HC1
Palmer: Inleiding van hoofdstuk 8 Secties 35, 36, 37, 53 'Romanticism'
Inleiding hoofdstuk 8
De achttiende eeuw geldt als de Verlichting. Het verleden werd gezien als een tijd van
donkerte, waar mensen nog niets wisten van de natuurwetten of rationele analyses. Deze
gedachtes speelden vooral onder de hogere klasse.
35: de filosofen en de verlichtingsideeën
In deze eeuw heerste er een algemeen idee van ontwikkeling. Het leven zou beter worden met
de tijd. Het begin van deze eeuw werd ook gekenmerkt door een religieus streven. Lutheranen
en Calvinisten werden geïnspireerd door het Pietisme, wat zich meer focuste op de innerlijke
spiritualiteit. Er werd gezocht naar ‘inner light’. In de Engelse kerk zette John Wesley een
nieuwe beweging op. Hij hielp de armen en de benadeelden. Het methodisme wat hieruit
ontstond had een democratiserend effect. Ook de vrijmetselarij ontstond, een genootschap van
verlichte mensen. Hier kwam de Illuminati vandaan.
Het lezende publiek was een stuk groter geworden in de Verlichting. Er heerste ook censuur,
in het ene land meer dan in het andere. Ondanks dat er in Frankrijk veel censuur was, was
Parijs het middelpunt van de Verlichting. In de saloncultuur konden ook vrouwen hun ei
kwijt. Ook de Encyclopedie werd gepubliceerd in Parijs door Diderot. De meest beroemde
filosofen waren:
Montesquieu (1689) schreef “The Spirit of Laws” in 1748. Hij beweerde dat
regeringsvormen verschilden op grond van het klimaat en de omstandigheden (groot
en heet = monarchie; klein en koud = democratie). Ook zei hij dat er een scheiding en
balans van politieke krachten nodig is.
Voltaire (1694) was vooral geinteresseerd in vrijheid van meningsuiting. Hij was net
zoals Montesquieu een bewonderaar van Engeland en dan vooral de vrijheden daar.
Ook bewonderde hij Lodewijk XIV, voor de mooie kunst en literatuur in zijn
regeerperiode. Voltaire was geen liberaal en geen democraat. Hij was voor een
verlichte vorst, en dus voor vrijheid voor de verlichte mensen.
Rousseau (1712) zegt dat de maatschappij de bron van het kwaad is. Hij beweert dat
het leven in ‘natuurlijke staat’ veel vrijer is, en dat alle goede eigenschappen van
mensen ook hiervandaan komen. Rousseau vertrouwde instinct meer dan ratio, en zo
werd hij de man van gevoel, of het kind van de natuur en een voorvechter van het
romantisme. De kerken waren bang voor hem. In “The Social Contract” (1762) sprak
hij zichzelf lichtelijk tegen. Goede mensen kunnen worden geproduceerd door een
goede maatschappij. Het contract is een afspraak hierover tussen alle mensen, een
contract. Er was een gemeenschappelijke wil, de meerderheid. Zowel totalitaire leiders
als democratische zien hem als een voorbeeld.
Fysiocraten waren een soort politieke economen. Adam Smith was een van de bekendste.
Volgens hem zou de maatschappelijke welvaart groeien bij een vrije economie. De markt
heeft een soort onzichtbare hand, die alles wel weer recht trekt.
,Universalisten geloofden dat alle culturen ooit op hetzelfde level zouden komen, en dat alle
mensen onder een natuurlijke wet staan.
36: Verlicht despotisme: Frankrijk, Oostenrijk en Pruissen
Verlicht despotisme groeide voort uit het absolutisme. Kenmerken van een verlicht vorst
waren het verbeteren van de infrastructuur, het invoeren van een bureaucratie en het
nationaliseren. Vooral toon en tempo waren hierin anders. Zij waren dienaars van de staat, en
claimden hun macht niet vanuit God. Via ratio wilden zij regeren.
In Frankrijk
Hier had het verlichte despotisme niet veel succes. Het grootste probleem lag bij de belasting,
die alleen maar werd betaald door de arme mensen. Lodewijk XIV had al een poging gedaan
om dit te veranderen, maar dat was mislukt. In 1740 probeerde Lodewijk XV hetzelfde via de
twintigste. Dit lukte, maar met maar een heel laag percentage belasting. Later verklaarde de
Adel in het parlement de belastingverhoging ongeldig. Lodewijk wilde de invloed van de adel
minder groot maken en liet Maupeou nieuwe parlementen creëren. Toen Lodewijk XVI aan
de macht kwam, ontbond hij deze parlementen weer uit angst voor de bevolking. Dit maakte
hem geen verlichte vorst, maar zijn minister Turgot nam wel veel stappen in het liberaliseren
van de economie. De oude parlementen ontsloegen hem echter in 1776.
In Oostenrijk
Onder Maria Theresa kwamen er veel ontwikkelingen in het liberaliseren van de economie.
Ook probeerde ze uit morele overwegingen zoveel mogelijk het lijfeigenschap af te schaffen.
