Verpleegkunde tentamen 2
Inhoudsopgave
H3. Anamnese............................................................................................................................................... 1
H4. Diagnostisch redeneren........................................................................................................................... 3
H5. Diagnostische begrippen.......................................................................................................................... 4
H6. Planning: overzicht en resultaten............................................................................................................. 5
H7. Planning: interventies.............................................................................................................................. 6
H9. Evaluatie................................................................................................................................................. 7
H3. Anamnese.
De anamnese, de eerste fase van het verpleegkundig proces, is het systematisch verzamelen van
relevante en belangrijke patiëntgegevens. De gegevens geven informatie of feiten over de patiënt
weer.
Verpleegkundigen gebruiken deze gegevens om:
1. Gezondheidsproblemen vast te stellen.
2. De zorg te plannen.
3. De patiëntresultaten te evalueren.
Het doel van de verpleegkundige anamnese is een totaalbeeld van de patiënt te krijgen. Hiervoor heb
je gegevens nodig over gezondheids- en ziektepatronen van patiënt, gezin en gemeenschap, dingen
die afwijken van het normale, mogelijkheden van de patiënt, copingsmogelijkheden van de patiënt
en risicofactoren voor gezondheidsproblemen.
Gegevensverzameling (anamnese) vindt continu en in alle fase van het verpleegkundig proces plaats.
Je moet betrouwbare observaties verrichten; onderscheid maken tussen relevante en irrelevante
gegevens, tussen belangrijke gegevens en onbelangrijke gegevens, en constateren of gegevens
ontbreken. Voor dit alles moet je kritisch kunnen denken, net zoals je gegevens op een bruikbare
manier kunt ordenen en categoriseren.
De gegevensverzameling is het proces waarmee de verpleegkundige gegevens verzamelt over de
gezondheidstoestand van de cliënt, het gezin en/of de gemeenschap.
Subjectieve gegevens zijn niet meetbaar of observeerbaar. Ze kunnen alleen worden verkregen door
wat de cliënt je vertelt. Hoewel je de meeste subjectieve gegevens van de cliënt zelf zult verkrijgen,
kunnen gegevens ook afkomstig uit de omgeving van de cliënt en van andere hulpverleners ook
subjectief zijn.
Objectieve gegevens kunnen ook door iemand anders dan de cliënt zelf worden waargenomen. Deze
gegevens verkrijg je gewoonlijk door de cliënt te observeren.
1
, De cliënt is de primaire gegevensbron, alle andere bronnen zijn secundaire gegevensbronnen.
Secundaire gegevens worden verkregen uit andere bronnen dan de cliënt zelf, bijvoorbeeld: andere
mensen of cliëntendossiers.
Belangrijke naasten, zoals gezinsleden en vrienden, zijn vooral waardevolle bronnen als de cliënt een
kind is of niet goed in staat is om te communiceren. Je moet toestemming van de cliënt hebben
voordat je bij belangrijke naasten je gegevens verzamelt.
Andere hulpverleners, zoals artsen, maatschappelijk werkers en fysiotherapeuten, kunnen gegevens
aandragen vanuit hun vakgebied. Het uitwisselen van gegevens is vooral belangrijk als de patiënt van
de ene naar de andere instelling wordt overgeplaatst of als de patiënt ontslagen wordt uit het
ziekenhuis en thuiszorg gaat krijgen.
Patiëntendossiers van zowel de huidige als eerdere opnames zijn een secundaire gegevensbron.
Informatie uit verpleegkundige en andere literatuur is vooral belangrijk voor verpleegkundestudenten
en beginnende beroepsbeoefenaars.
De initiële anamnese wordt afgenomen tijdens het eerste contact met de cliënt en bestaat uit alle
subjectieve en objectieve gegevens die betrekking hebben op de gezondheidstoestand van de cliënt.
Gaat het om een initiële anamnese van een patiënt die opgenomen wordt, dan spreken we ook wel
van een opname-anamnese. Van elke patiënt wordt een initiële anamnese afgenomen om, op basis
hiervan, de zorgbehoefte en de noodzaak tot vervolganamnese te bepalen. De vervolganamnese
bestaat uit alle gegevens die verzameld worden nadat de initiële anamnesegegevens bijeen zijn
gebracht – idealiter worden de vervolggegevens na elk contact tussen de patiënt en de
verpleegkundige vastgelegd.
De gegevens die worden verkregen uit de initiële anamnese komen in een verpleegkundig
gegevensbestand. In een speciele anamnese verzamelt de verpleegkundige gegevens over een
specifiek aspect dat een feitelijk, dreigend of mogelijk probleem betreft. Gegevens uit de speciele
anamnese worden ook gebruikt om al bestaande problemen te evalueren en om een nieuwe
problemen vast te stellen.
Observatie is het bewust en weloverwogen gebruikmaken van je zintuigelijke vermogens om zo
gegevens te verzamelen van de patiënt en zijn omgeving.
De verpleegkundige verricht lichamelijk onderzoek waarbij ze systematisch het lichaam bekijkt. Het
lichamelijk onderzoek richt zich op het vaststellen van functionele vermogens en functionele
tekorten van de cliënt in plaats van op het vaststellen van de pathologie. Inspectie geschiedt visueel,
ofwel met het blote oog ofwel met instrumenten zoals een otoscoop, die gebruikt wordt om de oren
te onderzoeken. Palpatie gebeurt via aanraking, meestal met de vingertoppen, omdat die het
gevoeligst zijn voor prikkeling van de tastzin.
Het verpleegkundig dossier bestaat uit gegevens over de gevolgen van de ziekte op het dagelijks
functioneren van de patiënt en uit zijn copingsvermogens. Het verpleegkundig dossier bevat
informatie over de gehele patiënt, inclusief zijn basisbehoeften, en niet alleen over de biologische
behoeften.
Een directief gesprek is in hoge mate gestructureerd. De verpleegkundige bepaalt het onderwerp en
stelt vragen om zo specifieke informatie te verkrijgen. Bij een non-directief gesprek krijgt de patiënt
alle ruimte om zelf te vertellen wat hij kwijt wil. De verpleegkundige vraagt om verduidelijking, vat
samen en stelt open vragen om de communicatie van de patiënt te stimuleren.
Een kader is een manier om naar iets te kijken.
2