Mastervak: Overheid en privaatrecht 2020/2021
Week 1A Onrechtmatige overheidsdaad (herhaling bachelor)
Filmpjes op Nestor
Onrechtmatige overheidsdaad
Voorbeelden van onrechtmatige overheidsdaden zijn:
- Onterecht weigeren van uitbreiding praktijk
- Onzorgvuldige aanleg bussluis
Historisch perspectief
In art. 6:162 BW staat wat een onrechtmatige daad is. Dit stond ook al in het oude BW. Kan
de overheid zo’n onrechtmatige daad plegen? Dat was niet altijd het geval. Er waren
verschillende periodes:
- Periode I (Vrouw Elske (1896) en Rhedense Koe (1898) – Wanneer de overheid
tekortschoot bij de uitoefening van haar publiekrechtelijke taak, dan kon er nooit sprake
zijn van een onrechtmatige daad. Het idee was toen dat er een speciale bestuursrechter
zou komen die dit moest beoordelen, en dat de Hoge Raad hier niet over mocht
oordelen. Ze dachten dat het BW dan niet van toepassing zou zijn. Die
bestuursrechtelijke instantie kwam uiteindelijk niet, en de HR ging toen anders denken.
- Periode II – Overheidshandelen kan een onrechtmatige daad van het BW opleveren,
maar niet alle criteria van art. 6:162 BW zijn van toepassing en er is niet snel voldaan aan
het relativiteitsvereiste. Hierbij is het Ostermann (1924) arrest van belang. De douane
nam toen veel pakken boter in beslag, en deze kon later niet meer gegeten worden. Kon
dat een onrechtmatige daad opleveren? Dat was het geval, het maakte niet uit of het
voorschrift waaraan de overheid zich moest houden publiekrechtelijk of privaatrechtelijk
van aard is en of de overtreden een particulier of openbaar lichaam is. Dit lijkt goed,
maar niet alle criteria zijn dan van toepassing. Een andere zaak is Zuiderhaven (1939). Dit
ziet meer op het relativiteitsvereiste. Er was een bedrijf gevestigd aan de haven, en de
haven was de ondiep voor de schepen van het bedrijf. Aangevoerd werd dat de
gemeente moest zorgen voor diep water. De Hoge Raad zegt dat de regel die zegt dat de
gemeente moet zorgen voor diep water, niet geschreven is om de burger te beschermen.
Dit kon dus geen onrechtmatige daad opleveren. In deze periode geldt de
maatschappelijke zorgvuldigheid nog niet.
- Periode III – In periode III kon de overheid gewoon worden beoordeeld op grond van art.
6:162 BW. Bijzondere factoren die meespelen zijn:
De mate van vrijheid die de wet overlaat – Militaire kazerne zaak: in de 1e
wereldoorlog werd een militair opgeroepen. De militair zij dat hij ziek was geworden
vanwege slechte behandeling van de overheid (slecht eten etc. bij de kazerne). De
overheid heeft bij de status van oorlog een zekere mate van vrijheid; o.a. slaapplek
en eten bieden. Daar heeft de overheid aan voldaan, het was niet zodanig slecht
geregeld dat er een onrechtmatige daad was. Rijbewijs zaak: een ex gedetineerde
wilde graag zijn rijbewijs in. De CvdK wilde dat niet direct teruggeven. Moet de CvdK
het rijbewijs verlenen of niet? De wettelijke bepaling die van belang was, bood geen
ruimte voor vrijheid bij het terugkrijgen van zijn rijbewijs. De CvdK had geen keuze:
weigeren leefde een onrechtmatige daad op. Hij had zijn rijbewijs direct terug
moeten krijgen, er was een gebonden bevoegdheid.
, De abbb’s – Kermis zaak: Een motoragent die met gierende motor in rijdt op
demonstrerend publiek. De agent vond dit een proportioneel optreden. Er raakte
een journalist gewond. De Hoge Raad zegt dat dit niet in strijd was met een
rechtsnorm. Het was anders bij de Nieuwjaars rellen Oosterpark zaak: de mobiele
eenheid werd opgeroepen om ervoor te zorgen dat familie van een
gemeenteraadslid veilig bleef. De ME hield zich niet aan hun eigen protocollen. De
rechtbank zei dat dit in strijd was met het vertrouwensbeginsel. Dit was een
onrechtmatige daad. Dit verschilde erg van de 1e zaak, maar dat heeft te maken met
de tijd.
