VZ 2.1 Vitale functies
Vitale functies: ademhaling, temperatuur, polsslag en bloeddruk
Ademhaling
1) Frequentie en diepte
4 kwaliteiten van de ademhaling
1. frequentie: hoe groot is het aantal in- en uitademingen per minuut
2. diepte: oppervlakkige of diepe ademhaling
3. regelmaat: regelmatig of niet
4. ademhalingspatronen: terugkerend patroon of niet?
Langzame ademhaling zonder benauwdheid is prima
Snelle ademhaling zonder benauwdheid
Bij opwinding
Bij hogere temperatuur
Als diep ademhalen pijnlijk is: gebroken rib/longvliesontsteking
Normale ademfrequentie
Volwassenen 15-17 keer per minuut
Tieners 12-20 keer per minuut
Kinderen (2-12 jaar) 20-30 keer per minuut
Zuigelingen 30-50 keer per minuut
Rust: oppervlakkige ademhaling
Inspanning: diepe ademhaling
Inspiratie = inademing, expiratie = uitademing
Terminologie voor ademhalingspatronen
Apneu: afwezigheid ademhaling
Dyspneu: benauwdheid (moeite met ademhaling, kortademig)
Hyperventilatie: overademhaling (langdurig te diep ademhalen)
Kussmaul: zeer diepe, ononderbroken regelmatige ademhaling (bij
ernstig ontregelde diabetes)
Cheyne-stokes: diepte ademhaling neemt toe, dan af, stopt dan
even (bij verminderde pompfunctie hart, slagaderverkalking
hersenen en stervende patienten
Zuchtende ademhaling: regelmatige ademhaling met af en toe een
zucht (bij kinderen normaal, v. hersenvliesontsteking of
hersenbeschadiging)
Happende ademhaling/gasping: diepe inademing waarbij alle
hulpademhalingsspieren aangespannen worden, hoofd achterover
onderkaak zakt naar beneden, mond staat open (bij stervende
patienten of mensen die na ademhalingsstilstand ineens weer gaan
ademen
Atactische ademhaling: volledig onregelmatig qua diepte en
frequentie (bij slaapmiddel vergiftiging, hersentumor en ontwaken
uit narcose)
,2) Geluid, geur en huidskleur
Normaal: zacht geruis
Stridor: piepend geluid
inspiratoir = hoog, expiratoir = laag
Hoesten: krachtig uitademen bij een plotseling geopende stemspleet
Hik: plotselinge samentrekking middenrif waarbij stemspleet plotseling
sluit
Normaal geurloos
Foetor ex ore: slechte adem (bijv. slechte gebitsverzorging)
Alcohol-, niervergiftiging, levercirrose en pussende processen in de
longen, acetongeur bij ontregelde diabetes
Veel zuurstof: rood bloed, weinig zuurstof: donkerrood/blauw
Cyanose: blauwe verkleuring van de slijmvliezen
Centrale cyanose: zuurstofarm bloed wordt in aorta gepompt > blauwe
lippen, tong, nagelbed en oren
Perifere cyanose: veel zuurstof uit bloed gehaald omdat het langzaam
door weefsels stroomt > blauwe vingers, tenen en neuspunt
Meetinstrumenten: polsteller, secondewijzer klok/horloge, stopwatch
Circulatie/bloedsomloop: voorziet weefsels van zuurstof en
voedingsstoffen en afvoer van afvalstoffen en koolzuur
4 kwaliteiten van de pols
1) frequentie: aantal slagen per minuut
2) regelmaat: ja of nee
3) gelijkmatigheid: gelijk gevuld
4) kracht: heftig of niet
Polsfrequentie
Rust: 60-100 slagen per minuut
Ouderen: Ongeveer 60 slagen per minuut
Pasgeborene: 120 per minuut
Vanaf 3 jaar: 100 per minuut
Tachycardie: > 100 slagen per minuut
Bradycardie: < 50 slagen per minuut
Stress, koorts, inspanning zorgen voor hogere pols
Regulair: regelmatige pols
Irregulair: onregelmatige pols
Inequale pols: vulling is ongelijk
Equale pols: vulling is gelijk
,Plaatsen om hartslag te bepalen
1) arteria radialis: pols
2) arteria temporalis: lap
3) arteria femoralis: lies
4) arteria brachialis: binnenkant elleboog
5) arteria carotis: hals
Polsslag opnemen 15 seconden lang, eerste slag is nul, vermenigvuldigen
met 4
Bloeddruk meten (tensie)
RR = Riva Rocci > vaak achter gemeten bloeddrukwaarden, staat voor
methode die gebruikt is
Systolische druk: bovendruk
Diastolische druk: onderdruk
Hulpmiddelen bloeddruk meten
Kwikbloeddrukmeters
Digitale bloeddrukmeters
Monometer bloeddrukmeters
Continue registratie (IC)
Elektronische bloeddrukmeters/automatische digitale
bloeddrukmeters
Gemeten waarden worden uitgedrukt in millimeter kwik of mmHg.
Bijv. 125/80 mmHg > 125 = bovendruk, 80 = onderdruk
Gemiddelde bloeddruk
Ouderen (80+) 160/90 mmHg
Volwassenen 120/80 mmHg
Kinderen 110/60 mmHg
Baby’s 90/60 mmHg
Hypertensie: hoge bloeddruk
Hypotensie: lage bloeddruk
Meten bloeddruk RR
Manchet oppompen tot je geen geluid meer hoort, leeg laten lopen. Eerste
geluid = bovendruk. Eerste moment geen geluid meer = onderdruk
Lichaamstemperatuur
Afwijkende lichaamstemperatuur door omgeving, tijdstip dag,
lichaamsactiviteit
Oorzaken verhoogde lichaamstemperatuur
Lichaam kan niet alle warmte kwijt (bijv. door veel dekens)
Ziekte
Temperatuurregulatiecentrum is hoger afgesteld
,