Samenvatting recht en scheiding
Vroeger werd er een leven voorgespiegeld voor kinderen dat bestond uit verliefd worden, verloven
en trouwen. Dit was per definitie dan ook met een heteroseksuele exclusieve relatie en duurde
eeuwig (in voor- en tegenspoed bij elkaar blijven).
Er bestond ook een Sint-Paula-stichting waar ongehuwde moeders en hun kinderen woonden.
Op 1-1-1998 trad de Wet op het Geregistreerde Partnerschap (WGP) in werking. Hierin liggen 2
doelstellingen ten grondslag:
1. Om op het terrein van het relatierecht gelijke behandeling van paren van gelijk geslacht te
realiseren. Homoseksuele paren moesten de mogelijkheid krijgen om publieke erkenning aan
hun relatie te geven met daaraan grotendeels dezelfde rechtsgevolgen verbonden als aan
huwelijk.
2. Tegemoet komen aan behoeften van heteroseksuele paren aan een instituut vergelijkbaar
met, doch toch anders dan, het huwelijk.
De in 2001 ingevoerde Wet Openstelling Huwelijk (WOH) betreft opnieuw, maar volledig, de gelijke
behandeling van paren van gelijk geslacht. Ook zijn voor de advocaat op het moment dat er sprake is
van niet-huwelijkse relatievormen, de boeken 1 en 3 BW en aanverwante wetgeving van
vermogensrecht, afstamming en gezag relevant. Dus art. 14 EVRM jo. art. 8 EVRM, art. 26 IVBPR en
art. 1 GW van belang. Naast het huwelijk (titel 5 boek 1 BW), al dan niet met huwelijkse voorwaarden
(a en b), bestaan de volgende andere duurzame samenlevingsvormen tussen 2 geliefden:
C. Geregistreerd partnerschap zonder (notariële) partnerschapsvoorwaarden
D. Geregistreerd partnerschap met (notariële) partnerschapsvoorwaarden
E. Samenwoning met een samenlevingscontract
F. Samenwoning zonder samenlevingscontract
Juridische status van de opties verschilt, hierdoor kunnen er zakelijke en financiële verschillen
bestaan en ontstaan tussen gehuwden, geregistreerde partners en samenwonenden.
Sinds 1-1-2011 is er een objectief partnerbegrip 2 mensen kunnen niet meer kiezen of ze wel of
niet fiscale partners zijn. Bij getrouwd of partnerschap heeft geregistreerd dan is er sprake van fiscaal
partnerschap. Maar ook ongetrouwd samenwonenden worden als fiscaal partners aangemerkt als
aan 1 van de volgende voorwaarden is voldaan:
Er is sprake van een notarieel samenlevingscontract
Partijen zijn samen (juridisch) ouder van een kind
Minimaal 1 van partijen heeft de ander aangemeld als pensioenpartner
Partijen zijn gezamenlijk (geheel) eigen van hun hoofdverblijf
Minderjarig kind van 1 van de partners staat ingeschreven op adres en er is sprake van een
zakelijke huurrelatie, dan wel partijen zijn vorig jaar ook aangemerkt als fiscaal partner
Partijen waren vorig jaar elkaars fiscaal partner (keuze)
Tussen ouders en kind kan alleen sprake zijn van fiscaal partnerschap als beiden ouder zijn dan 27
jaar. Tot januari 2011 bestond de mogelijkheid met het begrip ‘duurzaam gescheiden leven’ om zelf
de nodige sturing te geven aan het eindigen van het fiscaal partnerschap om tot een fiscaal zo
optimaal mogelijke situatie te komen. Fiscaal partnerschap biedt voordelen:
Zelf belastingaangifte doen
Voor bepaalde inkomsten en aftrekposten zelf bepalen wie welk bedrag aangeeft in aangifte
Is bijv. aantrekkelijk als een partner een hoger belastingtarief betaalt dan de ander. Door de
mogelijkheden wat fiscale aftrekbaarheid en dus fiscale voordeel vergroot. Verdeling maakt
niet uit, zolang het samen maar 100% is.
,Er zijn ook nadelen:
Mogelijkheid dat je als fiscaal partner net een aftrekpost misloopt, die je alleen wel zou
hebben gekregen.
