Integrale kennistoets periode 2 (VBS3-16) beroepssituatie 3
De student:
1. Kan benoemen welke vragen en lichamelijk onderzoek gesteld/gedaan kunnen worden
in de anamnese gericht op het domein voeding
Lichamelijk onderzoek:
- Inspectie (kijken) -> toestand van de huid, toestand van de toegang tot de
bloedbaan, oedeem
- Palpatie (voelen)
- Polsslag
- Wegen
- Hartslag beluisteren
- Bloeddruk opmeten
Anamnese gesprek:
- Wat eet/drinkt u normaal? (Soort/hoeveelheid)
- Maakt u gebruik van aanvullende middelen? (Vitamines, preparaten, tussendoortjes)
- Hebt u de laatste tijd gewicht verloren/toegenomen? (Hoeveel)
- Is er de laatste tijd wat veranderd in uw lichaamslengte? (Toe/afgenomen, hoeveel)
- Voedsel of eten zijn daar dingen op aan te merken? (Problemen, slikklachten, dieet)
- Genezen wonden goed of slecht?
- Huidproblemen: defecten, droog?
- Slikklachten, gebitklachten?
- Rook of drugs gebruik?
2. Kan benoemen welke vragen en lichamelijk onderzoek gesteld/gedaan kunnen worden
in de anamnese gericht op het domein welbevinden
Lichamelijk onderzoek:
- Algemene indruk gezondheid
- Bloeduitslagen
Anamnese:
- Hoe is je gezondheid in het algemeen?
- Ben je het afgelopen jaar verkouden geweest? Zo ja, heb je je toen ziekgemeld?
- Wat zijn de belangrijkste dingen die je doet om gezond te blijven? Denk je dat ze iets
uitmaken?
- Rook je, gebruik je drugs? Wanneer heb je voor het laatst alcohol gedronken en
hoeveel?
- Heb je ongevallen gehad?
- Volg je altijd de voorschriften van de huisarts op?
- Indien op jou van toepassen: wat is volgens jou de oorzaak van je ziekte? Wat heb je
gedaan na je eerste klachten? Met welk resultaat?
- Wat vindt u belangrijk op het gebied van lichamelijke verzorging?
,3. Kan een risico-inschatting/vroeg signalering maken op het domein voeding
Het proces op risico-inschatting bestaat uit de volgende stappen:
(1) Identificatie van gevaar
(2) Karakterisering van het gevaar
(3) Inschatting van de blootstelling
(4) Karakterisering van het risico
4. Kan benoemen wat de onderstaande NANDA-diagnoses inhouden:
- Voedingsteveel
- Risico op instabiele bloedsuikerwaarden
- Sociaal isolement
1. Voedingsteveel
= Inname van meer voedingsstoffen dan de stofwisselingsbehoefte.
- Samenhangende factoren: excessieve inname in verhouding tot de lichamelijke
activiteit (calorieverbruik)
2. Risico op instabiele bloedsuikerwaarden
= risico dat het bloedglucosegehalte buiten de normaalwaarden varieert, waardoor de
gezondheid achteruitgaat
3. Sociaal isolement
= gevolg van alleen zijn dat volgens de betrokkene is opgelegd door anderen en dat door
hem als negatief of bedreigend wordt ervaren
- Samenhangende factoren: verandering van eigen …, niet geaccepteerd eigen …,
andere groeien uit jouw eigen …, of het niet kunnen krijgen van de seksuele behoeftes
Is waarden/belangen/gedraag/geestelijke toestand/uiterlijke verzorging
5. Kan de 11 gezondheidspatronen van Gorden benoemen
Patroon 1: Gezondheidsbevordering en –instandhouding
Wat vindt de cliënt van zijn gezondheid en welzijn en hoe zorgt hij voor zijn
gezondheid?
Patroon 2: Voedings- en stofwisselingspatroon
Dit patroon omvat de opname van vocht en voedsel in verhouding tot de
fysiologische behoeften. Inbegrepen zijn: eet- en drinkpatroon, de dagelijkse
eettijden, soorten en hoeveelheden geconsumeerd vocht en voedsel, bepaalde
voedselvoorkeuren. Ook huiddefecten en het vermogen tot genezing vallen onder
dit patroon, alsmede de toestand van huid, haar, nagels, slijmvliezen en gebit,
lichaamstemperatuur, lengte en gewicht.
Patroon 3: Uitscheidingspatroon
Omvat de uitscheidingsfunctie van darmen, blaas en huid. Het gaat om de
regelmaat van de uitscheiding, of iemand al dan niet laxantia of andere middelen
gebruikt om de ontlasting op te wekken en eventuele veranderingen of problemen
wat tijd, wijze, kwaliteit en/of kwantiteit van uitscheiding betreft. Ook eventuele
hulpmiddelen (katheter, plaswekker, stoma-artikelen).
Patroon 4: Activiteitenpatroon
,Omvat het geheel van lichaamsbeweging, activiteiten, ontspanning, recreatie en
vrijetijdsbesteding. Hieronder vallen ook de (I) ADL-activiteiten, soort, kwaliteit en
kwantiteit van lichaamsbeweging en sport.
Patroon 5: Slaap- rustpatroon
Omvat de perioden van slaap, rust en ontspanning verspreid over een etmaal.
