De ongelijke positie van veroordeelde burgers
in vergelijking met niet-delinquente burgers op
de arbeidsmarkt.
Inleiding.
Twee jaar na vrijlating is meer dan de helft van de ex-gedetineerden opnieuw veroordeeld
(Ramakers, 2020). Het hebben van een baan kan volgens gedetineerden, hulpverleners en
onderzoekers de kans op een succesvolle re-integratie verhogen (Ramakers, 2020; Lickens & De
Looff, 2013). Het vinden van werk om de kans op toekomstige recidive te verkleinen is voor ex-
gedetineerden dan ook van groot belang (van Erp., van der Geest., Huisman & Verbruggen, 2011).
Niet alleen zorgt een baan voor inkomen en een positieve verandering in de dagelijkse routine van
ex-criminelen, er is ook een bepaalde mate van volwassenheid en verantwoordelijkheid vereist om
een beroep te kunnen uitoefenen en voor een baas te kunnen werken (Laub & Sampson, 2003).
Onderzoek van Laub & Sampson (2003) toont aan dat naarmate werk een belangrijkere plek inneemt
in het leven van een ex-veroordeelde, criminaliteit voor hen steeds minder aantrekkelijk wordt. Een
sterkere binding met het werk leidt er volgens hen toe dat de sociale controle op de werkvloer
geleidelijk aan onderdeel wordt van het zelfbeeld van de ex-gedetineerde. Er komt meer op het spel
te staan dan alleen een inkomstenbron (Laub & Sampson, 2003). Reden genoeg dus om het hebben
van een baan voor ex-veroordeelden en -gedetineerden te stimuleren. Echter ondervindt juist deze
groep mensen grote problemen bij het (opnieuw) betreden van de arbeidsmarkt.
Diverse onderzoeken tonen aan dat werkgevers, wanneer zij opzoek gaan naar een nieuwe
werknemer en hiervoor moeten kiezen tussen een veroordeeld persoon en de niet-delinquente
concurrentie, in maar liefst 89% van de gevallen kiezen voor de niet-delinquente sollicitant (Schwarz
& Skolnick, 1962). Een strafblad wordt door werkgevers vaak gezien als ‘negatief cv’ waardoor het
vinden van een baan voor ex-veroordeelden lastig is (Jacobs & Crepet, 2008). Daarbovenop komt dat
wanneer sprake is van gevangenisstraf en het dus gaat om ex-gedetineerde personen die opnieuw
toegang krijgen tot de maatschappij, de kans op een baan verder afneemt met 70% (Van der Geest,
2011). Ook op lange termijn kan een strafblad de inkomenspositie negatief beïnvloeden (Nagin &
Waldfogel, 1998). Er is sprake van een ongelijke positie van veroordeelde burgers in vergelijking met
niet-delinquente burgers op de arbeidsmarkt.
In dit literatuurreview worden verschillende oorzaken van de ongelijke positie van ex-gedetineerden
versus niet-delinquente burgers uiteengezet. Vervolgens zullen de oorzaken gekoppeld worden aan
verschillende theorieën die de ongelijke positie tussen ex-gedetineerden en niet-delinquente burgers
kunnen verklaren. Er zal ook worden gezocht naar een kennislacune waarnaar een aanbeveling wordt
gedaan voor toekomstig onderzoek.
Welke oorzaken kent de ongelijke positie van ex-gedetineerden in vergelijking met niet-
delinquente burgers op de arbeidsmarkt?
Ex-gedetineerden krijgen regelmatig te maken met financiële problemen, werkloosheid of zelfs
dakloosheid (Dirkzwager., Nieuwbeerta & Fiselier, 2009). Waar niet-delinquente burgers na hun
opleiding vaak snel een baan hebben gevonden, blijkt dit voor ex-gedetineerden met precies
dezelfde vaardigheden een stuk lastiger (Dirkzwager, et al. 2009). De gemiddelde werkparticipatie
voor ex-gedetineerden ligt rond de 55%, dit is een stuk lager dan het landelijk gemiddelde van 90%
(Van der Geest, 2011). Tijdens de eerste vier maanden na vrijlating heeft 36% van de ex-
gedetineerden een bepaalde vorm van arbeid gevonden, hiermee wordt zowel wit- als zwartwerk
, bedoeld (Ramakers, 2020). Dit percentage stijgt naar 55% over een periode van twee jaar (Ramakers,
2020). Voor ongeveer de helft van de ex-gedetineerden geldt dat zij terecht komen in een netwerk
van kleine baantjes, met weinig uren in loondienst en daarbij zwart werken om rond te kunnen
komen (Ramakers, 2020). Vaak worden werkcarrières veelvuldig onderbroken door perioden van
werkloosheid en de gemiddelde contractduur van een ex-veroordeelde is minder dan een half jaar
(Van der Geest, 2011).
