Immuunsysteem / lymfe
Anatomie en Fysiologie
H6.8
Lymfevatenstelsel
Het lymfevatenstelsel is een gesloten buizensysteem dat de werking van het bloedvatenstelsel
ondersteunt.
In de lymfevaten stroomt een heldere vloeistof = lymfe.
Lymfe ontstaat in de weefsels wanneer een deel van het weefselvocht opgenomen wordt in de
lymfevaten.
Bij het lymfevatenstelsel horen de lymfoïde organen lymfeknopen, milt
Lymfoïde organen bestaan uit lymfatisch weefsel = reticulair bindweefsel + lymfocyten
spelen een belangrijke rol bij de afweer in het lichaam
Het lymfevatenstelsel vormt in alle organen en weefsels vatennetwerken.
Lymfecappilairen = lymfehaarvaten
beginpunt van de afvoer van een deel (15%) van het weefselvocht (bevindt zich tussen de
weefselcellen)
Wanneer het weefselvocht in het lymfevatenstelsel terechtkomt lymfe
In totaal 3,5 liter lymfe door het lichaam
De lymfecappilairnetwerken voeren de lymfe af naar de kleine lymfevaten grote lymfevaten
Hoe groter de lymfevaten, hoe dikkere wand (lagen glad spierweefsel) en bevatten de vatten kleppen.
Ductus lymphaticus = lymfebuis (grootste lymfevat)
Truncus lymphaticus = lymfestam (grootste lymfevat)
De manier waarop lymfe door de lymfevaten stroomt, is vergelijkbaar met de bloedstroom door de
aders.
De lymfevaten bezitten kleppen en het lymfetransport wordt verder gestimuleerd door de adempomp,
de hartpomp, de spierpomp en de arteriële pomp.
Lymfoïde organen
Lymfeknopen (lymfeklieren):
= kleine boonvormige orgaantjes bestaand uit reticulair bindweefsel
Afmeting verschilt (grootste is zo’n 3 cm)
bevinden zich op plaatsen waar kleine lymfevaten overgaan in grotere
Lymfeknopen zijn tussenstations in de lymfevaten
Regionale lymfeknopen = een aantal lymfeknopen dicht bij elkaar
liggen strategisch op plaatsen waar een groot gebied van lymfe verzameld wordt (oksels, liezen)
De lymfeknoop werkt als een filter
eventueel aanwezige bacteriën, dode of geïnfecteerde cellen en andere lichaamsvreemde stoffen
blijven in het merg steken
reticulumcellen kunnen bepaalde stoffen onschadelijk maken door fagocytose
De aanwezigheid van ongerechtigheden tussen de reticulumcellen is een startsein voor de activering
van lymfocyten lymfocyten worden aangemaakt in de lymfefollikels (kiemcellen in het merg)
Lymfocyten produceren antistoffen
Wanneer er veel antistoffen gemaakt (moeten) worden kunnen deze sterk actieve lymfeknopen
opzwellen (goed te voelen in de oksel, lies en/of hals)
De waldeyerring:
= lymfatische keelring
verzameling verspreid liggende gebiedjes lymfatisch weefsel op de overgang van de mondholte en
de neusholte naar de keelholte
Tot de waldeyerring behoren:
- Tonsillae palatinae = gehemelteamandelen (keelamandelen genoemd)
- Tonsilla lingualis = tongamandel
- Tonsilla pharyngealis = keelamandel / adenoïd (neusamandelen genoemd)
- lymfatisch weefsel rond de ingang van de buis van Eustachius
Het lymfatisch weefsel van de waldeyerring vangt ziekteverwekkers op.
,Hierdoor wordt het afweersysteem geactiveerd.
De ligging dichtbij de ‘’buitenwereld’’ is gunstig, hierdoor kunnen ziektewekkers minder snel diep in het
lichaam dringen.
De peyerplaques:
= ophopingen lymfatisch weefsel die verspreid in de wand van de dunne darm liggen
vrij grote plaques
Daarnaast komen er in de wand van het spijsverteringskanaal kleinere ophopingen van lymfatisch
weefsel voor.
Overal kunnen bacteriën en lichaamsvreemde stoffen opgevangen worden zodat deze niet in de
bloedbaan komen.
