PSYCHOPATHOLOGIE II
HOORCOLLEGE AANTENENINGEN
Inhoudsopgave
PSYCHOPATHOLOGIE II..................................................................................................................................... 0
HC 1 – Inleiding .................................................................................................................................................. 1
HC 2 – Netwerkbenadering ............................................................................................................................... 3
HC 3 – Autismespectrumstoornissen ................................................................................................................. 6
HC 4 – Ontwikkeling van Antisociale Gedragsproblemen .............................................................................. 10
HC 5 – Aspecten van suïcidaal gedrag ............................................................................................................ 15
HC 6 – Post-traumatische stressstoornis ......................................................................................................... 17
HC 7 – Stemmingsstoornissen ......................................................................................................................... 21
HC 8 – Herstellen van een eetstoornis ............................................................................................................ 25
HC 9 – Angststoornissen .................................................................................................................................. 27
HC 10 – Psychotische stoornissen .................................................................................................................... 29
HC 11 – Verslaving ........................................................................................................................................... 32
HC 12 – Persoonlijkheidsstoornissen ............................................................................................................... 36
HC 13 – Somatoforme stoornissen .................................................................................................................. 38
HC 14 – Neurocognitieve stoornissen .............................................................................................................. 44
HC 14 – DSM 5: Research agenda ................................................................................................................... 45
0
,HC 1 – Inleiding
Deze cursus gaat over de intake en het psychiatrisch interview. Het doel hierbij is het
vaststellen van een diagnose en DSM-classificatie. Dit wordt gedaan door middel van:
− Exploratie (anamnese)
− Observatie: zorgt voor een diagnose en classificatie.
− Psychodiagnostiek
Diagnose is de aard, oorzaken en gevolgen van een stoornis en/of symptomen. Uitspraak
over de actuele symptomatologie aangevuld met grove beschrijving van patiënt met
uitspraak over de predisponerende factoren (kwetsbaarheisfactoren), een uitspraak over
luxerende factoren, een uitspraak over de gevolgen van de factoren.
Classificatie is het toekennen van een descriptief label (DSM dan wel ICD).
Een psychische stoornis (of ziekte) is een cluster symptomen van verstoringen in psychische
functies, lijden (distress) en disfunctioneren.
Maar wat is psychisch: mentale, niet-lichamelijke verschijnselen. Dit onderscheid is soms
lastig te maken denk aan:
− Evidente lichamelijke oorzaak + psychische symptomen: delier
− Potentiele lichamelijke oorzaak + psychische symptomen: hypothyreoïdie (traag
werkende schildklier)
− Psychische oorzaak + lichamelijke symptomen: conversiestoornis
Lijden: hoeveel last van de verstoringen in psychische functies?
Disfunctioneren: in welke mate wordt functioneren gehinderd door verstoringen?
Wat zijn psychische functies?
− Cognitieve functies (informatieverwerking): aandacht, waarneming, bewustzijn,
geheugen, redeneren. Vb. Piekeren, concentratiestoornis, waan.
− Affectieve functies (voelen): emotie, stemming en regulatie van affect. Vb. Vlak
affect, anhedonie.
− Conatieve functies (doen): psychomotoriek. Vb. Bizar gedrag, lethargie (ziekelijke
slaapzucht), dwanghandelingen.
Beoordeling door middel van status mentalis.
Psychiatrisch interview:
Doelen:
1. Vaststellen aard psychische symptomen
2. Vaststellen ernst en gevolgen symptomen
3. Vaststellen mogelijke etiologische factoren.
Het is daarnaast de grondslag voor diagnose, DSM-classificatie en behandeling.
De DSM is een categoriaal systeem, stoornissen zijn afzonderlijke eenheden. Het is A-
theoretisch en descriptief. Er worden geen uitspraak gedaan over de etiologie (oorzaak).
Voordelen zijn de betrouwbaarheid, predictieve validiteit, onderzoek en de empirische basis.
1
,Nadelen zijn dat psychopathologie slecht te categoriseren is, comorbiditeit is de regel en niet
de uitzondering: juist dit is lastig in DSM. Afbakening is vaak onduidelijk, veel stoornissen
met dezelfde kernsymptomen.
Proliferatie van stoornissen, in DSM 3 waren het nog 106, inmiddels 491(!). Veel variatie
binnen categorieën, 256 verschillende soorten borderline bijvoorbeeld.
De predictieve validiteit is beperkt want het medische model suggereert dat elke stoornis
predictieve validiteit heeft:
− Elke stoornis heeft specifieke oorzaak
− Elke stoornis heeft specifiek beloop over tijd
− Voor elke stoornis bestaat een goede behandeling.
