Week 1 - Bestuursrecht
I Inleiding: Bestuursrecht
Bestuursrecht is het recht van, voor en tegen het overheidsbestuur:
● Van: het instrumentarium (wat ze kunnen, hun tool-kid) (vb: vergunningen en
subsidie);
● Voor: normen (waar ze zich aan moeten houden, geschreven en ongeschreven,
ABBB’s) (wet en recht);
● Tegen: rechtsbescherming (vb: bezwaar en beroep).
Het bestuursrecht karakteriseert zich door eenzijdigheid: alleen de overheid kan dit.
Het bestuursrecht valt uiteen in drie delen:
1. Het algemene deel: de Awb (gelaagde structuur, net als bij de BW);
2. Het bijzondere deel: bijvoorbeeld het belastingrecht, milieurecht en sociale
zekerheid;
3. Ongeschreven normen (ABBB’s).
II Bestuursorgaan
A-orgaan (full-time) art. 1:1 lid 1 Awb
● Sub a: orgaan van een rechtspersoon die krachtens p
ubliekrecht is ingesteld.
● Art. 2:1 lid 1 BW: staat, provincies, gemeenten, waterschappen (bevoegdheid
krachtens de Grondwet). Nova en KNB horen hier bijvoorbeeld ook bij.
● Art. 2:1 lid 2 BW: andere lichamen met overheidstaak, indien bij of krachtens de wet.
Voorbeeld: Politie (art. 26 politiewet) en de RUG.
Let op: de gemeente is het rechtspersoon, niet het orgaan. Het orgaan van de gemeente is
bijvoorbeeld het college van B&W.
B-orgaan (part-time) art. 1:1 lid 1 Awb
● Sub b: een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
● Voorbeeld: de garagehouder bij een APK-keuring.
Uitzonderingen art. 1:1 lid 2 Awb
O.a. de wetgever, de rechterlijke macht, RvS, rekenkamer, nationale ombudsman en de
koning (koning vloeit voort uit de jurisprudentie, staat niet letterlijk genoemd in dit artikel).
III Besluiten
A. Handelingen bestuursorganen
● Feitelijke handeling:
○ Geen beoogd rechtsgevolg;
○ Onrechtmatige/rechtmatige overheidsdaden.
● Rechtshandeling:
○ Beoogd rechtsgevolg;
, ○ Publiekrechtelijk;
○ Privaatrechtelijk.
B. Legaliteitsbeginsel
● Wettelijke grondslag vereist voor handelen dat ingrijpt in vrijheden/eigendommen van
de burger;
● Wetmatigheid van bestuur, zelfs bij presterend optreden zoals bij het verlenen van
een subsidie;
● Rechtszekerheid.
C. Specialiteitsbeginsel
● Art. 1:2 lid 2 Awb juncto art. 3:4 lid 1 Awb;
● Overheid dient algemeen belang, niet eigen belang;
● Doelgebonden, specifieke bevoegdheden;
● Toevertrouwde belangen worden als belangen bestuursorgaan beschouwd;
● Bestuursorgaan weegt rechtstreeks bij besluit betrokken belangen af.
D. Awb-besluiten
Art. 1:3 lid 1 Awb. Er zijn vier soorten besluiten die voldoen aan dit artikel:
1. Algemeen verbindend voorschrift;
2. Beleidsregel;
3. Concretiserend besluit van algemene strekking;
4. Beschikking (als enige geen algemene strekking).
Er zijn ook andere besluiten, die noemen we geen awb besluiten.
De vereisten voor een awb-besluit staan genoemd in art. 1:3 lid 1 Awb:
● Het moet schriftelijk zijn;
● Afkomstig van een bestuursorgaan;
● Inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling;
1. Algemeen verbindend voorschrift
● Bestuurswetgeving;
● Kenmerken:
○ Zelfstandige normstelling;
○ Algemeen naar tijd, plaats, persoon en feit;
○ Rechtstreeks bindend voor geadresseerde burgers.
Voorbeeld: APV Groningen.