De thymus:
= zwezerik
speelt een belangrijke rol in de eerste levensfasen van de mens, tot ongeveer het begin van de
puberteit.
in de puberteit bereikt de thymus zijn maximale grootte en weegt circa 35 gram.
Hierna wordt hij geleidelijk weer kleiner en is uiteindelijk zichtbaar als klein vetkwabje.
Het orgaan bestaat uit twee of drie kwabben reticulair bindweefsel, omgeven door een kapsel.
In het reticulair bindweefsel komen thymocyten voor:
Thymocyten = ongerijpte bloedstamcellen die zich ontwikkelen tot T-lymfocyten afweer lichaam.
De milt / lien:
= boonvormig en ongeveer 10 x 7 x 4 cm groot
ligt linksboven in de buikholte, onder het diafragma en achter de maag.
Het is een tussenstation in het bloedvatenstelsel
De bouw van de milt komt overeen met die van een lymfeknoop: (kapsel, trabekels en een merg met
veel reticulumcellen)
De uit reticulumcellen gevormde lymfocyten worden aan de bloedbaan toegevoegd en werken mee
aan de afweer.
Het bloed wordt in de milt gefilterd
reticulumcellen fagocyteren lichaamsvreemde stoffen en verouderde of verzwakte bloedcellen
(erytrocyten)
Het ijzer uit de hemoglobine van de afgebroken erytrocyten wordt teruggewonnen en gerecycled
het wordt door het bloedvormende weefsel weer ingebouwd in jonge erytrocyten
In het miltkapsel bevindt zich glad spierweefsel
wanneer dat contraheert, wordt de miltpulpa als een spons ‘’uitgeknepen’’ steek in de zij
Samenvatting:
Het lymfevatenstelsel ondersteunt de transportwerking van de bloedsomloop en regelt de immuniteit
van het lichaam.
Delen zijn:
- lymfe
- lymfevaten
- lymfoïde organen
De samenstelling van lymfe is grotendeels dezelfde als die van weefselvocht
Lymfe stroomt via enkele grote lymfevaten naar het hart en komt via de linker en rechter v.subclavia
terug in de bloedbaan.
Lymfoïde organen zijn:
- lymfeknopen
- waldeyerring
- peyerplaques
- thymus
- milt
Ze filteren het bloed en de lymfe op pathogenen, verouderde erytrocyten(alleen de milt) en dode en
aangetaste lichaamscellen.
De aanwezigheid van ziekteverwekkers activeert het lymfatisch weefsel vervolgens tot de vorming van
lymfocyten, de leucocyten die de specifieke immuniteit van het lichaam verzorgen.
,H6.9
Immuniteit
Virussen, bacteriën, schimmels, parasieten en giftige stoffen kunnen het lichaam binnendringen en je
ziek maken.
Ook binnen het lichaam zijn er bedreigingen, want van tijd tot tijd worden er afwijkende cellen
gevormd. Als die niet opgeruimd worden, kunnen ze ontaarden in kankercellen
Het lichaam heeft twee samenwerkende verdedigingssystemen die de aanvallen van
ziekteverwekkers meestal met succes afslaan:
1. Niet-specifieke immuniteit
vanaf de geboorte aanwezig
richt zich tegen alle mogelijke ziekteverwekkers
2. Specifieke immuniteit
wordt verworven
richt zich tegen specifieke ziekteverwekkers
Immunulogie = vakgebied dat het menselijk afweersysteem bestudeert
Niet-specifieke immuniteit
verdediging tegen alle typen pathogenen (1e en 2e afweerlinie)
Ontstekingen
verdediging is aangeboren dus altijd aanwezig
1e afweerlinie: fysieke barrière
intacte epidermis
slijmvliezen (neus, mond, ogen vagina)
Verdedigingsmechanismen 1e afweerlinie:
- ondoordringbare laag dode huidcellen in de epidermis
- zweet- en talgklieren produceren zure stoffen vinden micro-organismen niet fijn
- speeksel en slijm, traanvocht in de ogen en neus spoelen lichaamsvreemde stoffen weg +
bevatten een antibacterieel enzym lysozym
- kleverig slijm (trilhaarslijmvlies) in de luchtwegen vangen mogelijke ziekteverwekkers
- maagslijmvlies produceert een zoutzuuroplossing vinden pathogenen niet fijn