Echter:
− Specifieke oorzaken niet gevonden
− Per stoornis verschillen in beloop
− Weinig specifieke behandelingen (SSRI, CBT).
Dimensionele benadering: stoornissen als posities op dimensies van eigenschappen
(gradueel in plaats van aan of afwezig). Dit heeft als voordeel dat etiologie beter is te
onderzoeken, het is realistischer en minder arbitrair. Maar nadelen zijn dat positionering op
grove dimensies zijn weinig specifiek, inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid is laag, het is erg
complex en lastig in communicatie (ook naar zorgverzekeraar).
ICD-11 is in grote lijnen gelijk aan DSM 5, maar minder specifiek, wereldwijd en het betreft
alle ziektebeelden en niet alleen de psychische.
Research Domain Criteria (RDoC): vertaling van moderne moleculaire biologie,
neurowetenschappen, cognitieve benaderingen in het expliciteren van pathofysiologie en
etiologie van psychiatrische stoornissen te faciliteren. Duidelijk afstappen van de
symptoombenadering van de DSM en ICD.
Het heeft 5 domeinen:
1) Negatief affect versus onbevreesd (angst, vrees, dreiging)
2) Positief affect, motivatie tot toenadering versus anhedonie
3) Cognitieve systemen (aandacht, perceptie, taal cognitieve controle)
4) Sociale verwerkingsprocessen (zelfperceptie, hechting, sociale communicatie)
5) Arousal en regelsystemen (slaap-waak-cyclus, biologische ritme, activatie).
Echter heeft deze benadering drie aannames die (nog) niet bewezen zijn:
1) Psychische stoornissen zijn stoornissen van het brein.
2) Psychische stoornissen zijn te identificeren in de hersencircuits met technieken uit de
neurowetenschappen.
2
, 3) Gegevens uit genetisch en neurowetenschappelijk onderzoek leidt tot bepaalde
biologische signaturen die in het individuele geval voorspellingen kunnen doen over de aard
van de aandoening en de prognose van de behandeling.
Ander alternatief is de netwerkbenadering: psychische stoornissen als netwerken van elkaar
versterkende symptomen.
Onthoud: psychische stoornissen kunnen min of meer verklaard worden, maar psychische
stoornissen verklaren geen symptomen.
HC 2 – Netwerkbenadering
“Oude” opvatting is de psychische stoornis als latente variabelen.
Hierbij worden stoornissen gezien als common cause. Oftewel: stoornis veroorzaakt de
symptomen. Symptomen worden ook alleen beïnvloed door de stoornis (en dus niet door
andere symptomen onderling). Symptoom is dus onafhankelijk.
Symptomen psychometrisch verwisselbaar, oftewel, er wordt evenveel waarde gehecht aan
elk symptoom. Denk maar aan Beck’s DI, waarbij aan alle antwoorden evenveel gewicht
wordt gehangen.
Voor sommige medische aandoeningen is dit model geschikt, maar voor psychopathologie
niet. Want: men weet niet wat stoornis veroorzaakt en kan dus ook niks zeggen over hoe
alles elkaar beïnvloedt.
Netwerkbenadering:
Psychische stoornis als complexe dynamische systemen:
Symptomen worden gezien als systeem (directe relaties tussen elementen), complex
(uitkomst, bijv. depressie is moeilijk te voorspellen aan de hand van losse elementen
(symptomen), dynamisch (evolueert binnen individu naarmate tijd vordert).
Daarnaast is systeembenadering idiosyncratisch: ieder heeft een eigen persoonlijk netwerk.
Ook zijn sommige elementen belangrijker dan anderen.
Het netwerk bestaat uit nodes (een element; symptoom) en edge (relatie tussen nodes).
Sommige edges geven aan of relatie sterk is, of deze positief is of de richting van de relatie.
Binnen dit netwerk: centraliteit:
− Strength: hoe sterk een node direct verbonden is met andere nodes (een centraal
station heeft veel directe verbindingen met andere stations)
− Closeness: hoe sterk een node indirect verbonden is met andere nodes (van een
centraal station kom je makkelijk naar alle stations)
− Betweenness: hoe vaak een node op het kortste pad ligt tussen twee nodes (een
centraal gelegen station is een belangrijke overstapplaats)
Deze maten zijn gebaseerd op observeerbare netwerken en staan ter discussie voor
geschatte netwerkstructuren op basis van groepsdata.
3