Course 3.4 Affective Disorders
Probleem 2 - Depression part 2
Leerdoelen:
Vignet 1
- Hoe uit depressie zich bij kinderen en jongeren en hoe ontstaat het?
- Vanaf welke leeftijd kunnen kinderen depressief worden? Wat zijn de risicofactoren?
- Hoe kun je depressie bij kinderen en jongeren behandelen?
Vignet 2
- Welke risicofactoren zijn er voor zelfmoordgedachten/neigingen?
- Hoe kan je herkennen dat iemand suïcidaal is?
- Wat is het verschil tussen met die suïcidale gedachten hebben en de daadwerkelijke
neiging?
- Hoe behandel je suïcidaliteit? Verander je een behandeling als iemand suïcidaal is?
Vignet 3
- Wat zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen bij depressie?
- Waar komen deze verschillen door?
- Waarom komt depressie vaker voor bij vrouwen dan bij mannen?
- Waarom is het belangrijk hier rekening mee te houden bij de behandeling?
- Hoe moet je therapie aanpassen op gender?
Vignet 4
- Wat is de invloed van lichamelijke activiteit (sporten), diëten en mindfulness op
depressie?
Vignet 1 - Sad babies, toddlers and adolescents
Hoe uit depressie zich bij kinderen en jongeren en hoe ontstaat het? Vanaf welke leeftijd
kunnen kinderen depressief worden? Wat zijn de risicofactoren?
BRON: F ergusson, David M., Woodward, Lianne J.,. (2002). Mental Health, Educational,
and Social Role Outcomes of Adolescents With Depression.
Doel van het onderzoek
In dit onderzoek is longitudinale data (van 21-jaar) gebruikt om te kijken in hoeverre
jongeren (14-16 jaar) met depressie een hoger risico hebben op ongunstige psychosociale
uitkomsten in de latere adolescentie en jonge volwassenheid (16-21 jaar).
Introductie
In de laatste decennia wordt er meer stilgestaan bij depressie onder kinderen en
adolescenten. Tot aan 1970 werd er gedacht dat depressie niet voorkwam bij jonge mensen,
maar uit recente onderzoeken naar de prevalentie bleek dat zo’n 2-8% van de jonge mensen
hun eerste episode van major depression hebben tegen 16-jarige leeftijd. Door deze
bevindingen is er meer interesse in de etiologie, comorbiditeiten en gevolgen van
vroeg-optredende depressie (early onset depression). Er is toenemend bewijs voor de latere
risico’s voor onder andere een depressieve episode, verminderd sociaal functioneren en
drugsgebruik bij mensen met vroeg-optredende depressie. Er wordt gedacht dat dit komt
1
,door de effecten van de vroeg-optredende depressie op de normale ontwikkeling en de
continuïteit van de depressieve stemming over tijd. Er is nog weinig informatie over de
precieze paden die de link tussen vroeg-optredende depressie en latere uitkomsten legt. Er
worden in het algemeen 3 paden voorgesteld die de link kunnen uitleggen:
1. Er kan allereerst een direct effect zijn van depressie op latere uitkomsten. Depressie
zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot verminderde onderwijsprestaties en verlaagde
levenskansen.
2. Ten tweede kan het zo zijn dat de associatie tussen vroeg-optredende depressie en
latere uitkomsten niet causaal is en weerspiegelt het de aanwezigheid van
antecedente factoren die geassocieerd worden met een verhoogd risico op depressie
en andere ongunstige uitkomsten. Voorbeeld: vroege blootstelling aan
kindermishandeling kan geassocieerd worden met een verhoogd risico op depressie
en andere ongunstige uitkomsten.
3. Tot slot is het mogelijk dat de link gemedieerd wordt door de aanwezigheid van
comorbide stoornissen.
Om de rol van vroeg-optredende depressie bij latere uitkomsten te begrijpen, moeten de
paden goed onderzocht worden.
Er wordt onderzocht aan de hand van de volgende vragen:
- In hoeverre hebben jonge mensen (14-16) met depressie een verhoogd risico op
andere stoornissen, onderprestatie op school en verminderde levenskansen?
- Welke paden zijn er die de link kunnen leggen tussen vroeg-optredende depressie
en latere uitkomsten?
Methode (aan de hand van de checklist)
Participanten
Wat is de onderzoekspopulatie? Is deze relevant en goed omschreven?
De onderzoekspopulatie zijn kinderen (1265) geboren in Christchurch, Nieuw-Zeeland, rond
1977. Deze is relevant voor het longitudinale onderzoek, aangezien de vanaf de geboorte al
worden onderzocht. Het zijn wel enkel kinderen uit een stadsgebied. De sample die werd
gebruikt waren kinderen die depressie lieten zien op 14-16-jarige leeftijd.
