Kennistoets Kwartiel 2 Theorie – Anatomie
Inleiding anatomie, fysiologie en biomechanica
De student kan de inhoud van de biomedische vakken anatomie, fysiologie en
biomechanica globaal herkennen.
Anatomie:
- Leer van de bouw van het lichaam
- Bot, spier, gewricht, bloedvoorziening etc.
Fysiologie:
- Leer van de natuurlijke levensverrichtingen- en verschijnselen (processen/functie)
- Cel weefsel orgaan orgaansysteem organisme
Biomechanica:
- Werking en effecten van mechanische krachten op het lichaam
- Druk-, trekkracht, evenwicht, momenten etc.
De student kan de onderlinge samenhang aangeven van de biomedische vakgebieden
anatomie, fysiologie en biomechanica.
- Door het bewegen (anatomie) komen er krachten (mechanica) vrij, hierdoor krijg je
effecten op de anatomie dit heet biomechanica.
- Zodra de keten van anatomie, fysiologie (functie, natuurwetenschappen) en
biomechanica verstoord wordt, is er sprake van pathologie. Als er sprake is van
pathologie (afwijkende anatomie en fysiologie) wordt er onderzoek gedaan. Hierna
wordt er een medische diagnose opgesteld. Dit wordt gevolgd door een behandeling.
De student kan de geschiedenis beschrijven door middel van historische ontwikkelingen.
In 460 tot 377 voor Christus, Hippocrates van Kos:
- De vader van geneeskunde en zei dat ziektes een natuurlijke oorzaak hebben. Dat
hygiëne, eet- en drinkgewoonte invloed hadden op de gezondheid. Hij dacht dat het
lichaam uit 4 sappen bestond: slijm, bloed, gele en zwarte gal.
Tussen 130 – 216 na Christus, Galenus:
- Galenus koppelde 4 elementen aan grondkwaliteiten: koud, warm, vochtig en droog.
Komt uit de Griek-Romeinse tijd en het systeem heeft 1500 jaar standgehouden.
Tussen 1514 – 1564 na Christus, Andreas Versalius:
- Andreas Versalius vertaalde Galenus. Hij is de grondlegger van de anatomie en was
de eerste die de mens schematisch heeft getekend.
In 1594, Padua:
- In 1594 werd het anatomisch theater geopend in Padua, Italië. Hierin werd voor het
eerst een mens voor educatieve doeleinden ontleed.
Tussen 1578 – 1657, William Harvey:
- William Harvey vond Galenus beeld over het hart fout. Volgens hem is het hart een
pomp en vindt er contact tussen aderen en venen plaats: capillairen.
Tussen 1596 – 1650, René Descartes:
- René Descartes was een filosoof en wiskundige. Hij leverde een bijdrage aan
fysiologie. Dacht na over de werking van hersenen en de aard van de geest.
Tussen 1670 – 1690, Schwemmerdam en Rusch:
- Schwemmerdam en Rusch maakten anatomische preparaten en stichten musea.
,De student kan de basale anatomie en functie van de huid beschrijven.
Volwassenen: 1,2-2,3 m2 oppervlakte aan huid.
Opperhuid (epidermis):
- Bestaat voor 85% uit keratinocyten en voor 15% uit melanocyten. In de diepste laag,
het stratum basale worden voortdurend nieuwe keratinocyten gevormd. Zij schuiven
vervolgens op naar de oppervlakte en ondergaan tijdens deze verschuiving een
proces van afsterving en verhoorning. De meest bovengelegen laag van de epidermis
bevat alleen verhoorde (dode) cellen. Vandaar dat deze laag de hoornlaag wordt
genoemd.
- Bijzondere structuren in de opperhuid zijn: nagels, haar, poriën van: talgklier,
zweetklier en de borstklier.
Lederhuid (dermis):
- De dermis bestaat uit bundels van collageen (trekvaste) vezels die met elkaar
vervlochten zijn en waartussen elastische vezels voorkomen. De meeste bundels met
vezels lopen evenwijdig aan het oppervlak van de huid. De grens van de opperhuid
en lederhuid is golven.
Onderhuids bindweefsel (subcutis):
- Deze onderste laag van de huid bestaat uit losmazig bindweefsel met veel vetcellen.
In de diepe laag zitten verdichtingen van collagene vezels. Soms zit er ook
spierweefsel in de subcutis, bijvoorbeeld in de hals.
Vascularisatie van de huid:
- De bloedvoorziening van de huid wordt verzorgd door bloedvaten die vanaf het
onderhuids bindweefsel naar de lederhuid lopen. Zij vormen in deze laag uitgebreide
netwerken van capillairen van waaruit de opperhuid, haarfollikels talgklieren en de
zweetklieren van het bloed worden voorzien. Tussen de kleinere vertakkingen van de
arteriën en venen komen veel directe verbindingen voor. Deze worden
arterioveneuze anastomosen genoemd en hebben een belangrijke rol in de
warmteregulatie van het lichaam.
Functie huid:
- Bescherming van de huid tegen de buitenwereld, bijvoorbeeld allerlei prikkels,
uitdroging, bacteriën, schimmels en virussen.
- Warmteregulatie
- Zintuigelijke waarneming, het opnemen van prikkels.
- Reservoirfunctie: bloed kwijt kunnen in de huid.
Afweerfunctie van de huid:
- Bacteriedodende stoffen in zweet en talg.
- Cellulaire en humorale componenten in de huid.
- Cellen en stoffen immuunsysteem.
, Nomenclatuur
De student kan de gebruikelijke anatomische benamingen voor de diverse
bewegingsvlakken- en assen van het menselijk lichaam (m.n. vanuit anatomische positie)
benoemen.
- Frontaal: voor- en achterkant (ventraal, dorsaal)
- Sagittaal: links en rechts (sinister, dexter)
- Transversaal: boven- en onderkant (superior, inferior)
Sagittale as
Transversale as
(1)
Longitudinale as