Samenvattingen boek
“Sociale psychologie”
,Samenvatting hoofdstuk: 1 Het belang van menselijke relaties
Leven in een moderne samenleving
- Leven in een groepsverband en aangaan van relaties levert voordelen op
- Mensen zijn met elkaar verbonden door allerlei psychologische en emotionele ‘bindmiddelen’, zoals
gevoelens van empathie, verliefdheid en vriendschap.
- Leven in de moderne westerse maatschappij lijkt amper meer op vroeger
- Het brein van mensen is nog steeds afgestemd op periodes van schaarste en moeilijkheden en niet op
voortdurende welvaart.
- Mensen die een gebrek aan goede relaties hebben, bijvoorbeeld door gescheiden, zijn niet alleen
vaker depressief en eenzaam, maar hebben ook een grotere kans dat ze eerder overlijden,
opgenomen te worden in inrichting of hart- en vaatziekten.
- Sociale contacten vormen een buffer tegen stress: contacten en relaties met anderen zorgen ervoor
dat stress minder vat op mensen heeft. Met anderen ergens over praten bijvoorbeeld.
- Laatste decennia meer stress ervaren; komt door snellere manier waarop onze maatschappij werkt en
de eisen die aan mensen worden gesteld.
- Partners die veel ruzie maken, hogere bloeddruk, slechtere bloedsuikerspiegel en meer stresservaring
dan partner die weinig ruzie maken.
- Sociale media zoals Facebook kan ervoor zorgen dat mensen minder tevreden zijn met hun leven,
omdat mensen zich alleen van hun beste kant laten zien.
Sociale steun als overlevingsmechanisme
- Relaties vormen een belangrijke bron van sociale steun – sociaal kapitaal
- Sociale steun is erg belangrijk in tijden van onzekerheid, tegenslag en stress.
- Hoe meer levensgebeurtenissen mensen in korte tijd (trouwen, overlijden partner, geboorte)
meemaken, hoe groter de kans is dat ze stress ervaren en (ernstig) ziek worden.
Psychische problematiek stijgt dan en er ontstaat bijvoorbeeld alcoholverslaving.
- Sociale steun kan de negatieve effecten van ingrijpende gebeurtenissen verminderen en voorkomen
en is daarmee van levensbelang.
Conclusie:
Hoe meer ingrijpende levensgebeurtenissen, hoe slechter de gezondheid
Hoe meer sociale steun, minder vatbaar voor negatieve invloed van ingrijpende levensgebeurtenissen
Sociaal kapitaal: betreft de bronnen waartoe mensen via hun relaties met andere toegang hebben. Sociale steun
is daarvan 1 van de belangrijkste. Sociale steun kan 4 vormen aannemen:
1. Emotionele steun; mensen helpen elkaar op emotioneel gebied, hart onder de riem steken, arm om
iemand schouder leggen. Het geeft mensen het gevoel te worden begrepen en er niet alleen voor te
staan.
2. Informationele steun; informatie van anderen helpt mensen op weg (bijvoorbeeld iets aanvragen).
3. Instrumentele steun; praktische dingen voor elkaar doen (zorgen voor planten of huisdieren bij
vakantie.
4. Waarderende steun; geeft mensen het gevoel dat ze goed bezig zijn, dat anderen het op prijs stellen
wat ze doen.
Openlijke steun: zowel degene die helpt als degene die wordt geholpen zich realiseert dat er steun plaatsvindt.
Vaak vindt dit ‘onzichtbaar’ plaats, dus dan hebben ze het niet echt door van elkaar. Omdat de steun niet wordt
gezien vaak, kan de onzichtbare steun het gevoel hebben dat de steun niet wordt gewaardeerd.
Waargenomen steun: Deze steun is zo belangrijk dat zelfs al het idee dat steun in geval van nood beschikbaar
is, stress vermindert. Het idee dat er mensen zijn op wie men kan terugvallen en die kunnen helpen.
Prosociaal gedrag of altruïsme: andere term voor het helpen van andere mensen. Waarom kunnen mensen
prosociaal gedrag vertonen:
Reden 1: Mensen delen een genetische band: door het helpen van familie helpen ze dus ook hun eigen genen
om te overleven, ook al zitten ze in het lichaam van een ander.
