College 1 bewegingspathalogie (18-04-2018)
Verslag => 20% van je cijfer (deadline 4 juni)
Tentamen =>(50/50) 50 meerkeuze en 3 open vragen en 2 kiezen die niet over je verslag
gaan.
Ziekten en oorzaken
Pathos = lijden, ziekte
Logos = kennis, wetenschap
Pathogenese = ontstaanswijze van ziekte (cel=> weefsel=>orgaan=>organisme)
Complicatie = verwikkeling (niet het directe symptoom van die ziekte)
Comobiliteit => andere ziektes veroorzaakt door je eerste ziekte
Gezondheid
Gezondheid is een toestand van een zo optimaal mogelijk fysiek en sociaal welzijn waarbij
iedereen de kans moet hebben om als mens capaciteiten te ontwikkelen en te gebruiken
met een maximum aantal vrijheidsgraden en keuzemogelijkheden.
Cel = de kleinste functionele eenheid de alle genetische informatie van dat organisme bevat.
Cellulaire homeostase
Functie van de cel zijn handhaving van de cellulaire energievoorziening, selectieve
permeabiliteit, essentiële enzymactiviteit en genetische informatie.
Ziekte gevolg van primaire afwijkingen op drie niveaus:
Genetische functie
Fysiologische biochemische functie
Bouw of rangschikking van cellen, weefsels en organen
Vaak combinatie van deze 3
Ziekte = verstoring van homeostase => dynamisch evenwicht tussen beschadigde prikkels en
zelf herstellend vermogen van het lichaam bv lichaamstemperatuur of hormoonspiegel.
Oorzaken, noxen:
o Endogeen: vanuit het organisme zelf: erfelijke predispositie, inactiviteit,
senescentie(veroudering), stress en immunologische reacties.
o Exogeen: van buitenaf => fysisch, chemisch intoxicatie, voedingsdeficiëntie of
Infecties
Noxe = schadelijke prikkel (soort, intensiteit, duur)
Leasie = verstoring cel evenwicht
Aanpassingsvermogen cel afhankelijk van: soort, leeftijd, conditie en delingfase
Cellen reageren op schadelijk stimuli met uitbreiding van adaptieve processen:
Verhoogde/verlaagde cellulaire activiteit
Verandering celmorfologie
Geen adaptatie – regressieve verandering en cel beschadiging
Reversibel – cel degeneratie
Irreversibel – necrose
,Celdegeneratie: minderwaardige cel qua structuur en functie
Intracellulair
brandwonden
Enzymdefect, bijv PKU (fenylketonurie: verhoogde concentratie fenylanaline)
Gestoorde cellulaire energievoorziening (hart)
Intercellulair, bindweefsel
Hyaliene degeneratie: sclerosering, littekenweefsel, MS
Fibrinoïde degeneratie: brandwonden
Lucide degeneratie: slijmcysten, peesganglion
Vezel degeneratie: collageen en elastiek
Necrose
afsterving van groepen cellen
Ontstekingsreactie leidt weefselherstel of regeneratie is altijd gevolg van
extracellulaire prikkel, verandering in permeabiliteit membraan
Dicubitiswond: Als de bloedcirculatie niet goed is krijg je pusvorming en breekt het
membraan open => moeilijk te genezen.
Apoptose
Individuele cellen ten gronde => geprogrammeerde celdood (resten worden opgeruimd door
fagocytose) => normaal proces
Gangreen
Necrose en rotting t.g.v bacterien bijv. door diabetes of bevriezing/verbranding
Noxen en regressieve veranderingen
Coagulatienecrose: afsluiting arteriële bloedtoevoer (hart infarct)
Colliquatienecrose: bacteriële infecties, herseninfarcering – necrose hersendelen
Vetnecrose: pancreas
Fibrinoïde necrose: vasculitis
Verkazende necrose: tuberculose
Verandering in cel
Grootte
o Atrofie: afname celgrootte
Fysiologisch: huid, hersenen, spieren
Pathologisch: honger, ischaemie, straling/cytostatica, spierziekte
Spieratrofie: kleinere spiervezels / inactiviteit
o Hypertrofie: toename celgrootte
Spierhypertrofie: trainen
Aantal
o Involutie: afname aantal cellen
o Hyperplasie: toename aantal cellen
Differentiatie
o Metaplasie: overgang naar ander celtype (normale cellen)
Grootte vorm en organisatie: dysplasie (voorstadia tumorcel) => abnormaal
,Hyperplasie of hypertrofie?
