Naam student:
Studentnummer:
Portfolio Fase 1B
Lesplaats:
Leercoach:
Werkveldcoach:
Naam stageschool:
Naam bestuur:
E-mail student:
Telefoon:
1
,Voorwoord
Vier jaar geleden ben ik als onderwijsassistent begonnen met werken op de ……. De ….. is
een katholieke basisschool en maakt deel uit van SCOL. De …… heeft drie pijlers als missie:
Sociale vaardigheden, o.a. leren samenwerken met elkaar;
Complexe vaardigheden, o.a. onderzoeken en ontwerpen;
Hoofdvaardigheden, o.a. goed leren lezen en goed leren rekenen.
Het afgelopen jaar heb ik mij in deze praktijkschool kunnen ontwikkelen om leerkracht te
worden. Waarbij de focus vorig portfolio lag op het geven van een Engels les, inbreng van de
leerlingen gebruiken als een versterking van mijn onderwijsaanbod en mijn rol als Snappet
coach in de school, ga ik mij deze periode focussen op het contact met externen en ouders.
Een belangrijk leerpunt voor mij is prioriteiten stellen en nee zeggen. Deze doelen heb ik
beschreven in mijn POP 1B.
De grootste uitdaging is het draaiend houden van groep 7. Begin dit schooljaar heb ik
aangegeven niet alle verantwoordelijkheden te willen en mijn voorkeur heeft groep 3 of 4.
Mijn directeur heeft uiteindelijk besloten dat ik drie dagen voor groep 7 sta. Een spannend
halfjaar, maar ik ga graag een uitdaging aan. Mijn ontwikkelingen tijdens deze periode
beschrijf ik in dit portfolio.
Mijn lessen zullen worden beoordeeld door verschillende collega’s, omdat ik als zelfstandig
leerkracht voor de klas sta, zonder bevoegd leerkracht naast mij.
2
,Inhoud
1. Voorwoord………………………………………………………………. 2
2. Inhoudsopgave…………………………………………………………. 3
3. Praktijk
3.1 (vak)didactisch handelen………………………………………………….. 4,5
3.2 Pedagogisch handelen……………………………………………………. 6,7
3.3 Samenwerken met collega’s, ouders en externen……………………… 8,9
4. Vakdidactische ontwerpen…………………………………………...... 10,11,12
5. Reflectieverslag Beroepsgeschikt
5.1 Reflectieve professional…………………………………………………… 13
6. Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)
6.1 Terugblik op je vorige POP……………………………………………….. 14,15,16
6.2 Beschrijving nieuwe POP…………………………………………………. 17,18
7. Literatuurlijst……………………………………………………………………. 19
3
, 3.1 (vak)didactisch handelen.
Op een lesvoorbereidingsformulier bereid je onderwijsactiviteiten voor en stel je leerdoelen op. Je
geeft onder begeleiding les met een begrijpelijke instructie. Dit doe je binnen de tijdsplanning als
onderdeel van je klassenmanagement. Je verbindt de lesstof aan aanwezige voorkennis, actualiteiten
of de belevingswereld van de leerlingen. Je zet een werkvorm in of stimuleert leerlingen om samen te
werken. Je stelt open vragen en geeft leerlingen feedback op het leerproces en het behaalde
resultaat. Op inhoudelijke vragen van leerlingen over de onderwijsactiviteit of lesinhoud geef je correct
antwoord. Je herkent en benoemt verschillen tussen leerlingen, op cognitief, cultureel, sociaal-
emotioneel en motorisch gebied. Je kijkt leerlingenwerk na om te controleren of de leerdoelen zijn
behaald. (studiehandleiding Fase 1B Flex 2019/2020)
Ik breng alle kenmerken van de leerlingen in kaart. Op cognitief, sociaal en motorisch gebied stimuleer
ik alle leerlingen de betere versie van zichzelf te worden. De overdracht, CITO toetsen en de Snappet
gegevens heb ik in een overzicht gezet. Meerdere keren per jaar kijk ik in dit overzicht. Ik word eraan
herinnerd op welk gebied ik de leerlingen het beste kan helpen. Zo kan ik aansluiten bij de
belevingswereld en het niveau van de leerlingen. De belevingswereld van kinderen is een groot
begrip. Onder de belevingswereld versta ik: ‘de kinderen betrekken bij het onderwerp en ervoor
zorgen dat het nut ervan inzien om hetgeen te moeten leren, maar zich ook kunnen verplaatsen of hun
fantasieën kunnen gebruiken.’ De hierboven genoemde factoren helpen mij bij het creëren van de
beginsituatie. ‘Hoe kun je de ontwikkeling van kinderen stimuleren?’ ‘Hoe is hun thuissituatie?’ ‘Hoe
gedragen ze zich in de groep?’ ‘Wat maken ze allemaal mee binnen en buiten schooltijd?’ ‘Wat weten
ze al en hoe zit het met de verschillen in kennis, vaardigheden en ontwikkeling tussen de kinderen?’
De bovenstaande vragen hebben allemaal betrekking op het vaststellen van de beginsituatie van
kinderen en de betekenis van mijn rol als pedagoog. (Pedagogische kwaliteit in de basisschool,
2006b, pp. 103)
Als Snappet coach heb ik in samenwerking met de werkgroep een eigen opbouw voor de rekenles
gemaakt. Deze lesfasen heb ik vastgelegd in een format op Gynzy.
Instructie (10 min.): Ik geef instructie en verzorg een begeleide in-oefening. Tijdens deze lesfasen
geef ik les zonder het gebruik van tablets. Ik zorg voor coöperatieve werkvormen of maak gebruik van
wisbordjes.
Zelfstandige verwerking (10 min): De kinderen gaan zelfstandig aan het werk. Ik zorg eerst dat ik
één rondje door de klas loop, zodat ik zeker weet dat iedereen aan het werk kan. De kinderen kunnen
geen vragen meer stellen aan mij. Ik geef verlengde instructie.
Plusjes (15 min.): De leerlingen zijn zelfstandig aan het werk. Elke leerling werkt adaptief. Ik loop
actief rond in de klas om kinderen de begeleiden.
Werkpakket (15 min): De leerlingen werken aan achterstanden. Anderen krijgen verrijkingswerk.
Bijvoorbeeld rekentijgers. Tijdens deze fase mogen de kinderen overleggen. (Zie bijlage 1.1)
Ik bereid de les voor met behulp van handleiding Snappet en/of methodehandleiding. Ik kijk naar de
resultaten van de leerlingen op het specifieke leerdoel. Gebaseerd op de resultaten stem ik de
onderwijsbehoefte af. De leerlingen hebben allemaal een overzicht op de hoek van hun tafel, wat het
werk van de leerling illustreert dat zij moeten maken. Een x-aantal leerlingen doet mee met de
instructie, de rest van de leerlingen doet mee met de verlengde instructie. Elke leerling werkt op zijn
eigen niveau. Deze aanpak is heel anders dan ik op de basisschool ervaren heb. Bij mij op de
basisschool waren er 1, 2 en 3 ster groepen. Elke les kwamen dezelfde leerlingen aan de
instructietafel zitten. In mijn huidige groep 7 is dit per les verschillend. De groep is heterogeen, de
leerlingen leren daardoor elkaars oplossingsstrategieën en denkwijzen. ‘Rekening houden met
verschillen veronderstelt allereerst dat ik kan signaleren welke leerlingen extra hulp nodig hebben.
4