Probleem #1: What drives them?
Leerdoelen:
1. Wat is motivatie?
2. Welke strategieën zijn er om leermotivatie te stimuleren?
Leermotivatie: De neiging van studenten om academische activiteiten waardevol te vinden.
Motivatie: Een intern proces dat het gedrag activeert (arousal), leidt en in stand houdt voor een
bepaalde (langere) tijd. Met andere woorden: motivatie is dat wat ervoor zorgt wat je gaat doen, dat
je het blijft doen en bepaalt waar je probeert te gaan. Er zijn 2 typen:
• Intrinsieke motivatie: motivatie die ontstaat door interne persoonlijke factoren, zoals
behoefte, interesse en nieuwsgierigheid. De activiteit is al beloning-gevend.
• Extrinsieke motivatie: Motivatie dat voortkomt uit externe omgevingsfactoren, zoals de
beloningen, sociale druk en straffen. Oftewel: motivatie komt door redenen die niks met de
taak zelf te maken hebben.
Of je een intrinsieke of extrinsieke motivatie hebt hangt af van de Locus of causality = de locatie van
de oorzaak van het gedrag (de reden):
• Interne oorzaak= intrinsieke motivatie
• Externe oorzaak= extrinsieke motivatie
Het is te gemakkelijk om te denken dat de 2 typen motivatie zo gemakkelijk te onderscheiden zijn
van elkaar. Er kan ook sprake zijn van een combinatie, bijvoorbeeld: Een student leert hard om later
docent te kunnen worden. De student kiest er vrijwillig voor om te leren (intrinsiek) zodat hij later
zijn diploma kan halen (extrinsiek) waardoor hij uiteindelijk docent kan worden.
Vier benaderingen van motivatie:
1. Behavioral approaches: Volgens behavioristen ontstaat motivatie bij studenten door
stimulansen en beloningen (extrinsiek). Een reward (beloning) is een aantrekkelijk object of
evenement die gegeven wordt bij juist gedrag. Een incentive (stimulans) is een object of
evenement die gedrag aanmoedigt of ontmoedigd. Gedrag dat beloond wordt, wordt
herhaald en gedrag dat gestraft wordt, zal niet meer voorkomen en verdwijnen.
Self-Regulated learning: Leren resulteert uit de zelfgeproduceerde gedachten en gedragingen die
georiënteerd zijn naar het doel van de student. Dus studenten die gemotiveerd zijn om dingen te
leren, zullen hun ‘leergedrag’ organiseren, leerplannen en –doelen maken en ze zullen de informatie
die ze opgenomen hebben, behouden. Deze motivatie komt van verschillende bronnen: -
- Modeling: hierbij nemen de studenten de self-regulated gedrag/ strategieën van andere
mensen over.
- Goal setting: studenten maken hun eigen leerdoelen.
- Feedback: studenten die weten hoe ze bezig zijn (goed/ slecht) zullen hun leerdoelen aan de
hand van die feedback wijzigen, zodat ze er beter uitkomen.
2. Humanistic approaches: In deze benadering wordt motivatie gezien als een ‘drive’ om
menselijke behoeftes en verlangen te bevredigen. Drives zijn behoeften, zoals voeding,
onderdak, liefde, verpleging en een positieve eigenwaarde, die bevredigd moeten worden.
Het gaat hier dus om intrinsieke motivatie. Humanistic interpretation: Een benadering voor
motivatie die de nadruk legt op persoonlijke vrijheid, keuzes, zelfbeschikking en het streven
naar persoonlijke groei (zelfactualisatie). Een voorbeeld hiervan is Maslow’s Hierarchy:
1
,Volgens Abraham Maslow (1970) hebben mensen een hierarchy of needs. Behoeftebevrediging is
nodig voor zowel fysieke als psychologische gezondheid. Een behoefte moet onbevredigd zijn om
motiverend te zijn en mensen worden gemotiveerd door de onderste onbevredigde behoefte. Je
begint onderaan en kan pas naar de volgende behoefte wanneer de eerste bevredigd is.
1) Primair: behoefte aan primitieve en fundamentele behoeften (eten, drinken enz.).
2) Bestaanszekerheid/ Veiligheid: behoefte aan fysieke en psychologische veiligheid (voorspelbare/
niet bedreigende omgeving).