Verschillende theorieën, zoals bijvoorbeeld human capital theorie van Becker (1964) en
signaleringtheorie van Spence (1973) leggen de vergelijking tussen een detentieverleden en een
verkleinde kans op de arbeidsmarkt vast (Blokland., Dirkzwager., Nannes & Vroonland, 2015). Een
van de oorzaken hiervan is het feit dat werkgevers negatieve kenmerken toekennen aan ex-
gedetineerden (Becker, 1964). Veel werkgevers worden afgeschrikt door een strafblad omdat dit
wijst op het plegen van een daad die niet door onder samenleving wordt geaccepteerd (Blokland, et
al. 2015).
Een tweede verklaring voor de ongelijke positie van veroordeelde burgers in vergelijking met niet-
delinquente burgers op de arbeidsmarkt is het feit dat ex-veroordeelden vaak niet beschikken over
de kennis en vaardigheden die het vervullen van een baan mogelijk maken (Van Erp, et al. 2011),
terwijl deze capaciteiten bij niet-delinquente burgers vaak wel aanwezig zijn. Hiermee worden onder
andere vakkennis, sociale vaardigheden en gedrag bedoelt (Van Erp, et al. 2011). Waar niet-
delinquente burgers bijvoorbeeld (sociale) netwerken aanleggen, stages lopen en werkervaring
opdoen, is het voor veroordeelden tijdens hun detentietijd vaak lastig om zich te ontwikkelen op het
gebied van vakkennis en (sociale) netwerken (Ramakers, 2020). De ontwikkeling van menselijk
kapitaal wordt door een detentieperiode vaak ontwricht waardoor een ex-gedetineerde minder
aantrekkelijk wordt voor potentiële werkgevers (Becker, 1964).
Een derde oorzaak voor de ongelijke positie van ex-gedetineerden ten opzichte van niet-delinquente
burgers is het feit dat bepaalde banen, zoals bijvoorbeeld politieagent en leraar, verboden zijn
wanneer sprake is van een detentieverleden (Ramakers, 2020). Een baan kan worden misgelopen
wanneer de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) die personen met een strafblad nodig hebben om
sommige beroepen te kunnen uitoefenen, wordt afgewezen (Ramakers, 2020). Een VOG kan door
iedere werkgever worden opgevraagd aan een nieuwe werknemer en is voor steeds meer beroepen
verplicht (Apel & Sweeten, 2010). Verder wordt het afwijzen van een sollicitant op basis van een
ontbrekend VOG op steeds meer gronden als rechtvaardig geacht, wat de kans op een baan zonder
het hebben van de VOG flink verminderd (Ramakers, 2020). De mogelijkheden op de arbeidsmarkt
als gevolg van het VOG-beleid worden door verschillende onderzoekers dan ook als erg laag geacht
(Ramakers, 2020).
Welke theorieën verklaren de ongelijke positie van ex-gedetineerden in vergelijking met niet-
delinquente burgers op de arbeidsmarkt?
Om je intrede te doen op de arbeidsmarkt is het hebben van een opleiding, of ten minste het bezit
van bepaalde kennis, erg belangrijk (Becker, 1964). Een baan vereist vaak bepaalde expertise en
vaardigheden, ofwel menselijk kapitaal. Becker (1964) beschrijft in zijn human capital theorie dat
mensen investeren in zichzelf, bijvoorbeeld door het volgen van een opleiding of cursus, wanneer zij
weten dat dit loont. Volgens deze theorie komt zelfinvestering tot stand wanneer baten groter zijn
dan kosten. Het ontwikkelen van menselijk kapitaal door bijvoorbeeld het volgen van een opleiding,
cursus of stage om kennis en vaardigheden op te doen is belangrijk voor het vormen van een goed
CV. Echter wanneer (ex-)criminelen ervan overtuigd zijn dat investeren in menselijk kapitaal voor hen
minder of geen invloed heeft op de zoektocht naar een plek op de arbeidsmarkt zullen zij volgens de