Reden 2: Verbetert de eigen reputatie: mensen die andere helpen, zijn namelijk populairder, geliefder en
worden eerder als leider gekozen. (BNN’ers vaak steunen van goede doelen)
Reden 3: Mensen voelen empathie voor de ander; empathie belangrijkste reden dat mensen iemand in nood
helpen. Ze willen zonder eigenbelang, de ander helpen
,Reden 4: Mensen zijn gemotiveerd om onlustgevoelens te verminderen; men kan niet aan de situatie
‘ontsnappen’ bijvoorbeeld buurkind dat hard is gevallen, kan je moeilijk negeren, is erg onfatsoenlijk.
Reden 5: Mensen zijn gemotiveerd om zich goed te voelen; door het helpen van mensen, proberen ze
onbewust in een betere stemming te komen. Geeft je het gevoel dat je belangrijk bent voor de ander.
Reden 6: Mensen ervaren plichtsbesef; voelen zich om wat voor reden dan ook verplicht te helpen.
Bijvoorbeeld een familielid helpen.
Reden 7: Mensen streven naar wederkerigheid; mensen helpen anderen, omdat ze hopen dat zij hun ook
helpen in de toekomst als het nodig is. Wederkerig = voor wat hoort wat. Degene die meer geeft als neemt
voelt zich na een tijd wrokkig. Degene die meer ontvangt dan geeft, kan zich schuldig of afhankelijk gaan voelen
en het gevoel hebben de ander iets verschuldigd te zijn. Ook dat voelt niet prettig. Geven en nemen moeten
dus in balans zijn, wil iedereen zich goed voelen.
Wetenschappers zijn het over 1 ding eens als het gaat over helpen; de rol van empathie. Dat stimuleert
hulpgedrag. Empathie is deel een bewuste en deels een onbewuste aangelegenheid.
Onbewuste aangelegenheid - Emotionele besmetting: mensen nemen onbewust, emoties van elkaar over en
leven zich automatisch in te leven in de ander.
Bewuste aangelegenheid: iemand toont empathie in een gesprek, doet zijn best om zich in te leven, te luisteren
en vraagt zich af om in die situatie te verkeren.
De één is meer empathisch als de ander, vrouwen vooral meer als mannen.
Hulpverlenerssyndroom; als het helpen van mensen een manier is om het zelfbeeld positief te houden: men
moet helpen om zich goed te voelen. Het kan ertoe leiden dat een hulpverlener het niet kan loslaten, omdat hij
het zo graag wilt. Of als de hulpverlener problemen teveel mee naar huis neemt.
Samenwerken als overlevingsmechanisme
Samenwerken kan in grote groepen (collecteren) en in kleine groepen (voetbalteam).
- Om samen te werken moeten mensen het idee hebben dat ze er baat bij hebben; er worden ook
individuele doelen van de groepsleden bereikt.
- Er moet sprake zijn van positieve interdepentie: mensen een doel alleen maar kunnen bereiken als
anderen met wie ze te maken hebben, ook hun doelen willen bereiken.
- Negatieve sociale interdepentie: situatie dat mensen hun doel alleen kunnen bereiken als de ander dit
juist niet lukt. Dan is er sprake van competitie ipv samenwerking.
- Groepsdoelen: motiveren en scheppen eenheid, ze versterken de cohesie (de mate waarin mensen
zich tot elkaar aangetrokken en verbonden voelen) in een groep.
- Cohesie: nodig om voldoende vertrouwen te creëren binnen een groep. Belangrijke voorwaarde voor
de samenwerking.
- Rechtvaardig worden behandeld: is ook erg belangrijk. De opbrengsten van de groep moeten
(ongeveer) eerlijk worden verdeeld over de groepsleden.
Conclusie: Voor een optimale samenwerking moeten er sprake zijn van: positieve sociale interdependentie,
groepsdoelen, cohesie, vertrouwen en een gevoel van rechtvaardigheid.
Soms hebben mensen geen zin in samenwerking. Ze zien de zin er niet van in en geen voordeel erbij.
Eigenbelang en collectieve belang staan dan tegenover elkaar sociaal dilemma (voorbeeld over de vissers
oceaan leeghalen, denken aan hun zelf, maar moeten ook op de lange termijn denken).
- Bij een sociaal dilemma gaat samenwerken niet vanzelf.
