Economie hoofdstuk 8: Sparen en lenen
8.1 Levensloop
De financiële ‘ruimte’ die huishoudens in de loop van de tijd hebben, kunnen we
schematisch weergeven. Figuur 8.1 toont deze financiële levensloop van
huishoudens. Bij het beoordelen van deze figuur moet je je realiseren dar de
geschetste financiële mogelijkheden saldi betreffen. Hiermee bedoelen we dat het
steeds gaat om het verschil tussen spaartegoeden en leningen. Je ziet dat jongeren
veelal over een spaartegoed beschikken. Vaak wordt dat saldo op jonge leeftijd
mede gevormd door giften van grootouders en ouders. Een bijbaantje kan op later
leeftijd zorgen voor de groei van besparingen. Op een gegeven moment ga je grote
uitgaven doen, waardoor het spaartegoed kleiner wordt. Na de havo begin je met je
vervolgstudie. Dan wordt het salto van spaartegoed en lening snel kleiner, zeker als
je voor de financiering van je studie geld leent. Na verloop van tijd slaat het saldo om
in een schuld.
Als we het hebben over ‘geld verdienen’, sparen, lenen, spaartegoeden, schulden,
consumeren, produceren en meer van dergelijke economische begrippen, is het
soms wenselijk onderscheid te maken tussen de situatie op een bepaald moment en
de ontwikkeling gedurende een bepaalde periode. We maken dan onderscheid
tussen voorraadgrootheden en stroomgrootheden.
Productie, consumptie, sparen en lenen gebeuren gedurende een bepaalde periode
bijvoorbeeld een maand, een kwartaal of een jaar, wil een supermarkt voor
‘vakkenvullen’ niet meer dan het minimumloon betalen, dan weet je dat een bepaald
bedrag per uur wordt bedoeld. Het loon is gekoppeld aan een bepaalde tijdseenheid
en is daarom een stroomgrootheid.
Behalve stroomgrootheden kennen we voorraadgrootheden. Wanneer bijvoorbeeld
aan het eind van de maand je loon wordt bijgeschreven op je bankrekening, beschik
je over een hoger banksaldo. Het saldo van je bankrekening wordt op een bepaald
moment gemeten en is daarom een voorraadgrootheid. Je banksaldo verandert in
de loop van de tijd door betalingen die je verricht en door het inkomen dat op je
rekening wordt bijgeschreven.
, 8.2 Sparen en lenen
Je inkomen kun je op drie verschillende manieren ‘gebruiken’.
1. Allereerst betaal je er de loonheffing over. Dat betreft de loon- en
inkomstenbelasting plus allerlei sociale premies. Het bedrag dat je dan
overhoudt noemen we het besteedbare inkomen. Door het ontvangen van
een uitkering van de overheid, wordt het besteedbare inkomen hoger.
2. Het besteedbare inkomen kan geheel of gedeeltelijk worden geconsumeerd.
Dat betekent dat je er goederen en diensten mee koopt.
3. Het deel van het besteedbare inkomen dat je niet consumeert, noemen we de
besparingen.
Sparen is het niet consumeren van een deel van het besteedbare inkomen.
Meestal leen je je spaargeld uit aan de bank. Dat heeft het voordeel dat je spaargeld
aangroeit, omdat je er rente mee verdient. Hoe groot je toekomstige financiële ruimte
wordt, hangt af van het bedrag dat je spaart, de hoogte van de rente die je over je
spaartegoed ontvangt, de looptijd van je spaartegoed en natuurlijk je toekomstige
besteedbare inkomen.
In figuur 8.3 zie je nog eens de invloed van sparen op je huidige en toekomstige
consumptiemogelijkheden. Als je ‘in het heden’ een deel van je besteedbaar inkomen
spaart, verminder je uiteraard je huidige consumptie. Omdat het spaargeld rente
oplevert, kan je toekomstige consumptie zelfs hoger zijn dan het toekomstige
besteedbare inkomen plus het spaargeld. We zien in de figuur, dat je toekomstige
consumptie kan orden gefinancierd uit je besteedbare inkomen plus je besparingen
plus de rente op je besparingen. Daarbij gaan we ervan uit dat je niet leent.
Sparen betekent dat je je huidige consumptie beperkt ten gunste van je toekomstige
consumptie. Het is ook mogelijk consumptie uit de toekomst ‘naar voren’ te halen.
Dat wil zeggen, dat je in het heden meer consumeert dan je inkomen bedraagt en dat
je vervolgens in de toekomst je consumptie beperkt. Dit gebeurt door te lenen.
Lenen kan op veel verschillende manieren. De meeste leningsvormen hangen
samen met de aankopen waarvoor wordt geleend. Zo is een veel gebruikte
leningsvorm ‘koop nu, betaal later’. Dit zien we vaak bij de aankoop van duurdere
artikelen.