Samenvatting theorie (MB) blok 2.2 Hart/Long
Opleiding fysiotherapie
,Anatomie van het pulmonale systeem (thorax)
Sternum: Plat bot bestaande uit 3 delen: manubrium, corpus, processus
xiphoideus
● Superior border: suprasternal notch
● Ribben 3-7 vast aan Corpus
● Angle of louis/Sternal angle= hoek tussen corpus en manubrium. Op dit
punt splitst zich de luchtpijp diep in de borstkas in een linker en rechter
hoofdbronchus.
Ribben:
➢ Echte/ware ribben: hechten aan op borstbeen 1-7, vertebrosternal ribs
➢ False ribben: hechten gedeeltelijk aan op borstbeen. Bovenste 3 via kraakbeen: 8-10
vertebrochondral, 11-12 vertebral: zwevende ribben, geen verbinding met borstbeen.
Rib bestaat uit: corpus, hals/nek, hoofd. Verschillende contactplaatsen met wervel.
In ademhalingsspieren: vergroten/verkleinen borstkas
Borstkas en buik beweging voor veranderingen in volume: intrathoracale druk> flow.
Inspiratie: vergroting longvolume→ onderdruk in long→ inspiratie
Expiratie: verkleining longvolume→ overdruk in long→ expiratie
Spieren voor ventilatie: Inspiratie= altijd actief, expiratie=passief (kan ook actief)
- Inspiratie in rust: diafragma/intercostalis externus
- Expiratie spieren: intercostalis internus/buikspieren
- Hulpademhalingsspieren: sternocleido, scaleni, trapezius descendens, pec. major en
minor, serratus, rhomboideus, latissimus, thoracic erector spinae.
Diafragma/middenrif: centrale pees naar beneden getrokken: holte vergroot. Wanneer deze
vastloopt op buikinhoud: ribben geheven: flankademhaling. (kortademigheid in lig erger)
Ademhaling gecontroleerd door hersenen (hersenstam: ademhalingscentrum: aff. sing)
Inspiratie: volumevergroting: negatieve druk: flow van buiten naar binnen
1. Contractie inspiratie spieren (intercostales internus), diafragma daalt
2. Thoracale ruimte vergroot
3. Longen rekken: intrapulmonale volume stijgt
4. Intrapulmonale druk daalt
5. Lucht vloeit in longen totdat intrapulmonale druk 0 is (=gelijk aan
atmosferische druk).
Expiratie: volumeverkleining: positieve druk: flow naar buiten
1. Inademingsspieren (intercostalis externus) ontspannen: diafragma stijgt,
ribbenkast daalt door terugslag ribkraakbeen
2. Thoracale ruimte verkleint
3. Elastische longen veren terug met de verkleining vd thorax. Intrapulmonale
volume daalt: druk in de longblaasjes hoger dan in de buitenlucht
4. Intrapulmonale druk stijgt
5. Lucht vloeit naar buiten totdat de intrapulmonale druk gelijk is aan 0
Boyle’s law= druk van gegeven hvlheid gas is omgekeerd evenredig met volume
,Intrapleurale druk: veroorzaakt door eigen elasticiteit vd long: wil
altijd eigen vorm terug krijgen. Tegengehouden door de borstkas:
negatieve druk ontstaat. Diepte negatieve druk bepaalt door
stugheid vd long. In rust altijd - druk (-4ml): inademing nog
negatiever. Bij uitademing terug naar -4 ml.
Weerstand ademhalen bepaalt door mechanische eigenschappen
long en diameter vd luchtwegen. Maar in de kleinste luchtwegen
niet de meeste weerstand: hebben grotere opp.
Compliance= de mate waarin er aan de longen getrokken wordt
Surface tension= verschijnsel dat het oppervlak van een vloeistof aan een vloeistof-gas
overgang zich gedraagt als een veerkrachtige laag.
Diafragma/middenrif: spier tussen de borst- en buikholte. Bestaat uit platte peesplaat:
centrum tendineum, daarom heen het spierweefsel. Aantal gaten, voor slokdarm, onderste
holle ader en voor buikslagader (die boven middenrif borstslagader heet)
Intercostales externus: ribheving> inspiratie. Werken alleen goed als de bovenkant van de
ribbenkast gefixeerd is (punctum fixum) door rug/schouder/nek spieren.
