Samenvatting opvoeden 4 -12 jaar
Feldman Hoofdstuk 1 Een inleiding in de ontwikkeling van het kind
Ontwikkelingspsychologie (of levenslooppsychologie) is de wetenschappelijke studie naar patronen
van groei, verandering en stabiliteit bij mensen vanaf de conceptie tot en met ouderdom, maar met
een accent met de jaren tot volwassenheid.
Ontwikkelingspsychologie richt zich op de menselijke ontwikkeling. Sommige proberen de algemeen
geldende principes te doorgronden terwijl andere specifieker kijken.
Bijvoorbeeld: Naar de invloed van culturele verschillen op het verloop van de ontwikkeling of naar de
unieke aspecten van individuen; de kenmerken en eigenschappen die de ene mens van de andere
mens onderscheiden.
Ontwikkelingspsychologen houden zich niet alleen bezig met Groeien en veranderen, maar ook
met stabiliteit.
Welke periode en welke gebieden mensen in het leven veranderen en groeien Hoe bepaald
gedrag overeenkomt met eerder vertoonbaar gedrag.
Definitie ontwikkelingspsychologie Globaal
Reikwijdte van het gebied Aanzienlijk
Thematische gebieden binnen de ontwikkelingspsychologie:
- Fysieke ontwikkeling
- Cognitieve gebieden
- Sociaal-emotionele ontwikkeling
- Persoonlijkheidsontwikkeling
Fysieke ontwikkeling invloed van het lichaam op ons gedrag (hersenen, zenuwstelsel, spieren en
zintuigen, maar ook de behoefte aan eten, drinken en slaap).
Cognitieve ontwikkeling Begrijpen hoe de groei en verandering in intellectuele vermogens ons
gedrag beïnvloedt (denken, leren, geheugen, probleemoplossing en intelligentie).
Sociaal-emotionele ontwikkeling Hoe interacties van mensen en hun sociale relaties in de loop
van hun leven groeien, veranderen en stabiel blijven, en om de manier waarop zij in toenemende
mate hun emoties bewust ervaren en grip krijgen op hun emoties.
Persoonlijke ontwikkeling Gekeken naar stabiliteit en verandering in de karaktereigenschappen
die het ene individu van het andere onderscheiden (duurzame gedragingen/eigenschappen).
Leeftijdsgroepen en individuele verschillen: Schema uitgebreid per leeftijdsfase
- Prenatale periode Van conceptie tot geboorte
- Babytijd 0-2 jaar
- Peuter- en kleutertijd 2- 6 jaar
- Schooltijd 6 tot 12 jaar
- Adolescentie 12 tot 20 jaar
Doelgroep Leeftijd Doelgroep Leeftijd
Baby 0-1 jaar Puber 12-15 jaar
Dreumes 1-2 jaar Adolescent 15-18 jaar
Peuter 2-4 jaar Jongvolwassene 18-21 jaar
Kleuter 4-6 jaar
Jong basisschoolkind 6-9 jaar
1
, Ouder Basisschoolkind 9-12 jaar
Sociale constructie Een idee over de realiteit dat weliswaar breed geaccepteerd is, maar afhangt
van de maatschappij en de cultuur op een bepaald moment.
Prepuberteit De periode voorafgaand aan de puberteit, waarin al (hormonale) veranderingen in
het lichaam optreden, maar deze nog niet zichtbaar zijn van buitenaf.
Opkomende volwassenheidfase aparte fase die loopt van de late tienerjaren tot midden twintig.
- Niet langer adolescent, maar hebben evenmin de verantwoordelijkheden van de
volwassenheid op zich genomen.
- Verschillende identiteiten uitproberen, zelfkennis.
Biologische oorzaak De ene mens is sneller volgroeid dan de ander (omgevingsfactoren spelen en
rol).
Invloeden op de ontwikkeling: ontwikkelen in een sociale wereld
Cohort Een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde periode zijn geboren.
Normatieve gebeurtenissen Voor de meeste individuen binnen een groep op dezelfde manier
voltrekken (historisch, leeftijdsgebonden of sociaal-cultureel bepaald zijn).
- Cohorteffecten Zijn voorbeelden van historisch bepaalde invloeden; omgevingsinvloeden
en biologische invloeden die verbonden zijn aan een specifiek historisch moment.
- Leeftijdsgebonden invloeden Zijn biologische invloeden en omgevingsinvloeden die gelijk
zijn voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar of wanneer ze opgroeien.
Biologische invloeden: Puberteit. Ieder jongen en meisje wordt in dezelfde leeftijdsfase
geslachtsrijp.
- Sociaal-culturele invloeden Etnische afkomst, sociale klasse, lidmaatschap van een
subcultuur en dergelijke. (Omgevingsinvloed).
Niet – normatieve gebeurtenissen Dit zijn specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven
van een bepaald persoon, terwijl de meeste andere mensen hier niet mee te maken krijgen.
Bijvoorbeeld: Een kind dat op haar zesde haar ouders kwijtraakt bij een auto-ongeluk.
Rond 1600 kregen kinderen een eigen status. Voor die tijd werden kinderen gezien als
miniatuurvolwassenen.
Baby biografieën De eerste geschriften waarin kinderen methodisch werden bestudeerd (eind
1700 in Duitsland). Volgde de groei door diens fysieke en taalkundige mijlpalen vast te leggen.
Evolutietheorie Charles Darwin (1859). Observatie kinderen meer systematisch karakter.
“Begrip van de ontwikkeling individuen binnen een soort kon helpen om te achterhalen hoe de soort
zelf was ontwikkeld”. Charles Darwin.
Eind 18de en begin 19de eeuw Arbeidsproces grondig hervormd, veranderde kijk op kinderen als
goedkope arbeidskrachten (wetten, onderwijs).
