100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Waarnemen & Bewegen €6,99   In winkelwagen

College aantekeningen

Waarnemen & Bewegen

 14 keer bekeken  0 keer verkocht

Alle aantekeningen van de colleges van het vak waarnemen en bewegen. Met alle theorieën en voorbeelden.

Voorbeeld 4 van de 31  pagina's

  • 7 januari 2021
  • 31
  • 2020/2021
  • College aantekeningen
  • A. anoniem
  • Alle colleges
Alle documenten voor dit vak (12)
avatar-seller
aniquejulien
Aantekeningen Waarnemen & bewegen

College 2.1
The perceptual process

1. Stimulus in de omgeving
2. Licht reflecteren en focussen
3. Receptor proces
4. Neuraal proces (mbt. Zenuwen)
5. Perceptie (behavioral respons)
6. Herkenning (behavioral respons)
7. Actie




Verschil sensation en perception: een simpele stip op een papier is gewoon een stip. Drie
stippen op een papier maar een driehoek. Meerdere stippen op een papier kunnen een
voorwerp voorstellen.
- Sensation: de simpele stip op het papier
- Perception: wordt vanuit de simpele stippen met kennis opgebouwd waardoor er een
voorwerp of figuur wordt herkend. Ontstaat na processing van de stippen.
 Stimulie komen op de receptoren, die moeten bij elkaar komen en met kennis zorgt dat
voor perceptie.

The perceptual process
1. Distal stimulus: er is een stimulus in de omgeving waardoor het proces begint. Dit is
de distale stimulus.
2. Light is reflected and focused: Er valt ligt vanaf de stimulus op het netvlies van het
oog. Dit is de proximale stimulus. Hier vindt de focus plaat van het voorwerp.




Principle of transformation: er vindt bij deze twee stappen een transformatie plaats. Dit
gebeurt constant in het proces.

Principle of representation: er is een echt voorwerp, maar op het netvlies is het een
afbeelding. Ons perceptuele systeem is gebaseerd op de proximale stimulus (afbeelding).
Want de afbeelding representeert het echte voorwerp. Hierbij kunnen problemen ontstaan.

, 3. Receptor processes: in de receptoren (staafjes en kegeltjes) wordt het licht dat op de
retina valt omgezet in elektrische energie. Hier kunnen de hersenen wat mee.
- Transductie: Het omzetten van de lichtenergie naar de elektrische energie.

4. Neural processing: verwerking van de informatie door de hersenen. Elke zintuig heeft
een andere plek in de hersenen waar het binnenkomt, dit zijn primary receiving
areas. Licht komt in de occipital kwab (achterin).

5. Perceptie: het bewust zijn van een voorwerp. Je ziet vormen en kleuren van
voorwerpen.

6. Recognition: het plaatsen van de vormen en kleuren van de voorwerpen tot een
object. Dus de objecten in een categorie plaatsen.

 Visual form agnosia: aandoening waarbij je wel perceptie hebt maar geen recognition.
Het is wel mogelijk om vormen te zien maar het is net meer mogelijk om deze voorwerpen in
een categorie te plaatsen wat het is. Je kan wel gezichten herkennen omdat dat een ander
gebied in de hersenen is.

7. Action: Van recognition en perceptie in actie komen. Dit is de meest wonderbaarlijke
transformatie in het perceptuele proces (hoofdstuk 7).

Knowledge: alle kennis dat de ontvanger van de stimulus zelf uit het verleden mee neemt in
de situatie. Dit speelt een rol bij het herkennen en het waarnemen. Dit komt van de
waarnemer zelf in het proces. Plaatje van man en muis (figuur 1.7) laat zien dat de kennis
beïnvloed kan worden.

 Bottum-up processing: het hele schema
 Top-down processing: op basis van kennis

,College 2.2
Versimpelend model van het Proceptual process schema:


Oblique effect: Het effect dat de horizontale en verticale
strepen in afbeeldingen beter te zien zijn dan schuine
strepen. Als er afbeeldingen zijn met hele grove vormen
dan is het makkelijker te zien dan afbeeldingen waarbij
de vormen heel fijn zijn (figuur 1.10). Je kunt in deze
afbeeldingen bij 2 van de 3 nog lijnen zien maar bij de
andere niet. Horizontale en verticale strepen kan je als
ze fijner zijn beter zien dan schuine strepen.

