Huidtumoren
Dermatologie voor huidtherapeuten
H15
Benigne tumoren
Opsomming van goedaardige tumoren:
Anatomische substraat Weefsels en cellen Tumor
Epidermis Keratinocyten - Verruca seborrhoica
- Cornu cutaneum
Melanocyten - Naevus naevocellularis
- Blauwe naevus
Adnexen Talgklieren - Vlekje van Fordyce
- Talgklierhyperplasie
- Naevus sebaceus
Zweetklieren - Syringoom
Haarfollikels - Keratoacanthoom
- Tricho-epithelioom
Dermis Bindweefsel en/of fibroblasten - Dermatofibroom
- Fibroom
- Hypertrofisch litteken
- Keloïd
- Angiofibroom
- Koenentumor
Bloedvaten - Hemangioom
- Angioma senile
- Granuloma
teleangiectaticum
- Angiokeratoom
Lymfevaten - Lymfangioom
Macrofagen - Xanthoom
Mestcellen - Mastocytoom
Gladde spiercellen - Leiomyoom
Schwancellen en - Neurofibroom
endoneuriumweefsel
Vetweefsel - Lipoom
Cysten en pseudocysten - Milium
- Epidermale cyste
- Tricholemmale cyste
- Reuzencomedo
- Syndroom Favre-
Racouchot
- Steatocystoma
multiplex
- Myxoïdcyste
- Hidrocystoom
Overige - Chondrodermatitis
Nodularis helicis
,Goedaardige tumoren komen zeer veel voor en kunnen tot grote onrust leiden bij patiënten.
Belangrijk is dat de zorgverlener ze herkent en ze kan onderscheiden van maligne afwijkingen.
Benigne tumoren manifesteren zich meestal als papels, noduli, nodi of cysten (solitair).
Ze kunnen verworven zijn of congenitaal aanwezig zijn.
15.2
Verruca seborrhoica
= ouderdomswratten (meest voorkomende benigne huidtumor)
benigne tumoren die ontstaan door proliferatie van epidermale keratinocyten.
Klinisch beeld:
Verschijnen vanaf 40 jaar en neemt met de jaren toe.
voorkeurslokaties zijn bovenste deel van de romp, het gezicht en handruggen
Eerst is er een licht gele of geelbruine hyperpigmentatie. Daaruit ontstaan geleidelijk wratachtige
papels en plaques.
Karakteristiek voor seborroïsche wratten zijn kleine witte op milia lijkende pseudocystetjes en
donkerder gekleurde hoornpluggen in de follikels.
Oorzaak / ontstaanswijze:
De oorzaak is onbekend. Bij mensen die veel in de zon zitten is hun
aantal groter en ontstaan de wratten op jongere leeftijd.
Diagnostiek:
Meestal gemakkelijk te herkennen.
Differentiaal diagnostiek:
Vlakke laesies kunnen verward worden met lentigo solaris, lentigo
malgina of gepigmenteerde actinische keratose.
Verheven laesies kunnen moeilijk te onderscheiden zijn van naevus
naevocellularis, gepigmenteerd basaalcelcarcinoom of melanoom.
Behandeling / prognose:
Kunnen behandeld worden met een vloeibaar stikstof = cryotherapie
Curretage met een scherpe lepel of een schave-excisie
Seborroïsche wratten blijven (tenzij ze ontstoken raken, dan kunnen ze vanzelf verdwijnen), altijd
bestaan, maar worden nooit kwaadaardig.
15.3
Blauwe naevus
Een blauwe naevus is een regelmatig voorkomende naevus naevocellularis, waarin de melanocytaire
naevuscellen gelokaliseerd zijn in de dermis; dit verklaart de blauwe
kleur. Dit type blauwe moedervlekken zal nagenoeg nooit kwaadaardig
worden.
Klinisch beeld:
Blauwe naevi zijn vastaanvoelende gladde, halfbolvormige, blauwe,
blauwgrijze of blauwzwarte papels of noduli met een groottte van 5-8
mm, die vooral voorkomen op de hand-of voetruggen, het gezicht of
het behaarde hoofd.
Doorgaans is een tumor solitair.
Oorzaak / ontstaanswijze:
De afwijking ontstaat meestal op de kinderleeftijd of tijdens de
adolescentie.
Behandeling / prognose:
Behandeling <1 cm is niet nodig, op cosmetische indicatie kunnen ze chirurgisch verwijderd worden.
Afwijkingen >1 cm moeten histologisch onderzocht worden.
,15.4
Vlekjes van Fordyce
Klinisch beeld:
De vlekjes van Fordyce zijn multipele 1-2 mm
grote witgele papeltjes gelokaliseerd op de
lippen, het wangslijmvlies, de labia minora, de
penisschacht en het preputium.
Het zijn talgkliertjes die niet uitmonden in een
haarfollikel en zo komen ze vaak voor. Hierdoor
worden ze als normale anatomische variatie
beschouwd.
De laesies komen vaak opzetten in de puberteit,
zijn asymptomatisch en behoeven geen therapie.