Wat zijn de inclusie/exclusie criteria? Is er sprake van randomisatie?
Inclusiecriteria was enkel dat ze geboren waren in Christchurch rond 1977. Er staat niet
letterlijk dat er sprake is van randomisatie, maar hier kan wel vanuit worden gegaan.
Kregen participanten een beloning? Kon deze van invloed zijn op de resultaten?
Er was geen beloning.
Is er experimentele manipulatie? Zo ja, was deze succesvol?
Er was geen sprake van experimentele manipulatie.
Materialen
Welke testen/meetinstrumenten werden gebruikt? Wat zijn daarvan de psychometrische
kwaliteiten? Zijn deze bevredigend?
Er werd gebruik gemaakt van interviews. De participanten werden geïnterviewd over
persoonlijk en sociaal functioneren. Er werd gebruik gemaakt van de Composite
International Diagnostic Interview om mentale gezondheid en middelengebruik te meten.
Daarnaast werden ze geïnterviewd over suïcidaal gedrag. De DSM-IV werd gebruikt om te
diagnosticeren. Ouderschap op jonge leeftijd en werkloosheid werd ook gemeten.
Er werden drie dingen gemeten: de prestatie op school en of zij deze hadden afgemaakt,
vervolgstudies en werkverleden. De kwaliteit van interviews zijn vaak niet heel hoog, omdat
2
, deze subjectief zijn, maar er was een protocol voor het interview en de interviewers waren
getraind.
Als er een nieuw soort meetinstrument wordt gebruikt, is deze dan wel genoeg
gedocumenteerd?
Er is geen sprake van een nieuw soort meetinstrument.
Beschrijft deze sectie voor elke variabele uit de hypothese hoe deze gemeten is en welke
scores worden gebruikt?
Vroeg-optredende depressie is gemeten aan de hand van interviews, en aan de hand van
de DSM. Er werd zowel gekeken naar zelfrapportage als rapporten van de ouders. Latere
uitkomsten werden gemeten Om de latere uitkomsten te meten werd aan de hand van
interviews informatie verkregen over het schooltraject, ouderschap, werkloosheid etc.
Welke soorten stimuli zijn er gebruikt? Zijn ze helder?
Er is geen sprake van stimuli.
Apparatus
Wat voor type apparaat werd gebruikt?
Er werd gebruik gemaakt van een interviewopzet: Composite International Diagnostic
Interview.
Procedure
Wat is de onderzoeksopzet? Wat zijn de onafhankelijke en afhankelijke variabelen?
Interviews afnemen. De onafhankelijke variabele is vroeg-optredende depressie en de
afhankelijke variabele is latere uitkomsten.
Wat is de experimentele manipulatie? Is deze helder?
Deze is er niet.
Wat is de exacte procedure? Is er genoeg informatie voor replicatie van het onderzoek?
Het is erg helder uitgelegd, op bepaalde leeftijden worden er interviews afgenomen die
informatie moeten verkrijgen over bepaalde eigenschappen en of gebeurtenissen van de
participanten. Replicatie zou waarschijnlijk goed kunnen.
Zijn de design en procedure goed met betrekking tot de onderzoeksvragen? Wat zijn
mogelijke alternatieven?
Het design meet de zaken die de link kunnen meten. Echter is interviewen soms subjectief
wat een valkuil kan zijn. Een andere optie zou de BDI zijn op jonge leeftijd en op latere
leeftijd bijvoorbeeld andere soort testen zoals de SCL-90.
Discussie
Na het onderzoek te hebben uitgevoerd zijn er een aantal zaken helder geworden:
- Jonge mensen met depressie hebben een hoger risico voor latere ongunstige
uitkomsten, zoals depressie, anxiety, suïcidaal gedrag, nicotine afhankelijkheid,
problemen met werk en school en vroegtijdig ouderschap (wat eerdere onderzoeken
ondersteunt).
- Depressie tijdens de adolescentie werd geassocieerd met andere ongunstige
factoren, zoals hogere hoeveelheid blootstelling aan ongunstige sociale en familie
omstandigheden, lager IQ, hogere levels van neuroticisme en hogere hoeveelheden
comorbide stoornissen zoals anxiety of drugsgebruik (dit ondersteunt ook eerdere
onderzoeken).
- Latere sociale onaangepastheid kan liggen aan de paden. Er werd bewijs gevonden
voor het directe pad (pathway 1), doordat naar voren kwam dat mensen met
3