- slijm in de vagina = zuur verhindert binnendringen pathogenen
- urinewegen worden schoongespoeld met urine
- symbiose van bacteriën bacteriën leven samen met het lichaam (darmflora, huidflora)
helpen mee met de verdediging
Wanneer pathogenen de eerste afweerlinie doorbreken, komen ze in de tweede afweerlinie terecht:
= inwendige niet-specifieke immuniteit
2e afweerlinie: inwendig
Omvat een scala van hulptroepen
bloedcellen
lichaamscellen
Verdedigingsmechanismen 2e afweerlinie:
Neutrofiele granulocyten 65% van alle leukocyten
cellen kunnen zichtbaar gemaakt worden met bepaalde kleurstoffen
verlaten de bloedbaan door chemische signaalstoffen (afgegeven door pathogenen)
op plaats van infectie fagocyteren pathogenen
meestal gaan ze zelf ook hierbij dood (levensduur van enkele dagen)
Macrofagen 5% van alle leukocyten
ontstaan uit monocyten grote eters
na rijping circuleren enkele uren in het bloed leukodiapedese migreren in het weefsel
in het weefsel ontwikkelen ze zich tot grote fagocyterende cellen
kunnen een lange tijd leven
effectief opruimen van micro-organismen zonder hierbij zelf te gronde te gaan
In bepaalde weefsels / organen leven permanent macrofagen (Kupffer-cellen)
, Eosinofiele granulocyten 2% van alle leukocyten
cellen kunnen zichtbaar gemaakt worden met bepaalde kleurstof (eosine)
bevatten in hun granulae celafbrekende enzymen aanvallen parasieten
ze bedekken in grote aantallen de parasiet en storten de enzymen hierover uit
geen fagocytose =opeten
Killercellen T- lymfocyten
gevormd in de thymus
vernietigen niet de ziekteverwekker zelf, maar de cellen die geïnfecteerd zijn met het virus
ruimen abnormale lichaamscellen op (die kunnen ontaarden tot tumorcellen)
maken contact met desbetreffende cel en breken de celmembraan open cel wordt vernietigd
Complementsysteem groep van minstens 20 inactieve weefsel- en plasma-eiwitten
bij een besmetting omzetting tot actieve vorm
uiteenlopende functies (signaalstof, fagocytose)
Interferonen eiwitten geproduceerd door lichaamscellen
wanneer lichaamscellen worden geïnfecteerd door virussen
alarmstoffen worden heel snel door de cel afgegeven, nog voor het afweermechanisme
interferonen diffunderen naar naburige cellen rondom de pathogeen deze (nog) gezonde cellen
reageren hierop door eiwitten te maken hierdoor worden ze minder bevattelijk voor het pathogeen
Ontstekingen:
natuurlijke / nuttige reactie van een weefsel dat beschadigd is
Doel beperken schade en bevorderen herstel van het weefsel
Ontsteking = nuttig!
Oorzaken ontsteking:
Fysisch hitte, radioactieve straling, UV-straling, bevriezing
Mechanisch trauma
Chemisch irriterende stoffen
Immunologisch allergie, auto-immuniteit
Micro-biologisch bacteriën, virussen, schimmels
Lokale ontstekingsverschijnselen:
1. rubor door histamine vasodilatatie toename doorbloeding roodheid
2. tumor door histamine verhoging permeabiliteit omringende capillairen weefselvocht
treedt uit de bloedbaan zwelling
3. calor warmte
4. dolor door druk op zenuwuiteinden door zwelling pijn
5. functio laesa gestoorde functie
bijkomend: pus
pus = resten dode leukocyten, dode weefselcellen, dode pathogenen en uitgetreden weefselvocht
Na opruiming alle dode cellen weefselherstel
wordt bevordert door plaatselijke bloedvatverwijding
Systemische verschijnselen ontsteking:
- leukocytose beschadigde weefsel geeft stoffen af die de aanmaak van neutrofiele
granulocyten in het rode beenmerg stimuleren (factor 5)
- febris koorts (lichaamstemperatuur hoger dan 38 graden) door pyrogenen
- specifieke afweer komt op gang als gevolg van ontstekingsreactie immuunsysteem
wordt gemobiliseerd