Als er een passende vervangende woonruimte is gekocht met oog op scheiding, dan is het
niet ideaal omdat de fiscale partners maar van 1 huis de hypotheekrente mogen aftrekken.
Bij getrouwd of geregistreerd partner die duurzaam gescheiden leven dan blijft hij fiscaal partner
totdat hij voldoet aan beide van de volgende voorwaarden: er is een verzoek tot echtscheiding/
scheiding van tafel en bed ingediend bij rechter EN partijen staan niet meer samen ingeschreven op
hetzelfde adres bij de gemeente.
het wegvallen van het fiscale partnerschap kan financiële gevolgen hebben voor de cliënt:
inkomsten- en aftrekposten mogen niet meer onderling verdeeld worden dus kan de cliënt recht op
iets krijgen of juist het recht verliezen bij bepaalde heffingskortingen. Bij ontvangen van toeslag en
geen fiscale partner meer hebben dan kan de ander wel toeslagpartner zijn. inkomen toeslagpartner
telt mee voor hoogte toeslag.
Menselijke overeenkomsten; drie-pilarenmodel (pijlers van de liefdesrelatie):
1. Moeder/ vader = ouderschap
2. Maatje/ vriend = vriendschap
3. Minnares/ vrijer = intimiteit
Verschil in menselijke werkelijkheid tussen huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenwonen is
klein. Iedere partnerrelatie is een unieke relatievorm tussen 2 mensen. Relatie onderscheidt zich
veelal door ouderschap, vriendschap en intimiteit. De ene verbindt aan de relatie een ritueel en
bepaalde vorm, de ander niet. liefdesrelatie onderscheidt zich voort van iedere andere relatie door
heftige gevoelsbewegingen, op duurzaamheid gericht commitment (lotsverbondenheid), creativiteit
(kinderen, woning, etc.), behoefte samen te zijn, financiële verstrengeling en het delen van een
gezamenlijke historie en toekomst.
Gevolgen van scheiding zijn groot, advocaat kan een onnodige blootstelling hieraan vermijden. Bij
relatieconflict en vervolgens het ontwikkelingsproces naar een scheiding, maken cliënten veel door.
Cliënt is onzeker over zijn levenspad, de begeerde vrijheid en losmaking hoeft niet altijd de juiste
oplossing te zijn voor het paar. Ruziegedrag kan een weergave zijn van diepe verbondenheid. Als de
advocaat tot een evenwichtige inschatting van het risicoprofiel van de cliënt en constructieve
werkrelatie wil komen, dient hij in beginfase van zaak zijn aandacht te richten op wat er feitelijk thuis
bij cliënt is gebeurd. ‘welke pijlers zijn om?’. Het drie-pilarenmodel is een vereenvoudiging van de
werkelijkheid, Caveat: vereenvoudiging van de werkelijkheid leidt makkelijk tot bagatellisering en
omvorming van de door cliënt beleefde werkelijkheid. Bij 3 staande pilaren= vervullende relatie. Als
er maar 1 pilaar om is, maakt advocaat zichtbaar dat een poging tot herstel een goede optie kan zijn -
> doorverwijzen naar bijv. relatietherapeut. Bij 2 pilaren om dan bijv. doorverwijzen naar mediator.
Bij alle 3 de pilaren om dan doet advocaat er goed aan om scheiding zo spoedig mogelijk te
effectueren.
3 pilaren steunen op een fundament van vertrouwen en worden overdekt door timpaan van zorg.
Door de kredietcrisis kan niet iedereen een scheiding veroorloven, in sommige zaken zijn Living
Together Apart (LTA-relatie) een betere, tijdelijke, optie zijn.
In nagenoeg iedere samenleving vindt financiële verstrengeling plaats, als regel maken paren
afspraken over hoe de kosten van hun gezamenlijk bewoonde huis en huishouding gefinancierd
worden. Interne zakelijke verstrengeling heeft ook externe gevolgen: overheid bindt gevolgen aan
samenleving en/of kinderen (fiscale indelingen/ kinderbijslag/ AOW / ABW etc.). Kleine gevolgen
komen voort uit sociale omgeving: cadeautjes aan het paar, gezinskortingen etc.