Haar zoon, Josef II, durfde zijn standpunten nog veel meer op tafel te leggen en hij was
ongeduldig. Hij vond de omstandigheden slecht en wilde die verbeteren. Hij schafte het
lijfeigenschap helemaal af en deed veel in gelijke rechten. Hij zorgde voor persvrijheid en
tolerantie voor elke religie. Hierdoor kwam hij wel in de knel met de paus. Hij probeerde het
land ook nog meer te nationaliseren, door één taal en meer bureaucratie door te voeren.
Helaas draaide zijn broer Leopold veel veranderingen terug.
In Pruissen
Frederik de Grote regeerde in Pruissen, en was ook wel een van de bekendste verlichte
despoten. Dit kwam vooral door zijn intellect, en zijn vriendschap met Voltaire. Toch
betaalde elke klas nog een ander percentage belasting en bleef lijfeigenschap bestaan.
37: Verlicht despotisme: Rusland
Rusland kwam vrij laat aan part qua verlichting. Wel werd de Franse cultuur overgenomen in
Rusland. Na Peter de Grote was er veel onrust. Dit veranderde toen Catherina de Grote aan de
macht kwam. Zij was eigenlijk Duitse, maar omarmde de Russische cultuur. Ze bedacht een
wetgevende commissie om advies te geven. Ze had veel morele verbeteringen, maar het
lijfeigenschap wist ze nog niet af te schaffen. In 1733 kwam een man, Pugachev, in opstand.
Ziekte bracht de opstand om zeep, en Pugachev werd veroordeeld en gedood. Catherina deed
ook aan expansie. Ze versloeg de Ottomanen en kreeg een deel van Polen.
,53: het ontstaan van de ‘ismes’
Romantisme
Romantisme was vooral een theorie betreffende literatuur en kunst. Het had kritiek op de
Verlichting waarin de nadruk werd gelegd op ratio, en niet op creativiteit en rebellie. Een
liefde voor het niet te kwalificeren: liefde, stemmingen, scenes of verhalen.
, HC2
Palmer: Inleiding van hoofdstuk 9 & 11 Secties 52, 41, 42, 43, 69
Inleiding hoofdstuk 9
De ideeën van de Franse Revolutie hebben veel ontwikkelingen daarna beïnvloed.
41: sociale en culturele achtergronden
Het Ancient Regime hield in dat de maatschappij verdeeld was in 3 klassen: de adel, de
geestelijkheid en alle anderen. De kerk had heel veel land, en de opbrengst daarvan werd erg
ongelijk verdeeld. De adel kreeg weer steeds meer macht. In de derde klasse bleven de lonen
niet gelijk met de inflatie, wat zorgde voor hevige armoede. Als landeigenaar had je erg veel
privileges over je eigen land en dat van de lijfeigenen. De bourgeoisie ging ook steeds meer
investeren in land, en het land werd geparticulariseerd. Hierdoor moesten de boeren nog meer
gaan betalen.
Mensen uit de derde klasse konden zich steeds meer vinden in de Verlichtingsideeën. Er
ontstond steeds meer kritiek.
42: de revolutie en de reorganisatie van Frankrijk
Vooral oorlogskosten werden voor de Franse Regering te hoog. Het oneerlijke
belastingsysteem zorgde voor te weinig geld in het laatje. Het verhogen van die belasting
lukte maar niet door verzet van de adel. Over deze kwestie kwam in 1789 de ‘Estates General’
op verzoek van de adel bij elkaar. Het systeem was niet eerlijk, alle drie de klassen kregen 1
stem, wat altijd zou leiden tot winst voor de geestelijkheid en de adel. Daarom accepteerde de
derde klasse de vergadering niet. Ze noemden zichzelf de ‘National Assembly’ en ontmoetten
elkaar op de kaatsbaan. Ze zwoeren daar een eed op 20 juni 1789. De koning (XVI) koos de
kant van de adel, en liet 18.000 soldaten naar Versailles komen. De laagste klassen kwamen
steeds meer in opstand tegen de omstandigheden. Er was een economische depressie en
voedseltekort. Door de troepen van Lodewijk was de derde klasse ook bezorgd, en begonnen
ze te zoeken naar wapens. Vandaar op 14 juli de bestorming van de Bastille (waar helemaal
geen wapens in lagen). De koning erkende daarna de National Assembly. Op het platteland
heerste een hele eigen revolutie tegen de landeigenaren .
De National Assembly verkondigde de declaratie van de rechten van de man en de burger op
26 augustus 1789. Daarin stond dat feodalisme verboden werd en iedereen gelijke rechten
had. Er waren feministen zoals Olympes de Gouges die deze rechten ook toepaste op
vrouwen. Onder de mannen nam alleen Condercet het voor de vrouwen op. Toen er eenmaal
voor een regering moest worden gekozen begon de National Assembly op te splitsen.
Conservatieven gingen weg, en er kwamen ook steeds meer radicalen, zoals de Jacobijnen. De
grondwet van 1791 zei dat de ‘Legislative Assembly’ alle macht hoorde te krijgen. Kiesrecht
lag nog steeds bij een heel klein gedeelte van de bevolking. De koning had een beperkt
vetorecht. Lodewijk probeerde te ontsnappen uit Parijs, maar werd al snel teruggehaald.