Vereisten voor aansprakelijkheid
Wanneer kun je de overheid aansprakelijk houden voor schade geleden door een
onrechtmatige daad:
1. Onrechtmatigheid
2. Toerekenbaarheid
3. Relativiteit
4. Causaal verband tussen onrechtmatige daad en geleden schade
5. Schade
6. Geen eigen schuld
7. Geen verjaring
Onrechtmatigheid en toerekenbaarheid
Iemand pleegt een onrechtmatige daad als hij (art. 6:162 BW):
- Inbreuk maakt op het recht van een ander
- Iets doet of nalaat in strijd met een wettelijke plicht
- Iets doet of nalaat in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het
maatschappelijk verkeer betaamt
Vergeet niet dat de overheid op heel veel manieren rechtmatig een inbreuk mag maken op
een recht van een ander en soms ook een wettelijke plicht op kan leggen. Daarnaast geldt er
misschien een andere zorgplicht.
Wanneer is een appellabel besluit onrechtmatig en toerekenbaar aan de overheid? Een
appellabel besluit is rechtmatig. De burgerlijke en bestuursrecht gaan ervan uit dat het
besluit in eerste instantie rechtmatig is. De (on)rechtmatigheid wordt bepaald in de
bestuursrechtelijke rechtsgang.
Ten aanzien van appellabele besluiten geldt daarom:
1) Het besluit wordt rechtmatig geacht totdat het wordt vernietigd
2) Kom je niet binnen de bezwaar- of beroepstermijn tegen het besluit op, dan krijgt het
besluit formele rechtskracht. Het besluit wordt dan geacht rechtmatig te zijn betreft de
wijze van totstandkoming en de inhoud. Er worden uitzonderingen gemaakt,
bijvoorbeeld de burger treft geen verwijt en wanneer het bestuursorgaan zelf de
onrechtmatigheid erkend.
Wanneer is een appellabel besluit onrechtmatig?
,Van Gog/Nederweert – Neemt het bestuursorgaan een besluit en wordt deze op wat voor
grond dan ook vernietigd door de bestuursrechter, dan houdt het nemen van het besluit een
onrechtmatige daad in voor het bestuursorgaan.
Hoe kan een gelaeerde vast laten stellen dat het besluit onrechtmatig is?
Vernietiging van het besluit door de bestuursrechter
Herroeping of intrekking door het bestuursorgaan wegens onrechtmatigheid
(bijvoorbeeld in de bezwaarprocedure)
Erkenning van onrechtmatigheid door het bestuursorgaan
Ook voor de toerekenbaarheid is Van Gog/Nederweert een belangrijke zaak. Het nemen van
een door de bestuursrechter vernietigd besluit is een onrechtmatige daad
- Die in beginsel toerekenbaar is aan het bestuursorgaan
- Zelfs als het bestuursorgaan geen enkel verwijt treft, kan de onrechtmatige daad in
beginsel aan het bestuursorgaan worden toegerekend.
Relativiteit
Relativiteit is een van de vereisten voor overheidsaanprakelijkheid bij onrechtmatige daad.
Het relativiteitsvereiste is neergelegd in art. 6:163 BW. Er is geen verplichting tot
schadevergoeding wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de
schade zoals de benadeelde die heeft geleden. Er moet op 3 manieren worden onderzocht of
de geschonden norm bescherming biedt, namelijk:
- Zakelijke relativiteit is (tegen welke schade beschermt de norm?)
- Persoonlijke relativiteit (welke persoon wordt door die norm beschermd?)
- Ontstaansrelativiteit (tegen welke onstaanswijze beschermt de norm?)
Standaard relativiteitsarrest Duwbak Linda – Het komt aan op het doel en de strekking van
de geschonden norm, aan de hand waarvan moet worden onderzocht tot welke personen en
tot welke schade de daarmee beoogde bescherming zich uitstrekt.
In casu had het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn niet de strekking een in beginsel
onbeperkte groep van derden te beschermen tegen de vermogensschade die op een vooraf
veelal niet te voorziene wijze kan ontstaan doordat de ondeugdelijkheid en onveiligheid van
het schip.
Tijdelijk illegale Amelandse benzinepomp II (ABRvS) – Er was een tijdelijke illegale
benzinepomp toegestaan door B&W. Die toestemming was gebaseerd op een bepaling in
het bestemmingsplan, en die bepaling was niet de goede grondslag. Gedurende 5 jaar was er
een periode waarin concurrentie geaccepteerd moest worden door een andere
benzinepomphouden, terwijl die concurrentie onrechtmatig was. Er was 5 jaar lang een
onrechtmatige situatie en dat zorgde voor schade bij de concurrent. De concurrent wilde de
schade verhalen op het college B&W. Het college zei dat er geen sprake was van relativiteit
en dat de normen die geschonden was niet strekken tegen de schade van de concurrent. De
Afdeling zegt dat het bestemmingsplan en in dit verband het dwingende karakter van art. 46
lid 1 onder b Woningwet strekken er mede toe rechtszekerheid te verschaffen aan de
genoemde belanghebbende (de concurrent) en beschermen mede tegen schade die wordt
veroorzaakt door een onrechtmatige inbreuk daarop. Er was dus voldaan aan het
relativiteitsvereiste.