,Het is voor cliënt stressvol om over te gaan tot financiële ontstrengeling, omdat het vaak leidt tot
schaarste van financiële middelen of de angst hiervoor. Degene die moet betalen is bang dat hij te
veel betaald en de ander is bang dat hij te weinig zal ontvangen.
Per 1 maart 2019 is de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (WVO)
ingevoerd. Veranderingen: zowel huwelijk als geregistreerd partnerschap komen tot stand bij
ambtenaar van burgerlijke stand, beëindiging van relatie is gebonden aan formaliteiten, echtgenoten
en partners zijn wettelijk verplicht elkaar het nodige te verschaffen (art. 1:81 BW). onderhoudsplicht
kan na beëindiging overgaan in alimentatieplicht. Voor niet-geregistreerd samenwonenden, al dan
niet met samenlevingscontract, bestaat geen formaliteit bij begin of einde relatie.
Ongeacht de samenlevingsvorm bestaat er op grond van art. 1:404 BW een zorgplicht van ouders
voor hun kinderen.
Partijen krijgen een hoge mate van contracteervrijheid toe, zij kunnen afspraken maken die derden
moeten eerbiedigen. Denk aan gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting doen.
Huwelijksvoltrekking en geregistreerd partnerschap verbindt de wet algehele gemeenschap van
goederen, in beginsel vloeien beide vermogens samen tot 1 gemeenschappelijk vermogen
(boedelmenging). Ook verkrijgingen in toekomst, zolang formele relatie bestaat, wordt
gemeenschappelijk. Geldt niet voor (art. 1:94 lid 1 BW): schenkingen en nalatenschappen waarbij
schenker/ erflater uitdrukkelijk bepaald dat het verkregen niet in gemeenschap valt en/of indien
sprake is van goederen in vruchtgebruik in zin van afdeling 1 van titel 3 van boek 4 BW. Ook het
leerstuk van de verknochtheid (art. 1:94 lid 3 BW) kan maken dat een goed niet in gemeenschap valt.
Tot slot vallen o.g.v. art. 1:94 lid 4 BW de pensioenrechten van Wet VP niet in de gemeenschap,
pensioenverevening betreft dan ook inkomensverdeling en geen vermogensafwikkeling.
Intreden van gemeenschap van goederen voorkomen partners door vóór of na huwelijkssluiting of
geregistreerd partnerschap huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden te maken. Indien
gewoon ongehuwd wordt samengewoond ontstaat geen gemeenschap van goederen, bij
gezamenlijke aankoop kan er wel een gemeenschappelijke eigendom ontstaan.
Indien een gehuwde cliënt een woonruimte huurt voor gezamenlijke bewoning is diens echtgenoot
o.g.v. art. 7:226 BW e.v. automatisch medehuurder. Bij echtscheiding bepaald zo nodig de rechter
o.g.v. art. 827 lid 1 sub d en e Rv wie de huur zal voortzetten (geldt ook voor geregistreerd
partnerschap). Een gewoon ongehuwd samenlevende partner kan, als er sprake is van een duurzame
gemeenschappelijke huishouding, pas na 2 jaar samenwoning verlangen dat verhuurder hem/ haar
als medehuurder erkent. Binnen die 2 jaar is het risico van op straat gezet worden er zonder er iets
tegen kunnen doen, art. 7:266 en art. 7:267 BW.
Het is van belang om te kijken of er tussen een ouder en kind familierechtelijke betrekkingen
bestaan, dat heeft gevolgen voor de geslachtsnaam (art. 1:5 t/m 9 BW), het gezag (titel 14 boek 1
BW, art. 1:245 BW), omgangs- en informatierecht (titel 15 boek 1 BW, art. 1:377a BW) en erfrecht
(boek 4 en 7 titel 3 BW). Bij een huwelijk tussen man en vrouw, bestaan tussen een uit een huwelijk
geboren kind en zijn ouders automatisch familierechtelijke betrekkingen. Bij huwelijk tussen 2
vrouwen, geregistreerd partnerschap en gewoon ongehuwd samenleven ontstaan door geboorte
alleen familierechtelijke betrekkingen tussen moeder en kind. Bij een geregistreerd partnerschap
waar een kind wordt geboren, hebben de ouder en partner het gezamenlijk gezag, tenzij er een
andere ouder is. familierechtelijke betrekkingen tot de vader ontstaan eerst doordat deze het kind
erkent, kan al tijdens zwangerschap geschieden (ambtenaar burgerlijke stand en notaris). Voor
erkenning is in beginsel toestemming van moeder nodig en indien kind ouder dan 12 jaar is dan ook
toestemming van kind. Rechtbank kan wel vervangende toestemming geven, art. 1:204 lid 3 BW, als
moeder van kind weigert.