2. Beleidsregel
● Art. 1:3 lid 4 Awb
● Kenmerken:
○ Bij besluit vastgestelde algemene regel;
○ Niet zijnde avv;
○ Over belangenafweging, feitenvaststelling of wetsuitleg;
● Bij gebruik bestaande bevoegdheid (geen nieuwe bevoegdheid zoals bij een avv, kan
ook niet buiten die bevoegdheid);
● Specifieke regels, een logisch gevolg van de avv;
, ● Inherente afwijkingsbevoegdheid, zie art. 4:81 e.v. Awb. Je kan er dus van afwijken
bij bijzondere omstandigheden.
Tip: zie leidraad arresten.
3. Concretiserend besluit van algemene strekking (boek zegt aanwijzingsbesluit)
● Nadere uitwerking avv;
● Geen zelfstandige normstelling.
Voorbeeld: aanwijzen van een gebied waar wel fietsen verkocht mogen worden op straat.
4. Beschikking
● Art. 1:3 lid 2/3 Awb;
● Niet van algemene strekking;
● Inclusief afwijzing van een aanvraag daarvan;
● Begunstigend (vergunning);
● Belastend (Wet Mulder).
E. Voorschriften in de Awb
a. Zorgvuldigheidsbeginsel
● Art. 3:2 Awb;
● Nodige kennis feiten en belangen;
● Openbare voorbereidingsprocedure;
● Art. 3:10 e.v. Awb.
b. Détournement de pouvoir
● Art. 3:3 Awb (mag niet);
● Vloeit voort uit het zorgvuldigheidsbeginsel;
● Art. 3:4 lid 1 Awb (wat moet).
c. Evenredige belangenafweging
● Art. 3:4 Awb;
● Verbod van willekeur;
● Volgens zorgvuldigheidsbeginsel;
● Afweging rechtstreeks betrokken belangen:
○ Aanvrager > wil een schuur;
○ Derdebelanghebbende > uitzicht wordt belemmerd;
○ Algemeen belang > past schuur wel in de buurt.
d. Bekendmaking
● Art. 3:40 e.v. Awb;
● Besluit treedt niet in werking voor bekendmaking;
● Termijn bezwaar/beroep;
● Beschikking toezenden/uitreiking.
e. Motivering
● Art. 3:46 juncto art. 3:47 Awb;
● Deugdelijke motivering;
● Moet worden vermeld.
, f. Hoorplicht
● Art. 4:7 juncto art. 4:8 Awb;
● Aanvrager indien afwijzing o.g.v. andere gegevens dan verstrekt;
● Derdebelanghebbenden.
g. Beslistermijn
● Art. 4:13 e.v. Awb;
● Termijn volgt uit wet;
● Zo niet, dan redelijk termijn (max. 8 week).
F. Voorschriften buiten de Awb
a. Gelijkheidsbeginsel (art. 1 Gw);
b. Rechtszekerheidbeginsel;
c. Vertrouwensbeginsel (gerechtvaardigde verwachtingen).
Twee arresten over détournement de pouvoir:
● Zandvoortse woonruimte;
● Bestemmingsplan Alkemade.
Arrest IKON: art. 3:1 lid 2 Awb. Ook bij privaatrechtelijke bevoegdheden is het
bestuursorgaan gebonden aan de ABBB’s.
G. Bevoegdheden bestuursorgaan
Art. 10:1 e.v. Awb.
1. Attributie:
○ wet schept bevoegdheid.
○ Art. 10:22 Awb;
○ Voorbeeld: art. 131 Gw.
2. Delegatie:
○ Overdracht bevoegdheid;
○ Wettelijke grondslag nodig;
○ Niet aan ondergeschikten;
○ Art. 10:13 e.v. Awb.
3. Mandaat:
○ Namens bestuursorgaan;
○ Geen wettelijke grondslag;
○ Mandaatgever blijft verantwoordelijk;
○ Lijkt op volmacht, niet helemaal hetzelfde;
○ Art. 10:1 e.v. Awb.
IV Handhaving sancties
1. Via rechter;
2. Zonder rechter H5 Awb: