H1 Mensen in groepen
1.1 Groepsgedrag
Zoals uit het voorbeeld blijkt, wordt het mallotige gedrag alleen vertoond in een situatie waarin
anderen dat ook doen. Het lijkt erop dat de groep van supporters een bepaalde manier van gedrag
heeft ontwikkeld, die gebruikelijk is bij hun aanwezigheid in het stadion. Er is sprake van
groepsgedrag.
Het leven van mensen speelt zich grotendeels af in groepsverband.
1.2 Leven in groepen
Mensen kunnen lid zijn van verschillende groepen en door dit lidmaatschap brengen ze een groot deel
van hun tijd in groepsverband door.
Koen maakt deel uit van verschillende groepen. Hij is lid van het gezin, hij zit op school in groep 2A, hij
voetbalt in een team en hij trekt regelmatig met vrienden op. Hij is zelden alleen en zelfs dan twittert hij
nog met vrienden.
1.3 Wat is een groep?
Mensen zijn zo vaak omringd door andere mensen, dat ze zich daar nauwelijks bewust van zijn. Ze
kunnen samen met andere mensen naar muziek luisteren, in de trein zitten, winkelen, sporten,
vergaderen of op een terras wat drinken. Wanneer kunnen we zeggen dat mensen een groep vormen
met elkaar?
In dit groep spreken we van een groep als aan een aantal van de volgende kenmerken is voldaan:
Interactie: er moet sprake zijn van een regelmatige interactie tussen twee of meer personen.
Identiteit: de personen die regelmatig met elkaar omgaan moeten het gevoel hebben een
groep te zijn.
Doelen: de personen die met elkaar omgaan hebben gemeenschappelijke doelen.
Afhankelijkheid: de personen die met elkaar omgaan hebben elkaar nodig om die
gemeenschappelijke doelen te kunnen bereiken.
Groepen verschillen in de mate waarin deze kenmerken aanwezig zijn. Een grote groep studenten uit
het hele land, die in Den Haag protesteert tegen het onderwijsbeleid van de overheid, heeft wel een
gemeenschappelijk doel en de studenten hebben elkaar ook nodig om iets te bereiken, maar ze gaan
niet regelmatig met elkaar om.
Hoe meer groepskenmerken aanwezig zijn, hoe meer sprake is van een echte groep.
1.4 Soorten groepen
Indeling naar functie:
In de eerste plaats kunnen groepen worden onderscheiden naar hun functie voor de groepsleden.
Overleggen, beoordelen, besluiten:
Miranda zit op school in een projectgroep. Ze heeft een projectopdracht gekregen van de leraar
geschiedenis en moet die opdracht samen met drie andere leerlingen maken. Voor ze aan de slag
gaan, moeten ze overleggen wat ze precies gaan doen en hoe ze de taak zullen aanpakken.
In organisaties zijn vaak vele overleggroepen te onderscheiden, zoals het managementoverleg, het
werkoverleg o peen afdeling, het teamoverleg, het overleg van de ondernemingsraad, het overleg in
projectgroepen en commissies. Zie figuur 1.2 blz. 15.
Produceren:
Als Miranda met haar projectleden heeft besloten wat ze zullen doen en hoe ze dat zullen aanpakken,
gaan ze aan de slag om een goed projectverslag te kunnen produceren.
Produceren in groepsverband kan veel vormen aannemen:
Produceren van goederen en diensten
Ontwikkelen van nieuwe producten
Maken van een film of documentaire
Leveren van een sportprestatie
Doen van onderzoek
Geven van een muziekuitvoering
1
, Verzorgen en beschermen:
Olaf en Anna hebben, nadat ze een jaar met elkaar zijn omgegaan, besloten om samen te gaan
wonen. Omdat ze kinderen wilden, leek het hen beter een gezin te vormen en in groepsverband hun
kinderen op te voeden. Samen is het gemakkelijker om hun toekomstige kinderen te verzorgen en te
beschermen.
Vrije tijd en recreatie:
Miranda heeft op de muziekschool waar ze vioolles krijgt, kennisgemaakt met twee andere leerlingen.
Ze besluiten om met elkaar elke week in hun vrije tijd samen te gaan musiceren en dat gewoon voor
het plezier te doen.
Politiek, geloof, opvattingen:
Mensen kunnen behoefte hebben aan het gezamenlijk uiting geven aan een bepaald geloof of een
opvatting. Ze kunnen zich dan aansluiten bij een kerkgenootschap, een sekte, een actiegroep of bij
een politieke partij.
Therapie:
Mensen kunnen deelnemen aan therapie in groepsverband. Te denken valt aan groepstherapie bij de
behandeling van alcohol- en drugsverslaving of een groepstherapie voor rouwverwerking.
Bij groepstherapie gaat men ervan uit dat een deel van het gedrag van mensen wordt bekrachtigd
door de sociale omgeving (groep) waarin ze leven, en dat gedragsverandering alleen kan
standhouden als die sociale omgeving het nieuwe gedrag niet tegenwerkt, maar juist versterkt.
Formele en informele groepen:
Er is sprake van een formele groep als de leden van een groep zijn aangesteld. Toen Olaf als docent
op de scholengemeenschap werd aangenomen, stond in zijn takenpakket dat hij zou moeten
deelnemen aan het sectie-overleg van de talensectie. Deze overleggroep is een formele groep. In
formele groepen is meestal sprake van een bepaalde, van tevoren vastgestelde rolverdeling. In deze
groepen kan een voorzitter, leider, therapeut of coördinator zijn aangesteld die verantwoordelijk is voor
het goed laten functioneren van de groep.
Er is sprake van een informele groep als deze spontaan en zonder druk van buitenaf tot stand is
gekomen. Heel veel vriendengroepen zijn informele groepen. Ze ontstaan, breiden zich uit, krimpen
weer in en kunnen na verloop van tijd weer verdwijnen.
Reële en virtuele groepen:
In de voorbeelden gaat het om groepsleden die in elkaar nabijheid zijn, zodat zij op een directe manier
face-to-face met elkaar kunnen communiceren. We spreken in deze situatie over een reële groep.
Het is ook mogelijk om in groepsverband samen te werken of contact met elkaar te hebben, zonder in
elkaars nabijheid te zijn. Dit is bijv. het geval als de communicatie tussen de groepsleden uitsluitend
via de elektronische weg plaatsvindt. We spreken in deze situatie over een virtuele groep.
1.5 De identiteit van groepen
De identiteit van een groep wordt pas duidelijk, als een groep langer bestaat en als de manier waarop
de groepsleden met elkaar omgaan ene vast en herkenbaar patroon laat zien. Dit vaste patroon
maakt een aantal structurele kenmerken in de interactie tussen de groepsleden zichtbaar. Drie
kenmerken typeren de structuur van een groep.
Relationele verhoudingen: communicatiepatronen:
Wat het meest zichtbaar is in het groepsgedrag, is de manier waarop de groepsleden met elkaar
omgaan. Als we ons beperken tot de verbale communicatie, dan kunnen we vaststellen wie iets zegt
en tegen wie. Daaruit kan blijken dat sommige groepsleden het hoogste woord hebben en domineren
en dat andere groepsleden zich veel bescheidener en terughoudender opstellen.
Relationeel verhoudingen: status en invloed:
Bij het bestuderen van groepen wordt snel duidelijk wie de meeste invloed uitoefenen op het reilen en
zeilen van de groep. Groepsleden die veel aan het woord zijn, veel hun meningen en wensen naar
voren brengen en in staat zijn om hun wensen door te drukken, zullen veel invloed hebben en
daarmee ook status verwerven. Ongelijkheid tussen groepsleden in status en invloed is een kenmerk
van groepen.
2
, Relationele verhoudingen: cohesie:
Uit de manier waarop groepsleden met elkaar omgaan, blijkt welk patroon van affectieve relaties er
tussen de groepsleden is ontstaan. Mogen groepsleden elkaar? In welke mate kan men het onderling
vinden? Zijn de affectieve relaties erg goed, dan is er een bindende factor. Er is dan sprake van een
hechte groep, of een groep met een zogenoemde hoge groepscohesie.
Rollen:
Zowel in formele als in informele groepen kunnen groepsleden bepaalde rollen vervullen. Je kunt
hierbij denken aan formele rollen die vastliggen, zoals de rol van voorzitter, discussieleider,
coördinator of verslaggever, maar ook aan informele rollen die vanzelf ontstaan, zoals de rol van
initiatiefnemer, grappenmaker en sfeerbewaker.
Normen:
Na verloop van tijd ontstaan er in een groep bepaalde opvattingen over hoe men met elkaar om moet
gaan. Deze opvattingen vormen de normen van de groep. De groepsnormen schrijven voor welke
gedragingen wel en niet in de groep worden geaccepteerd. Zie figuur 1.3 blz. 20.
1.6 Groepsdynamica
Sociale psychologie is een wetenschap die zich bezighoudt met de manier waarop de gedragingen,
gevoelens, wensen en opvattingen van mensen wordt beïnvloed door de sociale omgeving waarin ze
verkeren. Het centrale thema van de sociale psychologie is wederzijdse sociale beïnvloeding.
Groepsdynamica is een specialisatierichting van de sociale psychologie, omdat die zich uitsluitend
richt op de wederzijdse beïnvloeding in groepsverband.
De Duitse psycholoog Kurt Lewin is een van de eersten geweest die het belang onderkende van de
invloed van de sociale omgeving op het doen en laten van mensen. Hij ontwikkelde de veldtheorie
waarin hij stelde dat het gedrag (G) van een persoon een functie (f) is van zijn persoonskenmerken (P)
en van de kenmerken van de sociale omgeving (S). Hij formuleerde: G = f (P,S)
Dat mensen door hun sociale omgeving worden beïnvloed is al lang geleden aangetoond door Sherif.
Sherif stelde vast dat wanneer mensen in een groep te maken krijgen met een onduidelijk probleem of
een onduidelijke situatie, ze hun inschattingen en opvattingen met elkaar in overeenstemming
brengen, totdat een bepaalde mate van groepsconsensus is bereikt. De groepsleden gingen door
het proces van wederzijdse beïnvloeding steeds meer toe naar een soort gemeenschappelijke
opvatting.
Het gedrag (G) van mensen is een functie van hun persoonskenmerken (P) en van de kenmerken van
de groep (K): G = f (P,K)
Al in 1895 publiceerde Le Bon de opvatting dat het lijkt alsof mensen zich in een groep als collectief
gaan gedragen. Het lijkt alsof ze bewogen worden door een gemeenschappelijke wens of gedachte
(collective mind) en daardoor de controle over hun gedrag verliezen. Ze geven hun individualiteit op
en doen dingen die ze nooit als eenling zouden doen.
De volgende factoren werken deze mechanismen volgens Le Bon in de hand:
Anonimiteit: ze voelen de macht van het aantal en de anonimiteit van zichzelf.
Besmetting: ze laten zich meeslepen door wat anderen doen.
Suggestibiliteit: ze zijn vatbaar voor de meningen en opvattingen van anderen.
De groepsdynamica is de wetenschappelijke discipline die processen in groepen en het
groepsgedrag bestudeert. Deze definitie roept een belangrijke vraag op.
1.7 Bestaat de groep?
Bestaat er wel zoiets als ‘de groep’? In de groepsdynamica bestaan over dit vraagstuk drie
opvattingen.
1. De eerste opvatting stelt dat de groep slechts bestaat uit individuele personen. Verklaringen
voor het gedrag van de groepsleden worden gezocht in hun opvattingen, motiveren en
persoonskenmerken. In deze individualistische benadering hebben groepen geen
eigenschappen van zichzelf. De Amerikaanse psycholoog Allport schreef dat groepen niet
bestaan. Ze hebben geen zenuwstelsel en kunnen niet zoals mensen denken en voelen.
Groepen zijn slechts de optelsom van individuele gedragingen van de leden.
3