Voor schenkbelasting worden tot eigen kinderen gerekend:
, Kinderen die geboren zijn tijdens huwelijk of geregistreerd partnerschap van beide ouders
Kinderen uit vorig huwelijk van een partner
Kinderen van ongehuwde moeder
Kinderen die door vader zijn erkend
Geadopteerde en gewettigde kinderen
Deelnemers aan een (aanvullende) pensioenregeling bouwen ouderdomspensioen en
nabestaandenpensioen op, daartoe wordt bij pensioenfonds een pot gevormd. Bij echtscheiding of
beëindiging van geregistreerd partnerschap heeft wetgever geregeld wat met die pot dient te
geschieden, Wet Vp. Deze leidt tot deling van ouderdomspensioen voor zover dat tijdens bestaan is
opgebouwd. Nabestaandenpensioen komt, voor zover opgebouwd, automatisch toe aan gewezen
echtgenoot/ partner. Na beëindiging heet het bijzondere nabestaandenpensioen, regeling kan
getroffen worden hierover bij huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden. Meeste
pensioenfondsen kennen voor gewoon ongehuwd samenwonenden een partnerpensioen,
vergelijkbaar met nabestaandenpensioen maar zijn wel vereisten voor, meestal: notarieel
samenlevingscontract.
Als er geen testament beschikbaar is dan geldt het wettelijk erfrecht (erfrecht bij verstek genoemd of
versterferfrecht). Bij huwelijk of geregistreerd partnerschap erft de langstlevende krachtens de wet
de hele nalatenschap, verkrijgt eigendom van alle nagelaten goederen en is verplicht alle schulden te
voldoen. Erfenis= geheel van bezittingen- de schulden. Kinderen erven geldvordering op
langstlevende, die in beginsel pas opeisbaar is bij overlijden van langstlevende, behoudens
faillissement of schuldsanering. Testament kan hier van afwijken. Er wordt belasting geheven op
iemands nalatenschap, een langstlevende echtgenoot/ langstlevende geregistreerd partner geniet
van vrijstelling, ongeacht hoe lang het huwelijk of registratie duurde. Op vrijstelling wordt helft van
de waarde van pensioenaanspraken in mindering gebracht. De Schenk en Successiewet (SW) van 1-1-
2010 bepaald dat er per categorie erfgenaam 2 tarieven erfbelasting en schenkbelasting bestaan,
met 2 belastingschijven.
Belastingvrije voeten
Successierechten betalen als erfenis vrijgestelde bedrag overtreft
Relatie tussen cliënt en overledene en waarde van ontvangen erfenis bepalen welke voetvrijstelling
geldt, welk tariefgroep van toepassing is en welke percentages over verkrijging worden geheven.
Deel van belaste verkrijging Tariefgroep 1 Tariefgroep 1A Tariefgroep 2
€0- 118.254 10% 18% 30%
€118,24- hoger 20% 36% 40%
Vrijstellingsbedragen erfbelasting:
Partners €616.880
Kinderen en kleinkinderen €19.535
Zieke en gehandicapte kinderen €58.604
Ouders €46.266
Overige verkrijgers €2.057
SWS Onderscheidt groepen:
1. Echtgenoot, geregistreerd partner, kinderen, samenwoning buiten huwelijk
2. Broers, zussen, ouders en verder in opgaande lijn
3. Kleinkinderen en verdere afstammelingen
4. Andere verkrijgers
Successierecht is progressief: hoe meer de cliënt erft hoe meer belasting hij betaalt.