Inbegrepen is ook de subjectieve beleving van de kwaliteit en kwantiteit van slaap
en rust en de hoeveelheid energie, alsmede slaappillen of bepaalde gewoonten
voor het slapengaan.
Patroon 6: Cognitie- en waarnemingspatroon
Omvat de waarneming en alle cognitieve functies of kenvermogens (informatie
verwerken, leren, denken, problemen oplossen. Inbegrepen zijn adequaatheid van
zien, horen, proeven, voelen en ruiken en eventuele compensatiemechanismen of
prothesen. Pijnzin en omgang met pijn vallen ook onder dit patroon, alsmede
taalvermogen, geheugen, oordeelsvermogen en besluitvorming.
Patroon 7: Zelfbelevingspatroon
Betreft de wijze waarop iemand zichzelf ziet. Gaat om de ideeën over de
eigen persoon, de beleving van de eigen vaardigheden, het zelfbeeld, de
identiteit, het gevoel van eigenwaarde en het algehele patroon van
emoties. Lichaamshouding, motoriek, oogcontact, stem en spraak horen
bij dit patroon.
8. Rollen- en relatiepatroon
Omvat de belangrijkste rollen en verantwoordelijkheden van de cliënt in
zijn huidige levenssituatie en zijn familie-, gezins-, werk- en sociale
relaties met bijbehorende verantwoordelijkheden. Verder horen ook de
subjectieve beleving van de rollen en relaties, de tevredenheid van de
cliënt ermee en eventuele verstoringen tot het patroon.
9. Seksualiteits- en voortplantingspatroon
Omvat de seksuele relaties, seksualiteitsbeleving en het
voortplantingspatroon, alsmede de mate van (on)tevredenheid hiermee
en eventuele subjectief ervaren problemen. Bij de vrouw: ook de
vruchtbaarheid, premenopauze, overgang postmenopauze en eventuele
subjectief ervaren problemen.
10. Stressverwerkingspatroon
Omvat de wijze waarop iemand in het algemeen met problemen en stress
omspringt, zoals de reserve of het vermogen persoonlijke crises te
doorstaan, coping-mechanismen, steun van familie of anderen en het
subjectief ervaren vermogen macht over de situatie uit te oefenen.
11. Waarden- en levensovertuigingenpatroon
Omvat de waarden, normen, doelstellingen en overtuigingen waarop
iemand zijn keuzen en beslissingen baseert. Wat iemand belangrijk acht
in het leven en of bepaalde waarden, overtuigingen of verwachtingen
t.a.v. de gezondheid in zijn beleving botsen.
, 6. Kan de aandachtspunten tijdens anamnese/opnamegesprek benoemen
- Zoek een ruimte uit waar je ongestoord met de patiënt en eventuele familieleden
uitgebreid kan praten.
- Bij eerste kennismaking naam noemen van de patiënt en reden van deze opname
- Stel jezelf voor en vertel je functie en taak tijdens de komende periode zijn
- Leg kort de bedoeling uit van dit gesprek en wat er achtereenvolgens zal gebeuren
- Vraag de patiënt en eventueel familie of ze zich goed hebben kunnen voorbereiden op
deze opname. Komt de opname gelegen/ongelegen en moeten er nog dingen
geregeld worden -> indien nodig vraag hierop door
- Vind een goede balans tussen open en gesloten vragen
- Vat samen en doe gevoelsreflectie indien nodig
7. Kan uitleggen wat de richtlijnen zijn voor een professionele rapportage
A. Algemeen De richtlijn verpleegkundige en verzorgende verslaglegging is van
toepassing op papieren en elektronische dossiers. Verpleegkundigen en
verzorgenden worden aangeduid met ’zorgprofessionals’.
B. Doel van verslaglegging Verslaglegging is van belang voor het vaststellen,
verlenen, voortzetten, evalueren, overdragen en controleren van de zorg. Doel is:
- Waarborgen van de continuïteit en kwaliteit van de zorg en van een goede
samenwerking
- Kunnen reconstrueren van een gang van zaken voorkomen van fouten
- Honoreren van de rechten van de cliënt
- Afleggen van verantwoording over het handelen.
C. De onderdelen van de verslaglegging Goede verslaglegging bestaat uit de
volgende onderdelen:
1. Gegevensverzameling of anamnese Is van belang voor het vaststellen en
beschrijven van ondersteuningsvragen, zorgproblemen en verpleegkundige
diagnoses.
2. Ondersteuningsvragen/ zorgproblemen/ verpleegkundige diagnoses Is van belang
voor het zorgplan en de planning van de zorg. Beschrijf een zorgprobleem bij
voorkeur met behulp van de PES-structuur. Formuleer verpleegkundige
diagnoses met behulp van een gangbare classificatie.
3. Zorgplan Is van belang voor de te verlenen zorg. Het bevat in ieder geval:
- Ondersteuningsvragen, zorgproblemen en/of verpleegkundige diagnoses
- gedelegeerde werkzaamheden en opdrachten van andere disciplines
- Interventies en andere handelingen
- Beoogde resultaten/doelen
- De termijn waarbinnen een resultaat/doel behaald moet zijn
- Hoe nagegaan wordt of het resultaat/doel behaald is
- Wie (de onderdelen van) het zorgplan uitvoert.