,Causaal verband
Het causaliteitsvereiste is neergelegd in art. 6:98 BW. Deze bepaling wordt ook toegepast
door bestuursrechters. Er zijn twee vereisten:
- Vestiging: er is een conditio sine qua non verband nodig. Als de handeling weggedacht
wordt, dan is het de vraag of de schade alsnog zal ontstaan. Als dat het geval is, dan is er
geen csqn-verband.
- Omvang: welke gevolgen zijn nog aan de aansprakelijke persoon als een gevolg van de
schadeveroorzakende gebeurtenis toe te rekenen? Het nemen van het besluit is de
gebeurtenis.
Wanneer is er causaal verband tussen het genomen besluit en de geleden schade?
ABRvS (Tijdelijke illegale Amelandse benzinepomp I) – Er is geen sprake van een causaal
verbant tussen toerekenbare onrechtmatige daad van bestuursorgaan (een vernietigd
besluit) en de geleden schade, als het bestuursorgaan ook een rechtmatig besluit zou
hebben kunnen nemen, dat dezelfde schade tot gevolg zou hebben. Het bestuursorgaan
moet dat aannemelijk maken, bijvoorbeeld door later een rechtmatig besluit te nemen
met dezelfde schade als gevolg. De bestuursrechter moet dus een vergelijking maken
met de hypothetische situaties dat er een rechtmatig besluit zou hebben kunnen zijn.
In de zaak Tijdelijke illegale Amelandse benzinepomp werd later een rechtmatig besluit
genomen om de illegale bezinepomp alsnog toe te staan. Er is dan geen causaal verband,
omdat het rechtmatige besluit ook 5 jaar geleden zou kunnen worden genomen, zo voert
de gemeente aan. Voor de meneer Nachtegaal zou dit betekenen dat hij geen recht heeft
op schadevergoeding. In dit geval moesten er procedurele stappen worden genomen om
het rechtmatige besluiten te nemen, namelijk de uitgebreide voorbereidingsprocedure
(en het onrechtmatige besluit was genomen met de reguliere voorbereidingsprocedure).
Dit was een groot verschil, en de Afdeling concludeert dat als je deze stappen moeten,
gedurende de tijd dat het besluit genomen wordt en in voorbereiding is, er een wel
causaal verband is. Alleen voor de periode die nodig is om het rechtmatig besluit te
nemen is er dus een causaal verband (hier was er wel schadevergoeding). Deze
redenering gold in de periode van 2014 – 2016.
Na 2016 geldt Biolicious – Biolicious vindt dat de markt die voor hun winkel wordt
toegestaan, er minder omzet is. Zij gingen procederen tot het besluit die de markt
toestaat. Het besluit werd vernietigd en Biolicious kreeg gelijk. Ze wilden natuurlijk
schadevergoeding. De Afdeling zegt dat omdat het besluit is vernietigd, Biolicious op
grond van onrechtmatige daad aanspraak maken op vergoeding van schade die zij
daardoor lijdt, indien aannemelijk is dat het algemeen bestuur een rechtmatig besluit
zou hebben genomen dat na aard en omvang dezelfde schade tot gevolg zou hebben
gehad, dan zou Biolicious geen recht hebben op schadevergoeding. Het moet niet alleen
een markt kunnen instellen, het moet ook aannemelijk zijn dat het dat ook zou hebben
gedaan. Er wordt dus iets toegevoegd aan de Tijdelijke illegale Amelandse benzinepomp.
,De Hoge Raad beoordeelt het causaliteitsbeginsel bij een (onrechtmatig) besluit
hetzelfde als de Afdeling.
,Schade, geen eigen schuld en verjaring
Er moet sprake zijn van schade, anders krijg je geen schadevergoeding. Als er sprake is van
eigen schuld, dan kun je ofwel verminderde schadevergoeding krijgen of helemaal geen. Is
de vordering tot schadevergoeding verjaard, dan kun je geen schadevergoeding meer
afdwingen.
Schade
Schade moet aantoonbaar zijn geleden, die schade wordt in beginsel volledig vergoed.
