Literatuur bedrijf en Regio
Week 1
Raspe, O., Weterings, A., Geurden-Slis, M. & van Gessel, G. (2012), De ratio van het
ruimtelijk economisch topsectorenbeleid. Den Haag: PBL
Inleiding
- Zogeheten agglomeratie- en clustervoordelen zorgen ervoor dat bedrijven in stedelijke
economieën en clusters productiever zijn, harder groeien en een groter innovatief vermogen
hebben dan bedrijven buiten de stedelijke gebieden
o Dit telt niet voor alle typen bedrijven of voor alle typen steden
- De prestatie van een regio heef tonder andere temaken met haar economische structuur.
o Zoals het hebben van veel groeisectoren
o En het type bedrijvigheid/ aanwezigheid van andere bedrijvigheid – kennisspillovers
en aanwezigheid van toeleveranciers en afnemers.
- Andere kwaliteiten:
o Beschikbaarhied
o Aanwezigheid van kennisinstituren
o Kwaliteit van arbeidskrachten
o Aanwezigheid van voorzieningen
- Dus: veel van het economische succes komt voort uit regios of is te relateren aan de
regionale omstandigeden waarin bedrijven functioneren.
- Of en hoe kan het ruimtelijke0-economisch beleid bijdragen aan het succes van stedelijke
economscieen en clsuters.
Topsectoren in perspectief.
- Het ruimtelijk-economsich beleid heeft 2 typen doelen:
o Wegwerken van rehionale achterstanden of het ondersteunen van sectoren in
specifieke regio’s. equity/ egaliseringsbeleid om welvaarsverschillen tussen regios
verkleinen.
o Efficientie-belid op de productiviteit en de export te stimuleren.
- Eerst speelde voornamelijk het equity beleid een grote rol maar dit veranderde in 2004.
Vanaf dat moment zijn het vooral het groeiermogen van de concurrentiepositie die in het
ruimtelijk-economsiche beleid centraal staan.
- Pieken in de delata: het rijk wi de economische groei in alle regio;s stimuleren door de
regiospecifieke kansen te benutten die van antionaal belang zijn.
- Ok uit de recentie bedrijfslevennota wordt er gericht op efficientie. Concurrentiekrqacht van
nederland staat centraal. In dit beleid staan vooral sectoren centraal ipv regios. Ook meer
gericht op decentraal beleid, het rijkt trekt zich dus terug uit het regionaal-economisch
domei.
- Kortom, de meest recente ruimtelijk-economische beleidsnota’s nemen afstand van de
egaliseringsdoelstelling van het ruimtelijk-economisch beleid. Het gaat in dat beleid niet
langer om het wegwerken van regionale achterstanden maar juist om de sterktes en potenties
van bepaalde sectoren in de regio’s (efficiëntie). Er is echter een belangrijk verschil tussen
beide op efficiëntie gerichte nota’s. Waar het vertrekpunt van Pieken in de Delta de regio’s
betreft, en in die regio’s pieken – lees sectoren – zijn gedefinieerd, kiest de topsectorenaanpak
van de Bedrijfslevennota primair voor een se
- Kortom, zonder informatie over de ruimtelijke concentratie van de topsectoren – informatie
die niet is gebaseerd op de relatieve specialisaties van de regio’s, maar op de daadwerkelijke
concentraties van bedrijven – is het voor het Rijk lastig om de potenties van de verschillende
regio’s in te schatten en om een effectief regionaal-economisch beleid te voeren.
,Aan welke informatie is behoefte?
- 3 ingredienten die fundamenteel zijn om in de bovenstaande lactunes te kunnen voorzien:
1. Informatie over de ruimtelijke spreiding van de topsectoren: waar concentreren
de topsectoren zich in Nederland
De veronderstelling is dat bedrijven in clsuters en agglomeraties
profiteren van urbanisatie- en localisatievoordelen en daardoor
productiever en innovativer zijn dan andere bedrijven.
2. Concentraties van bedrijven zijn vooral interessant als het cluster ook een
bepaalde massa heeft
Het aantal vestegingen en het aantal vanen van de cluster
3. Regionale specialisatie
Als een regio een sterke sepcialisatie in een cluster kent, dan sluit
het beleid van een regio waarschijnlijk gemakkelijk aan bij het
antionale topsectorenbeleid.
De ruimtelijke weerslag van de topsectoren: resultaten van de analyse
- Waar concentreren de topsecotren zich in nederland?
o Agro&food: randstad
o Life sciences & health: randstand
o High tech en materialen: randstand, midden nederland en noord brabant
o …..
- Voor het rijke interessante regio’s
o Regios die voor het rijke interessant zijn kenen een sterke clustering van de
topsecotren met een relatief groot aantal banen, terwijl de topcector terhelijkertijd
een belanhrijke pijnler is van de regionale economie.
- Welke topsectoren kennen een sterke concentratie?
o De diensten zijn veel sterker geclsuterd dan de industrie
o Creatieve industrie is sterk geclusterd
o High-tech diensten zijn minder sterk geclusterd
- Conclusie: : de topsectoren zijn niet gelijkelijk over Nederland verdeeld; ze concentreren zich
in verschllende regio’s. bovendien zijn in deze regio’s vaak meerdere topsectoren sterk
vertehenwoordihd, een belangrijke concluse voor het beleid is daarmee dat her eenzijdig
verbinden van ee topsector met een speciefieke reigo geen recht doet aan het feit dat een
topsecto mogelijk in meer regio;s van bealng is. En ook doet het eenzijdig verbinden van een
regio met een topsector geen recht aan het feit dat meerdere topsectoren in een regio
relevant kunnen zijn.
