Examenmatrijs brede kennis strafrecht.
1. De kandidaat beschrijft wat de rol is van belangrijke personen in
het strafrecht (de rechter, de officier van justitie, de rechter-
commissaris, de advocaat, het slachtoffer, de verdachte, een
getuige) en de rol van het bureau voor slachtofferhulp en de
(jeugd)reclassering.
De rechter:
De rechter heeft tot taak om te beslissen of de officier van justitie met wettig en overtuigend bewijs
heeft aangetoond dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en of hij daarvoor
gestraft moet worden. Is dat het geval, dan bepaalt de rechter ook de hoogte van de straf of
maatregel.
De alleensprekende rechter bij de rechtbank wordt de politierechter genoemd. De politierechter
behandelt relatief eenvoudige misdrijven. Hij mag een gevangenisstraf van maximaal één jaar
opleggen.
De officier van justitie:
Art. 141 Sv wijst als algemeen opsporingsambtenaren niet alleen politiefunctionarissen aan, maar
ook officieren van justitie. De officier van justitie heeft de leiding van het vooronderzoek dat
opsporingsambtenaren instellen. Hij beslist wat er tijdens het vooronderzoek met de verdachte
gebeurt, bijv. of de inverzekeringstelling van de verdachte wordt verlengd, zodat hij nog eens drie
dagen kan worden ‘vastgehouden’ op het politiebureau. Opsporingsambtenaren leggen de resultaten
van hun onderzoek vast in één of meer processen-verbaal. Deze processen-verbaal worden naar de
officier van justitie gestuurd. Hij beslist vervolgens of de zaak van de verdachte aan de rechter wordt
voorgelegd.
De rechter-commissaris:
Een rechter-commissaris is een rechter die tijdelijk een andere rol vervult. Hij houdt toezicht op een
zorgvuldige gang van zaken tijdens het vooronderzoek. Hij bewaakt dat alles volgens de wettelijke
regels verloopt en dat het onderzoek evenwichtig is. Dit wil zeggen dat alle feiten worden
meegenomen in het onderzoek, ook de feiten die op de onschuld van de verdachte wijzen. Als de
advocaat van de verdachte meent dat het voor de volledigheid van het onderzoek nodig is dat er
ander of meer onderzoek wordt gedaan, of dat extra getuigen en deskundigen worden gehoord, kan
hij de rechter-commissaris verzoeken dit extra onderzoek te laten uitvoeren.
De advocaat (de raadsman van de verdachte):
Het is de taak van een raadsman om de belangen van zijn cliënt in het strafproces te behartigen. Hij
bewaakt de strafrechtelijke procedures, ziet erop toe dat de verdachte zijn rechten kan uitoefenen,
en ondersteunt de verdachte tijdens het proces. De raadsman is dus partijdig; hij staat voor de
belangen van zijn cliënt. Binnen ons strafproces is de functie van de raadsman noodzakelijk om een
goed evenwicht te bewaren tussen de positie van de verdachte enerzijds en de positie van de politie
en justitie anderzijds.
,De raadsman heeft in principe vrij toegang tot de verdachte. Ook is er vrij briefverkeer tussen hen
beiden en heeft de raadsman, net als de verdachte, inzage in alle processtukken. De advocaat heeft
een geheimhoudingsplicht en het recht op verschoning. Dit laatste wil zeggen dat de rechter hem
niet kan verplichten om in de rechtszaak getuigenis af te leggen over wat hij van zijn cliënt hoort,
weet of heeft gezien.
Het slachtoffer:
Het slachtoffer is een persoon die een schokkende gebeurtenis (buiten de gebruikelijke menselijk
ervaring) heeft meegemaakt, daarvan getuige is geweest of erover gehoord heeft en daarbij is
gedood of gewond en/of benadeeld, en/of daarop met een intens gevoel van machteloosheid en
intense angst geeft gereageerd.
De verdachte:
Een verdachte is iemand ten aanzien van wie het redelijk vermoeden bestaat dat hij een bepaald
strafbaar feit gepleegd heeft.
Een getuige:
Een getuige is iemand die een bepaald feit heeft gezien of meegemaakt. Bij het opmaken van een
akte, zoals een huwelijk of testament, moeten getuigen aanwezig zijn. Het werkwoord getuigen is het
vertellen over wat men heeft gezien en meegemaakt, en het beantwoorden van vragen hierover.