Vergoed wordt vermogensschade (geleden verlies en gederfde winst), wettelijke rente en
immateriële schade (zeer terughoudend, bijvoorbeeld schadevergoeding wegens
overschrijding van redelijke termijn van art. 6 EVRM (er moeten dan wel bijkomende
omstandigheden zijn, heb je langer dan 4 jaar moeten wachten, dan kun je vergoeding
krijgen omdat je zo lang in spanning hebt gezeten)). Relevant zijn hier Afd. 6.1.10 BW en
6:95, 6:96 en 6:106 BW.
Niet vergoed wordt proceskosten gemaakt in bezwaar en bij de bestuursrechter en voordeel
dat wordt genoten uit dezelfde gebeurtenis. Hiervoor gelden aparte regels, neergelegd in
het Awb (forfaitaire stelsel).
Geen eigen schuld
Art. 6:101 BW zegt dat er geen sprake mag zijn van een eigen bijdrage aan de schade. Dit
geldt voor alle vormen van schadevergoeding. Het belangrijkste voorbeeld van schuld in het
bestuursrecht is het gebruik maken van een vergunning die nog niet onherroepelijk is
gebouwen. Begin je bijvoorbeeld met het bouwen van een huis, terwijl er nog procedures
lopen tegen de verleende vergunning, dan loop je een groot risico. Als de bouwvergunning
moet worden vernietigd en niet kan worden verleend, moet je het halve gebouwde huis
weer vernietigen. Dat gaat gepaard met kosten, maar die kosten moet je dan zelf betalen.
Dit is een strenge regel.
Verjaring
Art. 3:310 BW zegt dat een rechtsvordering tot schade verjaart 5 jaar na de dag waarop de
benadeelde met de schade bekend is geworden. Hieronder valt ook dat de benadeelde
bekend moet zij wie de schade heeft veroorzaakt. De termijn begint pas te lopen nadat je
bekend bent met de schade en weet wie dit heeft gedaan.
Wanneer begint de termijn? Bij een feitelijke handeling geldt dat de termijn begint te lopen
op het moment van ontstaan van de schade en wie de schade heeft veroorzaakt. Dan begint
de 5 jaar termijn te lopen. Voor besluiten geldt iets bijzonders op grond van art. 8:93 Awb.
Bij een besluit begint de verjaringstermijn niet eerder dan dat vernietiging door de
bestuursrechter van het schadeveroorzakende besluit onherroepelijk is geworden. Ook kan
een bestuursorgaan de onrechtmatigheid erkent, dan begint ook de verjaringstermijn van 5
jaar te lopen.
Hoe kun je de termijn stuiten, ofwel stoppen dat de verjaring plaatsvindt? Je moet voor de
einde van het termijn een handeling verrichten: schadevergoeding vragen.
,Live hoorcollege
Bij onrechtmatige overheidsdaad hebben we het over besluitenaansprakelijkheid. Het gaat
om aansprakelijkheid voor appellabele besluiten, waartegen je nog kunt procederen.
Hiervoor geldt een bijzonder regime als het gaat om de rechtsmachtverdeling tussen
bestuursrechter en burgerlijke rechter. Aansprakelijkheid voor niet appellabele besluiten,
zoals procederen tegen avv, is een ander onderwerp dat wij niet zullen bespreken.
Besluitenaansprakelijk kenmerkt zich door een samenspel van de bestuursrechter en de
burgerlijke rechter:
- Dubbele rol bestuursrechter – vernietigingsberoep en schadeverzoeken. De
bestuursrechter moet eerst vaststellen of het besluit onrechtmatig of rechtmatig is. Als je
vindt dat het appellabele besluit onrechtmatig is, moet dit eerst vastgesteld worden door
de bestuursrechter; daar moet je eerst procederen. De bestuursrechter moet ook
schadeclaims beoordelen, vaak voor onrechtmatige besluiten.
- Burgerlijke rechter – Nog steeds veel belangrijke zaken die nog steeds de
rechtsontwikkeling beïnvloed op het gebied van onrechtmatige overheidsdaad.
Afstemming burgerlijke en bestuursrechter
De Hoge Raad heeft in een fiscale zaak (HR 13 maart 2015, AB 2015/118) duidelijk
uitgesproken wat de bedoeling van de wetgever is en dat de bestuursrechter op precies
dezelfde wijze beoordeelt of er een schadevergoedingsplicht is als de civiele rechter dat zou
doen. De bestuursrechter zoekt dus aansluiting bij de civiele rechter. Er zullen dus gelijke
uitkomsten moeten zijn. Art. 8:73 Awb is overigens per 1 juli 2013 geschrapt.