Studies van perception:
- Stimulus-Perception relationship: oblique effect meten
- Stimulus-Physiology relationships: hersenactiviteit relateren aan stimuli.
Bij dieren kijken naar hun hersenactiviteit. Je laat de verticale, horizontale en
schuinen strepen zien. Bij de meeste dieren is het zo dat de hersenactiviteit groter
is bij verticale en horizontale strepen.
- Physiology-Perception relationship: Inschattingen van strepen maken en kijken waar de
persoon gevoeliger voor is. Je hebt dan de fysiologie gemeten en het gedrag, de
inschatting.

 Er zijn ook cognitieve invloeden van deze relaties. Je wilt deze relaties in kaart brengen
om perceptie te begrijpen.

Wat kan je met het meten van Perceptie:
1. Absolute thresholds (drempels): minimale stimulus dat nodig is dat er iets veranderd
aan een object. Bijvoorbeeld hoe snel een bal moet bewegen om te zien dat die
verplaats is.

2. Difference thresholds: minimale verschil tussen twee stimulus om te bepalen of er
een verschil is in beweging tussen twee objecten. Bijvoorbeeld het verschil in
snelheid tussen twee ballen om te bepalen welke sneller en welke langzamer ging.

3. Magnitude estimation: relatie tussen een stimulus en de meetschaal waar de
stimulus op gemeten wordt. Bijvoorbeeld een persoon hoe lang die is en het aantal
centimeters dat hij lang is.

4. Identity of stimulus: vertellen wat je ziet
5. Reaction time: bij bewegingen om te bedenken hoe verschillende processen in elkaar
zitten.
6. Phenomenological description: met bepaalde fenomenen kan je vragen wat mensen
zien. Bijvoorbeeld vaas of gezichten
7. Action: met welke actie reageren mensen bij dingen die zich voordoen. Actie volgt
perceptie.

, College 2.3
Drie methodes om de absolute threshold te meten:
1. Method of limits: je neemt een bepaald verschijnsel en je verandert het steeds tot
mensen aangeven dat ze het verschijnsel niet meer kunnen waarnemen.
Cross-over value: De waarde waar het verschijnsel voor het eerst niet meer
waargenomen kan worden.
2. Method of adjustment: verschil met method of limints is dat bij method of limits de
experimentator de verandering veroorzaakt en bij de method of adjustment
veranderd de proefpersonen de veranderingen tot het verschijnsel dus niet meer
waar te nemen is.
3. Method of constant stimuli: voor elke stimuli intensiteit bied je de stimuli een aantal
keer aan. Je telt de percentages dat mensen aangeven het verschijnsel waar te
nemen bij elkaar op. De resultaten in een grafiek bieden een S-kromme, de
psychofysische curve. Hierin is belangrijk wanneer die door de 50% gaat, dat is de
threshold en de steilheid, dat zegt iets over de precisie van het waarnemen.
-> Nadeel: Er moeten veel meer metingen gedaan worden bij deze methode.
-> Voordeel: Het is heel nauwkeurig en zegt iets over het hele bereik van de
waarneming.

Wetten van de psychofysica:

De wet van Weber  Difference threshold
Minimale verschil tussen twee stimuli dat kan worden waargenomen, maar daar is een
bepaald percentage voor nodig.


Voorbeeld:
Er zijn twee ballen met een snelheid. Bal 1 heeft een snelheid van 300. Bal twee heeft een
grotere snelheid van 400. Het verschil (delta I) is 100. De intensiteit van de standaard stimuli
(I) was 300. K is gelijk aan delta I / I. Dus 100/300 = 0,33.

Stefans’ Power Law  Magnitude estimation (inschatten van grootte)
De grootte bepalen van een object is niet makkelijk. Wanneer een verschijnsel (bijvoorbeeld
geluid) met even grootte stappen toeneemt, hoeft dat niet te betekenen dat de waarneming
ook met even grootte stappen toeneemt. Dus het fysieke wat je doet, wordt niet lineair
waargenomen.

Voorbeeld:
Respons compression: De waarneming wordt steeds minder groot bij even
grootte veranderingen van de stimulus, bij helderheid.
Respons expansion: De waarneming wordt steeds groter bij een even grootte
verandering van de stimulus, bij elektrische schok.

 Deze formule vat alle curves samen
P: inschatting S: stimulus intensiteit k: constante n < 1 = respons compression n > 1 respons
expansion

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper aniquejulien. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67474 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,99
  • (0)
  Kopen