Bureau voor slachtofferhulp:
Slachtofferhulp helpt slachtoffers van misdrijven, verkeersongelukken en calamiteiten. Zij bieden
emotionele steun, ondersteuning in het strafproces en hulp bij het krijgen van een
schadevergoeding.
De reclassering:
Als een verdachte in verzekering is gesteld, wordt niet alleen de piketdienst van de advocatuur
gebeld, maar ook de reclassering. Deze instelling biedt vroeghulp aan verdachten die langer dan zes
uur op het politiebureau worden vastgehouden. De medewerker van de reclassering geeft tot de
taak om de persoonlijke belangen van de cliënt te behartigen. Zo legt hij contact met de familie en
eventueel met de werkgever van de verdachte, en hij zorgt zo nodig ook voor praktische zaken zoals
schone kleding. Daarnaast stelt de reclassering op verzoek van de rechter of van de officier van
justitie een rapport over de verdachte, zodat er een goed oordeel over de persoonlijke
omstandigheden van de verdachte kan worden gevormd.
De jeugdreclassering:
De jeugdreclassering heeft tot taak om een minderjarige verdachte hulp en steun te beiden, dit wil
zeggen dat de jeugdreclassering de jongeren begeleidt. Zo kan de officier van justitie bijvoorbeeld
bepalen dat hij de jongeren (voorlopig) niet verder zal vervolgen als hij zich laat begeleiden door de
jeugdreclassering. Ook na een vrijheidsstraf wordt na de nazorg aan de jongeren doorgaans door de
jeugdreclassering verzorgd. De nazorg is erop gericht om de jongeren zijn gewone leven weer te
laten oppakken en zo veel mogelijk te voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten pleegt.
,2. De kandidaat motiveert voor een situatie of er sprake is van
materieel of formeel strafrecht. OPEN
Materieel recht (inhoud):
a. Strafbepalingen
b. Straffen
c. Maatregelen
Formeel recht (vorm/procedure):
a. Bevoegdheden
b. Procedures
c. Rechtsmiddelen
Wet in materiële zin: inhoud; algemene werking, elke maatregel die burgers bindt
Wet in formele zin: vorm; wijze van totstandkoming, elke regel van regering en parlement
3. De kandidaat beschrijft de belangrijkste rechtsbronnen van het
strafrecht en het strafprocesrecht (Sr, Sv, bijzondere strafwetten,
AMvB, verordeningen, verdragen en jurisprudentie).
Wetboek van Strafrecht:
Het grootste deel van het materieel strafrecht, bestaande uit drie boeken; algemene bepalingen,
misdrijven en overtredingen.
Wetboek van Strafvordering:
Het formele deel van het strafrecht. Er staan onder andere in de rechten van de verdachte, de positie
van de raadsman, de bevoegdheden van politie en justitie om strafbare feiten op te sporen, en de
gang van zaken tijdens de rechtszitting. Ook regels over hoger beroep en dergelijke staan erin.
Bijzondere wetten:
Een bijzondere wet is een wie die één onderwerp regelt, zoals de Wet wapens en munitie, de
wegenverkeerswet en de Opiumwet. Deze bijzondere wetten bevatten (ook) strafbepalingen.
Algemene maatregelen van bestuur:
Ook algemene maatregelen van bestuur, dit zijn algemene regels afkomstig van de regering, kunnen
strafbepalingen bevatten. Maar een algemene maatregel van bestuur mag alleen een straf bevatten
als deze straf door de formele wetgever (regering en parlement samen) in de wet is vastgesteld.
Verordeningen:
De algemene regels van ‘lagere’ overheden, zoals gemeenten en provincies, worden verordeningen
genoemd. Ook deze verordeningen mogen strafbepalingen bevatten. Maar de gemeente of de
provincie mag de hoogte van de straf niet zelf bepalen; die is landelijk geregeld in art. 154
Gemeentewet en art. 150 Provinciewet.
,Internationale verdragen:
Internationale verdragen hebben steeds meer invloed op ons nationaal recht, ook op ons strafrecht.
Zo bevat het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden bijvoorbeeld een aantal bepalingen over de rechten van de verdachte en over een eerlijk
proces.
Jurisprudentie:
Rechterlijke uitspraken zijn een rechtsbron. In zijn uitspraak past de rechter het recht in een concrete
zaak toe. Op die manier ontstaat praktische uitleg over de betekenis van de wettekst. Vooral de
uitspraken van ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad, zijn hierbij van belang.
4. De kandidaat beschrijft de doelen van het strafrecht (vergelding,
algemene preventie, bijzondere preventie en resocialisatie).
Vergelding:
Om te beginnen kan een straf het doel hebben ‘kwaad met kwaad te vergelden’. Met andere
woorden: de dader heeft kwaad aangericht en daarvoor moet hij gestraft worden. Dit strafdoel heet
preventie.
Voorkomen van eigenrichting:
Een tweede doel van het straffen door de rechter is het voorkomen dat slachtoffers van misdrijven
het recht in eigen hand nemen door wraak te nemen op het slachtoffer. Dit wordt eigenrichting
genoemd. In een rechtsstaat worden straffen opgelegd door een onafhankelijke rechter, die daarbij
gebonden is aan de wet. Dit biedt veel meer garantie op een eerlijke berechting van daders dan de
eigenrichting door slachtoffers.
Preventie:
Een derde strafdoel is preventie, het voorkomen dat er opnieuw een strafbaar feit wordt gepleegd.
Door de straf wordt duidelijk dat misdaad niet loont. Ze worden afgeschrikt dor de opgelegde straf.
Generale preventie (algemeen): we spreken van generale preventie als het strafdoel er vooral op
gericht is om de samenleving in het algemeen ervan te weerhouden strafbare feiten te plegen.
Mensen die over de straf van de dader horen, schrikken daar zo van dat ze wel drie keer
nadenken voordat ze ook een dergelijk strafbaar feit plegen.
Speciale preventie (bijzonder): we spreken van speciale preventie als het strafdoel erop gericht is
om te voorkomen dat deze dader opnieuw een strafbaar feit pleegt. Zo voorkomt een
gevangenisstraf van acht jaar dat de dader de komende acht jaar opnieuw een strafbaar feit
pleegt.
Resocialisatie:
Een vierde doel van het straffen is de resocialisatie van de dader. Resocialisatie wil zeggen dat de
straf de terugkeer van de dader in de samenleving mogelijk maakt. Nadat hij ‘boete’ heeft gedaan
voor zijn daad, zal de samenleving hem weer moeten opnemen en hem een nieuwe kans moeten
bieden.
, 5. De kandidaat bepaalt voor een gegeven deel van de strafbepaling
welk onderdeel dit is (delictsomschrijving, kwalificatie of sanctie).
Delictsomschrijving:
De delictsomschrijving van de strafbepaling is de beschrijving van het verboden gedrag. In de
delictsomschrijving staat precies wat er niet mag.
Kwalificatie (juridische naam):
Na een delictsomschrijving volgt in veel strafbepalingen de juridische naam voor het strafbaar
gedrag. Kijk bijvoorbeeld naar art. 310 Sr, hierin wordt het gedrag ‘diefstal’ genoemd.
Sanctienorm (maximumstraf):
Aan het slot van een strafbepaling vind je de maximumstraf of sanctienorm die de rechter voor het
verboden gedrag moet opleggen.
6. De kandidaat beschrijft het kenmerk van een misdrijf en een
overtreding (bevoegdheid van de rechter, poging, voorbereiding,
medeplichtigheid, straf, schuld, wederrechtelijkheid, opzet en
strafblad).
Gevangenisstraf Hechtenis
Bevoegdheid rechter Strafkamer / rechtbank Kantonrechter
Poging tot Strafbaar Niet strafbaar
Voorbereiding Strafbaar, bij zware misdrijven Niet strafbaar
Medeplichtigheid Strafbaar Niet strafbaar
Straf Gevangenisstraf of geldboete Hechtenis of geldboete
Wederrechtelijkheid Ja Nee
Opzet Ja Nee
Strafblad Ja Nee
Poging tot:
Volgens art. 45 Sr bepaalt dat iemand die een poging tot een misdrijf doet, strafbaar is. Een poging
wil zeggen dat de dader wel probeert om een strafbaar feit te plegen, maar dat dit niet lukt. Volgens
dit wetsartikel is een poging strafbaar als de dader:
1. Het opzet heeft om een misdrijf te plegen: het is de bedoeling het feit te plegen
2. Begin met het uitvoeren van zijn misdrijf: bijv. als er al een ruit is ingeslagen voor inbraak
3. Niet uit vrije wil besluit om met zijn misdrijf te stoppen: van buitenaf komende factoren zoals
vluchten voor de politie die je betrapt
In geval van een strafbare poging geldt als strafmaximum twee derde van de maximumstraf die op
het verboden gedrag staat. Staat op het misdrijf bijvoorbeeld twaalf jaar, dan is de maximumstraf
voor de poging negen jaar.