Argumenten voor een regionaal-economisch beleid door het rijk
- Wie staat aan de at voor het topsectorenebeleid?
o Het kan voordelig zijn om het regionaal-ecnomisch beleid primair door deregio te
laten uitvoeren lokale overheden en marktpartijen kennen de lokale
omstandigheden beter.
o Maar het rijk heeft de verantwoordelijkheid op zich genomen voor een
samenhangende agenda over de volle breedte van het overheidsbeleid. Andere rol
van het rijk: de bovenregionale kijk die noodzakelijk is voor de concurrentiepositie
van veel topsectoren. Topsectoren zijn nameelijk zelden aan een enkele regio
verbonden.
o Daarbij: de nederlandse regio;s kunnen alleen (internationaal) concurrenrend zijn als
zij hun bedrijven in de topsectoren een excellent verstigingsklimaat bieden.
Conclusie en discussie:
,Rijk en regio zouden samen kunnen optrekken. Wat te doen: regionale omstandigheden verschillen
per topsecor.
- Een nationaal ruimtelijk-economische stratehie heeft oog voor middelgrote, kleine en
nieuwe bedrijven
o Grote bedirjven zijn over het alhemeen goed in staat om hun eigen netwekren op te
bouwen; regionaal en internationaal. Ook zijn ze beter in staat zelf investeringen in
bv kennis te doen. En zijn ze beter in staat om goede relaties te onderhouden met
ministeries en de politiek.
o Kortom: juist ruimtelijk-economisch beleid gericht op krachtige regio’s dient
voldoende oog te hebben voor middelgrote, kleine en nieuwe bedrijven. Deze
bedrijven zijn bovendien vaak de uitdagers van de gevestigde orde. Dat betekent dat
het topsectorenbeleid ook voldoende elementen van ‘backing challengers’ moet
hebben en niet alleen van ‘picking’ of ‘backing winners’. De vraag is echter waaruit
deze elementen moeten bestaan.
- Een nationale ruimtelijk-economsiche strategie bevat ook elementen van resilience
o Soms is een sector voor de regio belangrijk (veel banen). Waneer er niet veel andere
economische sectoren aanwezig zijn maakt dit de regio’s kwetsbaar voor schokken
die deze bedrijven of sectoren mogleijk treffen.
Porter, M.E (2000), Location, Competition and Economic Development: Local clusters in a
Global Economy. Economic Development Quarterly, 14(1), 15-34,
Economic geography in an area of global competition invloves a paradox; changes in tech and
competition have diminished many of the traditional roles of location. Bc of netweks location to neat
large markets isn’t necessairy.
But clusters have a prominent role.
Clusters: geographic concentration of interconnected companies, specialisez suppliers, service
providers, firms in related industries, and associated institution in a particular field that compete but
also cooperate.
Old reaons for clustering have diminished in importance with globalization, new influences of cluster
on competition have taken on growing importance in an increasingly complex, knowlegde-based and
dynamic economy.
Clusters suggest that a good deal of competitive advantage lies outside companies and even outside
their industries, residing instead in the locations at which their business units are based.
The imporantce of clusters suggests new roles for government at the federal, state and local levels.
What is a cluster
- The geographic scale can range from city to neigbouring countries.
- More than single industries, clusting encompass an array of linked industries and other
entities imporant to competition. (suppliers of specialized inputs as well as providers of
specialized infrastructure.
- Many clusters include governmental and other institutions (universiteit, training ect_ and
manu cluster include trade association and other collectieve bodies involving cluster memers.
- The strength of spillovers and their importance to productivity and innovation often are the
ultimiate boudary-determining factors.
- The boundaries of clusters continually evolve as new firms and industries emerge, established
industries shirks or decline, and local institution develop and change.
- Why view economies using the lens of cluster instead of more traditional groupings such as
companies, industries, codes and secotrs?
o clusters as a unit of alaysis is better aligned with the nature of competition and
appropraite roles of the government. Clusters, broader then traditional industry
categorizations, capture imporant linkages, complementarities, and spill-overs in
terms of technology, skills, information, marketing, and customer needs that cut
, across firms and industries. These externatilies create a possible rationale for
collective action and a role for the government.
- Most cluster participants are not direct competitors but rather serve different segments of
industries. The cluster provides a constructive and efficient forum for dialogue among related
companies, their suppliers, government and other institutions.
Location and competition
- During recent decades, thinking about the influence of location on competition has been
based on relatively simple views of how companies compete. These see competition as
largely static and resting on cost minimization in a relatively closed economy. Here
comparative advantage in factors of production is decisive. In more recent thinking,
increasing returns to scale play a central role
- Competition is dynamic and rests on innovation and the seach for strategic differences.
- Location affects competitive advantage through its influence on productivity and especially
on productivity growth.
- The productivity and prosperity of a location rest not on the industries in which its firms
compete but rather on how they compete
o Firms can be more productive in any industry if they use advances tech and offer
unique products and servies.
- Company sophistication in competing van be thought of in two parts
o 1. Operational effectivess: the extent to which companies in a nation approach best
practive in aread such a procution process, technologies and management techniques
o 2. The types of strategies companies employ such as the ability to compete of
differentation in not just cost, the array of services that can be procided and the
appraoches used in selling internationally.
Clusters and competitive advantage: 3 ways: