Expressie 5-HTTLPR-gen à eiwit gemaakt dat serotine transporteert à meer geluk.
4.4.2
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.
Genotype = de informatie voor de erfelijke eigenschappen van een individu.
Fenotype = genotype + invloeden milieu.
Gen = deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor 1 erfelijke eigenschap of een deel.
Modificatie = verandering in fenotype, de informatie in de chromosomen wordt niet veranderd.
Een eeneiige tweeling ontstaat uit 1 zygote à hetzelfde genotype.
- De DNA-sequentie is gelijk, maar het fenotype (genexpressie) verschilt.
Een twee-eiige tweeling ontstaat uit 2 zaadcellen en 2 eicellen.
Door de 4 bouwstenen in een bepaalde volgorde te zetten, wordt de erfelijke informatie in een code
opgeslagen; volgorde = DNA-sequentie.
Genexpressie (fenotype) = het tot uiting komen van een gen; het verschilt per cel.
Epigenetica = de studie van wijzigingen in de genexpressie zonder dat er wijzingen in de DNA-
sequentie plaatsvinden.
- Deze wijzigingen zijn omkeerbaar, maar soms stabiel en erfelijk.
4.4.3
Locus = plaats van een gen op het chromosoom.
Allel = 1 van de genen van een genenpaar.
Allelenpaar = 2 allelen die samen 1 erfelijke eigenschap coderen.
Homologe chromosomen = 2 chromosomen bevatten dezelfde genen (niet altijd dezelfde allelen).
Homozygoot = de 2 allelen voor een eigenschap zijn gelijk.
Heterozygoot = de 2 allelen voor een eigenschap zijn ongelijk.
Dominante allel (hoofdletter) = allel dat altijd tot uiting komt in het fenotype.
Recessief allel (kleine letter) = allel dat alleen tot uiting komt in het fenotype als er geen dominant
gen aanwezig is.
Intermediair fenotype = beide allelen van een allelenpaar komen als mengvorm tot uiting in het
fenotype.
Onvolledig dominant = dominant allel dat bij een heterozygoot individu een recessief gen ook tot
uiting laat komen in het fenotype; XyXy
Door geslachtelijke voortplanting vindt recombinatie van chromosomen met daarop allelen plaats.
Hierdoor ontstaan na meiose geslachtscellen met verschillende genotypen. In de geslachtscellen
kunnen 2n verschillende genotypen voorkomen.
4.4.4
Monohybride kruising = kruising waarbij wordt gelet op de overerving van 1 eigenschap (1
genenpaar).
Het opstellen van een kruisingsschema
1. Geef de genotypen van de ouders in een kruising weer.
2. Stel vast welke genen de geslachtscellen van beide ouders kunnen bevatten.
3. Ga na welke mogelijkheden er bestaan voor de versmelting van een eicelkern en een
zaadcelkern.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper HeleneHoeve. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.