- Als er sterke sociale normen(gedragsregels) heersen, zullen mensen in een sociaal dilemma ook sneller
bereid zijn om samen te werken.
- Sociale normen vormen een leidraad voor het gedrag van de groepsleden: die normen geven aan wat
ze van elkaar verwachten en hoe ze zich dienen te gedragen. Bij een schending van sociale normen,
kunnen mensen boete krijgen of als er geen formele sanctie op staat, kritiek krijgen en afkeuring over
zich heen. Je wordt door anderen beschouwd als asociaal of onbetrouwbaar.
, Onderscheid tussen sociale normen:
1. Descriptieve normen: geven aan wat mensen denken dat anderen mensen in een bepaalde situatie
doen wat ze andere mensen zien doen (bijv. snoeppapier gooien ze toch op straat)
2. Injunctieve normen: geeft aan wat door de groep als gewenst en ongewenst beschouwt (snoeppapier
hoort in prullenbak).
Descriptieve normen hebben een sterkere invloed op het gedrag in een groep dan injuncieve normen. Als ze
niet overeen komen dan zal dus het snoeppapier gewoon op straat worden gegooid en niet in de prullenbak.
Wat er werkelijk gebeurt of wat mensen denken dat er gebeurt, bepaalt of mensen kiezen voor het
eigenbelang of het collectieve belang. Als het om samenwerking gaat komen deze vormen wel overeen, de
meeste mensen gedragen zich zoals de groep voorschrijft.
Voortplanting als drijfveer
- Sociale contacten en relaties maken voortplanting mogelijk.
- Vroeger was het ook vooral handig bij het krijgen van kinderen dat ze een oudedagsvoorziening
hadden als ze oud of ziek werden. Tegenwoordig is het krijgen van kinderen niet perse meer nodig om
die reden.
- De drang om zich voor te planten zorgt ervoor dat mensen elkaar opzoeken, verliefd op elkaar
worden, seks met elkaar hebben, samen kinderen krijgen en voor deze kinderen zorgen.
- Voortplanting heeft tegenwoordig een hele andere betekenis gekregen, er is sprake van
overbevolking. De mensen kiezen er nu bewust wel of niet voor.
- Vroeger waren mensen ook bang voor uitsterving, want ook de levensverwachting was lager toen.
- Toch speelt er in veel mensen nog steeds het feit dat de voortplanting onbewust als iets essentieels
beschouwt wordt, ook al is het nu veel minder noodzakelijk.
Sociale netwerken
Onder het sociale netwerk wordt verstaan; het geheel van mensen met wie rechtstreeks min of meer
duurzame banden worden onderhouden voor de vervulling van dagelijkse behoeften, zoals de behoefte aan
steun, ontspanning en het gevoel erbij te horen (denk aan ouders, familie, vrienden, kennissen, collega’s)
- Het is niet altijd nodig om die persoon ook in levenden lijve te zien of echt ontmoet te hebben.
- Uit onderzoek blijkt dat mensen die in aanraking komen met de hulpverlening door psychische,
emotionele of sociale problemen, vaak een veel kleiner sociaal netwerk hebben. Als ze wel relaties
hebben dan zijn die vaak uit balans. Vaak wordt er veel geïnvesteerd in dit soort mensen, maar wordt
er niks mee gedaan en daardoor worden mensen ‘hulpmoe’ en gaan zich terugtrekken uit
zelfbescherming.
- De één heeft behoefte aan een groot sociaal netwerk, de ander vind het juist fijn om een klein sociaal
netwerk te hebben. Meestal heb je maar met 7 personen echt een intiem contact (ook wel de
steungroep genoemd) Daar zijn mensen heel close met elkaar en die mensen zoeken ze op bij
emotionele problemen of crises.
- Sympathiegroep: de groep mensen met wie men goed kan opschieten en waarbij men, als iemand uit
deze groep personen zou te komen overlijden erg overstuur zou raken. Gemiddeld is deze groep
tussen de 15 en 20 personen.
- Weakties: de buitenste cirkel van sociale netwerk; de bakker, iemand op de chat waarmee je goed kan
opschieten maar alles is heel globaal. Het zijn vrijblijvende
contacten, die vooral plezier en weinig verplichtingen opleveren.