15.5
Seniele talgklierhyperplasie
Klinisch beeld:
Een of meer gelige papels, soms met wat tele’s, gelokaliseerd op
het centrale deel van het gezicht of het voorhoofd van oudere
mensen.
In het centrum is veelal een inzinking zichtbaar, het ostium van de
talgklierfollikel.
De huid van deze patienten vertoont vaak ook tekenen van
dermatoheliosis (beschadiging door UV)
Oorzaak / ontstaanswijze:
Seniele talgklierhyperplasie is het gevolg van vergrote talgklieren
rondom de opening van een talgklierfollikel.
Differentiaal diagnostiek:
Een seniele talgklierhyperplasie kan veel lijken op een basaalcelcarcinoom en/of syringoom
Behandeling:
Oppervlakkige vernietiging met de elektrocauter of cryotherapie geeft meestal cosmetisch
bevredigende resultaten.
15.6
Naevus sebaceus
Een naevus sebaceus is een epidermaal hamartoom met vooral
talgklieren en folliculair weefsel en zweetklierweefsel.
Klinisch beeld:
Meestal solitair, licht verheven, plaquevormige tumor met een glad of
fluweelachtig oppervlak.
De kleur is geligbruin, geligroze of orangje.
De vorm is rond, ovaal of lineair en del engte varieert van kleiner dan
1-10 cm tot groter.
Voorkeurslokaties zijn het behaarde hoofd, het gebied rond de oren,
de slapen en het centrale deel van het gezicht.
Diagnostiek:
De diagnose kan doorgaans klinisch gesteld worden
Behandeling / prognose:
kan ontwikkelen als benigne tumor (20%) of maligne tumor (<1%), meestal gaat het hierbij om een
BCC.
Er wordt vaak gekozen voor een chirurgische verwijdering op jonge leeftijd.
, 15.7
Syringoom
Syringomen zijn benigne tumoren uitgaande van zweetklierbuizen.
De afwijking wordt iets vaker bij vrouwen gezien en begint in de puberteit.
Klinisch beeld:
Een syringoom is een huidkleurige of gele, 1-5 mm grote, bolvormige
of afgeplatte dermale papel.
Sommige hebben een doorschijnend en cysteus aspect.
Meestal zijn er multipele laesies, die symmetrisch verdeeld zijn op het
gezicht, vooral onder de oogleden.
Vooral op de borst kunnen ze in de puberteit eruptief ontstaan.
Differentiaal diagnostiek:
Syringomen kunnen verward worden met tricho-epitheliomen en met
xanthelasmata en milia (op oogleden). Waterwratten, comedonen.
Behandeling / prognose:
Behandeling met trichloorazijnzuuroplossing, cryotherapie of de elektrocauter geeft cosmetisch
wisselende resultaten; de ablatieve laser (CO2-laser) heeft waarschijnlijk de voorkeur
Maligne degeneratie treedt niet op.
15.8
Keratoacanthoom
Een keratoacanthoom is een snel groeiende tumor van de huid, die
ontstaat uit keratinocyten van de haarfollikels.
Het treft vooral blanke mannen op middelbare leeftijd.
Klinisch beeld:
Een keratocanthoom begint als een ronde huidkleurige of iets
erythemateuze papel, die in een aantal weken groeit tot 1-2 cm groot.
De huid over de scherpbegrensde nodus, die huidkleurig of geligrood
is heeft een glad en glanzend aspect met tele’s.
Kenmerkend voor het keratoacanthoom is de centrale krater die
gevuld is met keratine en die afgedekt kan zijn met een crusta.
De huid om de tumor is niet afwijkend, er geen infiltratie aan de basis.
Het is een solitaire tumor, gelokaliseerd aan de zonlicht blootgesteld delen van de huid zoals het
gezicht en/of handruggen.
Het beloop is kenmerkend; eerst groeit de tumor in 6-8 weken snel tot zijn maximale grootte,
vervolgens blijft hij enkele weken gelijk, waarna de afwijking binnen 3-12 maanden vanzelf verdwijnt.
Oorzaak / ontstaanswijze:
Aangenomen wordt dat zonlicht een zeer belangrijke rol speelt bij het ontstaan van keratoacanthoom.
Bij het optreden van multipele keratoacanthomen moet men denken aan beroepsmatige expositie aan
teer
Diagnostiek:
Keratoacanthoom kan verward worden met een plaveiselcelcarcinoom (groeit langzamer), cornu
cutaneum, hypertrofische actinische keratose en virale wrat.
Keratoacanthomen groeien sneller dan plaveiselcelcarcinomen en hebben een kenmerkende
hoornplug.
Behandeling / prognose:
Verdwijnt vanzelf na gemiddeld drie tot twaalf maanden
Bij kleinere tumoren kan hierdoor spontaan herstel afgewacht worden.
De grotere tumoren genezen vaak met achterlaten van littekens, doordat ze aanzienlijke
weefselschade veroorzaken.
Bij grotere tumoren wordt vaak gekozen voor therapeutische excisie. Alternatieven zijn elektrochirurgie
en cryotherapie of orale retinoïden.