College 2 – diversiteit en reproductie
Eencellig en meercellig
Er zijn ook temporeel meercellige dieren: dictyostelium slijmschimmel
Tijdens slechte omstandigheden gaan ze aggregeren en vormen ze een meercellig slakje en dan een
sporofyt, sporen komen vrij en worden verspreid.
Waarom meercellig worden?
Je kan groter worden en dus meer complexe taken doen, specialisatie in cellen krijgen, wat ervoor
zorgt dat je weer nieuwe niches in kan gaan nemen.
Het heeft wel consequenties: het is ingewikkeld om samen te werken (takenverdeling) en heeft dus
een goede regulatie nodig, signaalsysteem nodig, zorgen dat je goed aan elkaar vast zit en niet uit
elkaar valt.
Maar weinig groepen zijn meercellig geworden.
Fungi
Organismen die hun voedsel halen uit andere organismen en niet zelf hun energie opwekken
heterotrofe organismen dus. Ze nemen nutriënten op door middel van absorptie.
Ze vormen een mycelium met hyphae.
Verschillende levensstijlen:
- Saprophytic (organism that lives on dead organic matter)
- Symbiotic: parasitic, commensal (interactie tussen twee organismen, waarbij het ene
voordeel heeft en het ander niet beïnvloed is) , mutualistic
Fungi zijn niet monofyletisch.
Classificatie gebaseerd op reproductie organen:
Zygomycota (jukzwammen)
- Zijn de meest basale, de hyphae bevatten geen septa
- Voornamelijk op verterend materiaal
- Je ziet het vaak in de koelkast of fruitmand
- Mycorrhiza
- Some opportunistic pathogens (an organism that is capable of causing disease only when the
host's resistance is lowered, for example, by other diseases or drugs)
Basidiomycota (steeltjeszwammen)
- Sporen zitten op steeltjes
- Saprophytes, mycorrhiza, plant pathogens (rusts)
- Mushrooms
- Sexual reproduction via basidia
- Complicated life cycle
Ascomycota (zakjeszwammen)
, - Vruchtlichamen kunnen zowel seksueel als aseksueel zijn
- Heeft langgerekte zakjes met 8 sporen
- Veroorzaakt een aantal ernstige plantenziekten
Deuteromycota – no reproductive organs known
Algen
Niet monofyletisch.
Phaophyta (bruine algen)
- Hebben niks met planten te maken
- Je vindt ze in havens en pieren
- Voornamelijk marien
- Van microscopisch klein tot kelp
- Ze hebben parenchym, dus een stevige callus
- Ze hebben een voetje voor vasthechting, een steel, bladstructuur met vaak blazen die zorgen
voor het drijfvermogen
- Normaal bladgroen, maar als toevoeging hebben ze het pigment fucoxanthin, wat de
specifieke bruine kleur geeft en zorgt dat ze ook nog andere golflengtes kunnen gebruiken
dan de golflengtes die chlorophyll kan gebruiken.
Rhodophyta (rode algen)
- Zustergroep van de landplanten en de groene algen
- Vreemde organismen als men kijkt naar reproductie: spermacellen hebben geen flagel en
geen centriole en kan zich dus niet voortbewegen, maar moet ingevangen worden door het
vrouwtje. Het vrouwtje heeft speciale structuren ontwikkeld om dit te doen.
- Ze zijn rood, omdat ze een ander pigment extra hebben: phycoerythrin, gevoelig voor andere
golflengtes, vangt blauw en groen licht. Zeer functionele aanpassing! In water, als je dieper
gaat, dan verdwijnt eerst het rode licht en onderin blijft het blauwe licht over. Deze algen
verwacht je dus ook diep in het water.
- Vorm is afgeplat, kan filamenteus zijn of met afgeplatte filamenten en ook eencellige en
meercellige organismen
Chlorophyta (groenwieren, groene algen)
- Lijken het meest op landplanten
- Alleen chlorophyll
- Verschillende vormen; platvormig, dunne draadjes
- Mariene kustlijnen, zoetwater, terrestial habitats