3) Sociale behoefte (belongingness): behoefte een band te voelen met ander persoon/ groep.
4) Eigenwaarde: behoefte gerespecteerd te worden door jezelf en door anderen.
• De eerste 4 (lower-level) behoeften worden ook wel deficiency needs genoemd. Wanneer
aan deze behoeften wordt voldaan neemt de motivatie om ze te vervullen af.
5) Zelfactualisatie: behoefte jouw potentie te vervullen “het ultieme doel”.
(Uitzondering: sommige mensen vinden hogere behoeften belangrijker en in het Westen heeft men
niet veel te maken met de onderste lagen die al bevredigd zijn).
• Het laatste niveau bestaat uit intellectuele prestatie, esthetische waardering en uiteindelijk
zelfactualisatie (higher-level). Deze worden ook wel being needs genoemd. Wanneer een
persoon deze behoefte vervuld blijft hij of zij gemotiveerd om nog verder te ontwikkelen. De
laatste behoefte kan nooit volledig vervuld worden!
Toepasbaar op school: Kinderen waarbij hun gevoel van veiligheid wordt bedreigd, bijvoorbeeld
wanneer hun ouders gaan scheiden, hebben vaak minder interesse in onderwijs. Ook is het voor
studenten belangrijk om bij een sociale groep te horen en om gewaardeerd te worden binnen deze
groep. Wanneer dit wordt bedreigd door een leraar of bepaalde taak zullen zij dit eerder negeren/ er
niet op in gaan (sociale behoefte/eigenwaarde komen voor zelfactualisatie).
Kritiek:
- Mensen gedragen zich niet altijd volgens de theorie. Velen bewegen constant op en neer in
de piramide en kunnen ook gemotiveerd worden door meerdere behoeften tegelijkertijd. -
Te veel gericht op de westerse cultuur
Self-determination theory: De kern van de theorie wordt gevormd door de stelling dat er drie
natuurlijke basisbehoeften zijn die, indien deze bevredigd worden, een optimale functionering en
groei van een persoon toestaan. De drie aangeboren psychologische basisbehoeften:
- Competentie
- (Relationele of sociale) Verbondenheid
- Autonomie en controle
2
,Need for autonomy is een belangrijk concept binnen deze theorie: De behoefte om zelf wensen en
doelen te hebben in plaats van externe beloningen en straffen die onze acties bepalen. Deze mensen
willen hun eigen gedrag en handelingen bepalen.
Toepasbaar op school: leraren die self-determination en autonomie bij studenten aanmoedigen
worden geassocieerd met een grotere interesse bij de studenten, meer creativiteit, competentie en
het zoeken naar uitdagingen. Wanneer er sprake is van een strenge gecontroleerde omgeving zullen
leerlingen eerder naar een makkelijke uitkomst zoeken. Om een student zijn autonomie te
ondersteunen moet er worden gefocust op informatie en niet op controle.
3. Cognitive & social cognitive approaches : Mensen worden gezien als actief, nieuwsgierig en
opzoek naar informatie om persoonlijke relevante problemen op te lossen. Cognitieve
theorieën focussen zich dus op intrinsieke motivatie. Het is ontstaan als reactie op de
behavioral approaches. Gedrag wordt bepaald door onze gedachten en niet simpelweg door
beloningen en straffen. Gedrag wordt bepaald en gereguleerd door plannen, doelen,
schema’s en attributies.
Cognitive evaluation theory: Deze theorie verklaard hoe bepaalde gebeurtenissen invloed kunnen
hebben op een student zijn intrinsieke motivatie door de invloed hiervan op hun self-determination
en competentie. Volgens de theorie hebben alle gebeurtenissen 2 aspecten:
- Controlling
- Informational
Wanneer er sprake is van een hoge controle (leerlingen voelen zich gedwongen om iets te doen), dan
zal hun intrinsieke motivatie afnemen. Wanneer een gebeurtenis informatie geeft waardoor de
student zijn competentie toeneemt, dan zal ook zijn intrinsieke motivatie toenemen. Het kan beide
kanten op gaan.