De 20ste eeuw Ontwikkelingspsychologie als discipline. Eerste helft van de 20 ste eeuw ontstond er
een trend die een enorme invloed had op ons inzicht in de kinderlijke ontwikkeling.
Psychologen
Alfred Binet (Franse psycholoog) Verrichte niet alleen pionierswerk op het gebied van intelligentie
van kinderen, hij deed ook onderzoek naar het geheugen en hoofdrekenen.
Granville Stanley Hall Hij was de eerste die het denken en het gedrag van hun kinderen
onderzocht met behulp van vragenlijsten. Ook schreef hij het eerste boek waarin de adolescentie als
aparte ontwikkelingsperiode werd gezien.
2
,Gemeenschappelijk doel psychologen Ze wilde de aard van groei, verandering en stabiliteit tijdens
de kindertijd en adolescentie op een wetenschappelijke manier bestuderen. Zij hebben de huidige
positie van het vakgebied mogelijk gemaakt.
Continu verandering Is de ontwikkeling geleidelijk en vloeien de prestaties op een bepaald niveau
voort uit presentaties op de vorige niveaus.
- Kwantitatief (heeft te maken met hoeveelheid).
- Kinderen ontwikkelen steeds meer van hetzelfde.
- De vaardigheden of kenmerken veranderen dus niet van aard, maar wel in omvang.
Bijvoorbeeld: Verandering in lengte is dus continu, kinderen worden steeds langer lichamelijke
groei.
- Cognitieve ontwikkeling ook als continu
Bijvoorbeeld: Kinderen kunnen steeds beter en sneller lezen, maar het proces daarachter blijft
hetzelfde van letters en klanken.
Discontinu verandering Vindt plaats in aparte stappen of stadia. Elk stadium levert gedrag op dat.
- Kwalitatief (heeft te maken met inhoud en hoedanigheid). Gedrag anders.
- Vanuit het standpunt van de discontinue verandering bezien, kan een ontwikkeling abrupt,
met sprongetjes verlopen.
- Cognitieve ontwikkeling (Piaget)
Bijvoorbeeld: Bij een kind dat opeens niet meer in bed plast, wanneer het door rijping eenmaal zijn
blaas kan beheersen.
Kritieke periode Is een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de
grootste – en zelfs de onomkeerbare – gevolgen heeft. (Gebeurtenis grote impact).
- Kritieke perioden komen voor wanneer de aanwezigheid van bepaalde soorten
omgevingsstimuli noodzakelijk is voor een normale ontwikkeling.
(Rodehond begin zwangerschap)
Stimuli Prikkels oftewel veranderingen in de uitwendige of inwendige omgeving waarop een
organisme reageert.
Plasticiteit De mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of een fysieke structuur
veranderbaar is.
Gevoelige periode Tijdens een gevoelige periode zijn organisme extra ontvankelijk voor bepaalde
soorten stimuli in hun omgeving. Een gevoelige periode is de optimale periode voor bepaalde
vermogens om zich te ontwikkelen, een periode waarin mensen bijzonder gevoelig zijn voor
omgevingsinvloeden, hoeft niet altijd onomkeerbaar te zijn.
Bijvoorbeeld: Op een jonge leeftijd kun je gemakkelijk een tweede taal leren. Op latere leeftijd kan
dat ook wel, maar dat is een stuk lastiger.
3
, Verschil tussen kritieke en gevoelige periode Bij een kritieke periode wordt aangenomen dat het
permanente en onomkeerbare gevolgen heeft wanneer een zich ontwikkeld individu bepaalde
invloeden mist. Terwijl bij een gevoelige periode het ontbreken van bepaalde omgevingsinvloeden de
ontwikkeling kan verstoren, maar latere ervaringen deze tekorten weer kunnen opheffen.
Levensloopmodel Moderne theorieën leggen de nadruk op doorgaande groei en verandering in de
loop van het leven en op verbanden tussen verschillende perioden.
Focus op specifieke periode Vroege ontwikkelingspsychologen zien de kindertijd en de
adolescentie nadrukkelijk als de belangrijkste perioden.
Nature-nurturedebat De discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze eigenschappen.
Nature Aangeboren (eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun ouders
erven)
Maturatie Het proces van het zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische
informatie.
Nurture Omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen (biologisch, opvoeden, invloed
leeftijdgenootjes en maatschappelijke invloeden).
Groei, verandering en stabiliteit
- Groei (Van klein naar groot) (rijping)
- Verandering/differentiatie (van eenvoudig naar complex)
- Stabiliteit Iets blijft hetzelfde (persoonlijkheid)
Gebeurt door fysieke, biologische factoren (=groei), maar ook doorleren
- Actief contact met de omgeving
- Met ervaringen iets doen
Enkele te verwachten toekomsttrends zijn:
- Groeiende specialisatie, meer samenwerking tussen verschillende vakgebieden, meer
aandacht voor diversiteitsvraagstukken en een nog grotere invloed van de
ontwikkelingspsychologie op maatschappelijke kwesties.
Feldman Hoofdstuk 2 Theoretische perspectieven en onderzoek
Theorie Verklaring of voorspelling ten aanzien van een verschijnsel, die een raamwerk biedt om
de relaties tussen een reeks feiten of principes te begrijpen.
De vijf belangrijke perspectieven op de ontwikkeling van het kind:
- Psychodynamisch perspectief
- Het behavioristisch perspectief
- Het cognitief perspectief
- Het systemisch perspectief
- Het evolutionair perspectief
Psychodynamisch perspectief Freud (1856 tot 1939) en Erikson (1902 tot 1994)
Psychodynamisch perspectief Benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat gedrag
gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten, waarvan een persoon zich
nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft.
Voorbeeld: Scheiding ouders, contact verlies vader.
4