Wat is een onrechtmatige overheidsdaad? Hiervoor kijken we naar art. 6:162 Bw. Iemand
pleegt een onrechtmatige daad als hij:
- Inbreuk maakt op het recht van een ander
- Iets doet of nalaat in strijd met een wettelijke plicht
- Iets doet of nalaat in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het
maatschappelijk verkeer betaamt
In het bestuursrecht kan een onrechtmatige overheidsdaad gepleegd worden door feitelijk
handelen, (bestuurs)wetgeving en rechtspraak, niet appellabele besluiten en appellabele
besluiten. Zoals gezegd gaan wij alleen in op appellabele besluiten.
De bestuursrechter zegt tegenwoordig dat niet precies art. 6:162 BW van toepassing is op de
aansprakelijkheid van de overheid als het gaat om onrechtmatige besluiten, maar het
leerstuk van de onrechtmatige daad is ook van toepassing op het publiekrecht als het zich
moet gevoelen in het publiekrecht. Dit leerstuk is gecodificeerd in art. 6:162 BW – het civiele
recht – dat wordt dus gevolgd. Je kunt dus gewoon art. 6:162 BW toepassing, maar het krijgt
een aparte invulling in de praktijk.
Voor appellabele besluiten geldt (Van Gog/Nederweert):
- Nemen van een besluit dat later op wat voor grond dan ook wordt vernietigd door de
bestuursrechter = een onrechtmatige overheidsdaad.
- Dit betekent niet direct dat er ook sprake is van aansprakelijkheid, daarvoor moet aan 7
eisen zijn voldaan.
, De bijzondere factoren die de rechterlijke beoordeling van het overheidshandelen bepalen
zijn de mate van vrijheid die de wet de overheid laat en de algemene beginselen van
behoorlijk bestuur. Deze factoren beïnvloeden de invulling van art. 6:162 BW, omdat het nu
om de overheid gaat en niet om de burger. De vraag is: in hoeverre heeft de overheid de
vrijheid gekregen om de taak uit te voeren (discretionaire bevoegdheid)? Het gaat hierbij dus
om beleidsvrijheid. De uitvoering mag bijvoorbeeld niet in strijd zijn met hoger recht of het
verbod van willekeur. Als er veel beleidsvrijheid is, is het voor de rechter moeilijk om te
zeggen dat er sprake is van onrechtmatigheid. Door middel van de abbb worden de
maatschappelijke betamelijkheid-norm ingevuld. Als daar niet aan wordt voldaan, is het
optreden onrechtmatig.
Formele rechtskracht
Wordt een besluit niet vernietigd, dan wordt het geacht rechtmatig te zijn. Dit noemen we
de formele rechtskracht van het besluit. Dit is het tegenovergestelde van wat bepaald is in
Van Gog/Nederweert.
De burgerlijke rechter en de bestuursrechter hanteren de regel dat de onrechtmatigheid van
het schadeveroorzakende besluit in de bestuursrechterlijke rechtsgang wordt bepaald. Hoe
gebeurt dit? Er kan vernietiging van het besluit plaatsvinden door de bestuursrechter, het
bestuursorgaan kan het besluit herroepen/intrekken wegens onrechtmatigheid of erkenning
van de onrechtmatigheid door het bestuursorgaan. Erkenning moet plaatsvinden voordat de
beroepstermijn is verstreken. Als een van deze situaties zich voordoet, is er sprake van een
onrechtmatig besluit. Doet geen van deze gevallen zich voor, dan wordt het besluit
rechtmatig geacht. Zowel de bestuursrechter als de burgerlijke rechter hanteren deze
rechtmatigheidsfictie. Hoe weten we dit? Dit is bepaald in de zaak Heesch van de Akker.
Fictie – Heesch van de Akker
Als een met voldoende waarborgen omklede administratiefrechtelijke rechtsgang open heeft
gestaan en daar heeft de burger geen gebruik van gemaakt of tevergeefs gebruik van
gemaakt, dan moeten we ervan uitgaan dat het besluit zowel tot wijze van totstandkoming
als de inhoud in overeenstemming is met de wettelijke voorschriften en abbb’s. Dit is een
fictie. Dit geldt in beginsel ook als de rechter wel ziet dat het besluit onrechtmatig is, maar
de burger er niet tijdig tegen geprocedeerd heeft; het besluit wordt geacht rechtmatig te
zijn, tenzij de burger op het verkeerde been is gezet door de overheid.
Waarom kennen we deze fictie? Er is nu geen verschil in oordeel tussen de Hoge Raad en de
bestuursrechter. Het rechtsmatigheidsoordeel gebeurt door een gespecialiseerde
bestuursrechter en het belang van rechtszekerheid is gediend bij de korte termijnen in het
bestuursrecht.