Toepasbaar op school:
Een leraar zegt tegen zijn student: ‘goed gedaan! Je hebt mijn instructies precies opgevolgd en
daarom heb je nu een 10 voor je verslag’. In dit geval maakt de leraar een hoog gecontroleerde
opmerking (hij geeft de eer aan zichzelf). De student zijn intrinsieke motivatie neemt nu af. Een
leraar zegt tegen zijn student: ‘goed gedaan! Het begrijpen van de moeilijke metaforen van die
auteur gaat al veel beter! Je verdient een 10.’ Deze opmerking geeft informatie over de student
zijn groeiende competentie en zorgt voor een hogere intrinsieke motivatie bij de student.
Attribution theory: Cognitieve theorie van motivatie die zich richt op hoe mensen hun successen en
falen verklaren (extrinsieke en intrinsieke motivatie). Volgens Weiner zijn er 3 dimensies:
- Locus: De locatie van de oorzaak. Deze kan intern of extern zijn.
- Stability: of de oorzaak hetzelfde blijft (‘ik kan dit toch niet’) of dat het kan veranderen (‘het
onderwerp ligt gewoon niet’). Dit is gerelateerd aan de verwachtingen van de toekomst.
- Controlability (of responsability): of de persoon de oorzaak kan controleren (‘de volgende
keer doe ik het beter’) of dat het oncontroleerbaar is (het lukt me toch niet, tenzij ik geluk
heb’) → locus of control. Dit wordt gerelateerd aan emoties, zoals schuld, angst,
teleurstelling en schaamte.
Er zijn 4 soorten uitleg mogelijk voor succes en falen:
- Interne uitleg: Dit bedraagt de ability en de moeite die iemand erin steekt. Ability wordt
gezien als stabiel, terwijl de moeite gezien wordt als instabiel.
- Externe uitleg: dit zijn de moeilijkheden van de taak zelf en het hebben van geluk.
Taakmoeilijkheden wordt tevens gezien als stabiel, maar geluk is oncontroleerbaar en
instabiel
3
, Een aanname van dit theorie is dat mensen geneigd zijn een positief zelfbeeld te hebben: succes
wordt toegeschreven aan hun eigen ability’s en moeite (intern), maar falen wordt toegeschreven aan
externe factoren die niet onder hun controle was.
Studenten proberen ook bij falen hun gezicht te beschermen tegenover hun leeftijdsgenoten en
vrienden. Ze proberen dan te uitleggen waaróm ze gefaald hebben.
4. Sociocultural approaches: Leerlingen zullen meer gemotiveerd zijn/raken als ze deel zijn van
een bepaalde gemeenschap (groep) die ‘leren’ waardeert. Identiteit staat centraal.
Leerlingen voeren bepaalde taken/activiteiten uit om zo bij een bepaalde groep te kunnen
horen. Ze zijn gemotiveerd om te leren wanneer ze bij een groep of klas horen waarbij leren
centraal staat/belangrijk is. (Deze approach is zowel intrinsiek als extrinsiek, waarschijnlijk
iets meer intrinsiek).
Legitimate peripheral participation: Beginners zijn werkelijk betrokken bij het werk van de
groep, zelfs als hun vaardigheden onderontwikkeld zijn en hun aandeel minimaal is. De
beginners zullen gemotiveerd raken om de waarden en praktijk van de gemeenschap te leren
om hun identiteit als ‘lid’ te behouden.
Goals
Een goal is een resultaat op uitkomst die een individu probeert te bereiken. Wanneer studenten naar
een bepaald doel toe werken is er sprake van goal-directed behavior. \
Er zijn 4 goal orientations:
- Mastery goal (learning of task goal): Het doel is om te verbeteren en om te leren. Studenten
met mastery goals zoeken naar uitdagingen en houden vol wanneer ze tegen moeilijkheden
aanlopen. Ze letten niet op hun performance. Er is sprake van intrinsieke motivatie. Ze
Worden ook wel task-involved learners genoemd. (Remy → vignet 1)
- Performance goal (ability of ego goal): studenten met deze doelen willen graag hun
vaardigheden tonen aan anderen. Ze zijn gefocust op het halen van goede cijfers of ze willen
graag beter zijn dan anderen. Performance is belangrijker als leren. Er is sprake van
4