Afhankelijk van soort cellen Labiele cellen, bv Epitheelcellen => hyperplasie Stabiele cellen
=> hypertrofie. Beide: baarmoeder
Celdifferentiatie
sterk => geen celdelingen (fixed, blijvend) bijv, zenuwcel/spiercel/elastisch
weefsel/osteocyten
Matig=> nromaliter geen celdelingen maar onder stress wel celdelingen (stabiele
cellen) bijv levercel, niertusbuluscel
Mating => constatie aanmaak afstoting en vervanging dmv celdelingen (labiele cellen)
bijv hoorncellen, darmepitheel of klierepitheel
weinig => voorraad, waaruit weefselspecifieke cellen ontstaan d.m.v celdelingen.
(reserve cellen) bijv. lymfoïd weefsel of bindweefsel
Zenuwcel/hersencel zijn zeer sterk gedifferentieerd, 1 functie.
- Levercellen zijn stabiel, duidelijke functie, deel lever wegsnijden, in 6-8 weken is de lever
weer aangegroeid, facultatieve cellen vullen de lever weer aan. = stabiele cellen
- labiele cellen: cellen van de huid, darmepitheel. Kunnen andere functie overnemen. Tumor
vaak in de labiele cellen beginnen.
- niet/nauwelijks gedifferentieerd: lymfe - borst in verwachting: toename in aantal cellen =
lobulaire hyperplasie –
Veel pizza eten, patat en weinig beweging: hypertrofie van de adipocyten(vetcellen):
toename grootte in vetcellen
Afweerreacties
Regressie voorkomen/bestrijden, noxen neutraliseren
Niet specifiek
Passief: huid, slijmvliezen (pH, trilhaar), skelet, darmflora, huidflora
Actief: cellulair granulocyten, lymfocyten, macrofagen
Ontsteking
lokale reactie op weefselbeschadiging, van welke aard dan ook (chemisch, fysisch,
mechanisch, microorganisme, etc.)
Gericht op neutraliseren / verwijderen van schadelijk agens en herstellen van schade
Ontsteking is bindweefselaangelegenheid
Cellen in bindweefsel:
Fibroblasten (stoffen voor wondgenezing)
Histocyten (macrofagen: opruimers afval) macrofagen samen een groot partikel
en vormen een granuloma.
Mestcellen (vaso-actieve stoffen histamine en serotonine, heparine)
Plasmacellen (antistoffen, immuunsysteem)
Bindweefselvloeistof: grondsubstantie, mucoïd
Bindweefselvezels: collageen en elastine
Klassieke beschrijving onstekingsproces
, Rubor: roodheid
Tumor: zwelling
Calor: warmte
Dolor: pijn
Functio laesa: verlies van functie
Belangrijkste vasculaire verandering bij acute onsteking
Dilatatie van de kleine bloedvaten
Vertraging van de bloedstroom (diapedese)
Toegenomen permeabiliteit van de vaatwand waardoor diffusie van grote
hoeveelheid eiwit en vloeistof mogelijk wordt.
Fasen ontsteking
1. Hyperaemie
Histamine en bradykinine vrij => vasodilatatie
2. Exsudatie
Vasten worden lek, passage van water, zouten en kleine eiwitten uit plasma naar
beschadigde gebied.
3. Infiltratie van leukocyten
Uittreden van granulocyten (snelst), monocyten (2e snelste) of macrofagen,
lymfocyten (traagst) en plasmacellen onder invloed van cytokinen
4. proliferatie
Fibroblasten, doel regeneratie en herstel van het weefsel
Samenvattend kenmerken ontsteking
Noxe => weefselbeschadiging
Rubor en Calor
Vaso-actieve stoffen: histamine & bradykinine
Vasodilatatie capillairen; Verhoogde doorbloeding
Tumor
Verhoging permeabiliteit capillairen
Uittreding vocht en eiwit
Zwelling weefsel
Dolor en functio laesa
Zwelling weefsel, druk op zenuwuiteinden
Vrijkomen prostaglandinen
Weefsel niet goed belastbaar => gestoorde functie (functio laesa)
Fagocytose
Fagocyt = type witte bloedcel, dat ruimt een pathogeen op door middel van fagocytose. Fago
= eten; cyt = holte cel
Er zijn twee soorten fagocyten: macrofagen en microfagen
Fagocyten belangrijke rol in het op gang komen van de bestrijding van pathogenen.
Indeling ontstekingen
o Hyperemisch: alleen roodheid (zonnebrand)
o Exudatief: met vochtuitdreding