Intercostales internus: ribdaling> expiratie. Werken alleen goed als de onderkant van de
ribbenkast gefixeerd is door buikspieren.
Hulpademhalingsspier scaleni: ribheving, als punctum fixum aan achterkant zit
en punctum mobilize aan de voorkant. Achterkant moet dus gefixeerd zijn.
Mediastinum= locatie tussen rechter en
linkerlong. Onder te verdelen in bovenste,
onderste, voorste, middelste en achterste
mediastinum. Lopen een aantal structuren: hart, hartvaten,
luchtpijp, hoofdbronchi en zenuwen.
Longen: kegelvormig; apex (bovenkant), basis, 3 zijkanten
Parenchyma= sponsachtige poreuze substantie vd longen: daarachter luchtwegen
Hilus/longhilum= opening in longvlies waar de zenuwen, bloedvaten en hoofdbronchi de
long binnen en naar buitengaan (parenchyma)
Roots/wortel/truncus pulmonalis= slagaderstam uit rechter
boezem hart: splitst zich in linker en rechter longslagader. Bestaat
uit hoofdbronchus, longslagader, longaders, bronchiale arteriën /
aders, pulmonale zenuwplexus en lymfevaten.
Kwabben/lobes
Rechts: 3 kwabben: boven, midden (zit alleen aan de voorkant) en
onderkwab (grotendeels meer dorsaal)
Links: 2 kwabben: boven en onderkwab. Middenkwab ontbreekt: is
de lingula aangesloten op de tak van de linker bovenkwab.
, Iedere kwab bestaat uit een aantal segmenten:
Rechts:
- Bovenkwab: apical, anterior, posterior segment.
- Middenkwab: mediaal en lateraal segment.
- Onderkwab: 4 segmenten
Links:
- Bovenkwab: apical, anterior, lingula superior en inferior
- Onderkwab: 4 segmenten
Luchtwegen Scheiding boven/onder is ter hoogte van stembanden.
Bovenste luchtwegen bestaan uit= neus, pharynx (keelholte), larynx
(strottenhoofd). Belangrijk voor bevochtigen en verwarmen lucht.
Onderste luchtwegen= Trachea (luchtpijp), bronchiaalboom, hoofdstam/lobaire bronchiën,
segmentale/subsegmentale bronchiën, terminale respiratoire (Acinar) units.
2 longen, 5 kwabben, 20 segmenten.
Vervoeren met name lucht.
Sinuses= bij sinusitis makkelijk kloppijn in frontal en
maxillaris, liggen oppervlakkig.
Generaties= aftakkingen vd longen. Soms in 2e soms in
3e. 23 generaties: miljoenen luchtwegen parallel geschakeld.
1. Conducting zone= tot 16e generatie, luchtstroom vind hier
met name plaats door convectie (warmtestroming).
Geleidingszone, geen uitwisseling.
2. Respiratoire zone= 17-23e generatie. Luchtstroom (O2/CO2)
door beweging vd deeltjes. Bevat geen kraakbeenringen: wel
uitwisseling. Hier is de doorsnede smaller, maar het totale
opp. groter. Stroomsnelheid langzaam: meer O2 kan er
worden afgegeven.
Trachea= luchtpijp. Kraakbeenring, aan achterkant niet gesloten:
overkoepeld door bind- en spierweefsel. Bekleed door slijmvlies”:
bevat slijmvlies kliertjes die weer slijmvlies kunnen produceren.
Bronchi= omliggend longparenchym met stukjes kraakbeen (geen
ring). Bedekt met sliemvlies (met slijmvlieskliertjes). Bevat glad
spierweefsel: kan contraheren (verkleinen diameter).
Bronchioles= geen kraakbeen, wand minder dik. Veel
spieren: snel vernauwing.
Terminale bronchioli= kleinste luchtwegen met hele dunne
wand, die verdwijnt als je nog dieper komt: longblaasjes.
Vindt gaswisseling plaats bij alveoli: wisseling CO2 en O2
(=longblaasjes: bevatten capillairen): O2 arm bloed krijgt O2
rijk bloed via arterie/venen in longblaasje door dunne
capillairenmembraanwand. Door diffusie.
Voor een goede gaswisseling is het volgende nodig:
- Ventilatie, perfusie (bloed aanvoering)