar theorie’
* eenzijdig theoretisch: alleen kijken naar theorie, ‘theorie op zoek naar feiten’
* eenzijdig maatschappelijk: alleen oog voor maatschappelijke problemen,
‘opdrachtgever op zoek naar feiten’
literatuur:
- belangrijke functie in opzet en uitvoering van onderzoek
- plaatst onderzoek in multidisciplinair kader, bakent het af, zorgt voor aansluiting bij actuele
ideeën en discussies, belicht facetten waar niet aan werd gedacht, laat al bestaande
antwoorden zien
* bracketing: ‘opgedane kennis uit literatuur wordt tussen haakjes gezet en wordt
alleen bij interpretatie en analyse teruggehaald’
* sensitizing concepts: ‘begrippen met ruime/algemene omschrijving worden
tijdens analyse ingevuld’