Sociaal werk 1
Thema 1: Sociale kaart en participatie
1.1 De sociale kaart
De sociale kaart is een verzameling van hulpverlenende instanties. Het is een lijst met
welzijnsorganisaties. Deze lijst kan regionaal zijn maar ook landelijk. Het doel van de sociale
kaart is om mensen met hulpvragen snel te verbinden met de juiste hulpverlenende
instanties.
Intramurale zorg: houd in dat de zorg plaatsvind binnen de muren van de instelling.
Extramurale zorg: vindt de zorg buiten deze instelling plaats.
1.2 de kracht van het individu
Zelfredzaamheid betekent dat je in staat bent zelfstandig te leven en je eigen problemen op
te lossen. De zorg van een familielid of partner noem je mantelzorg, de overheid stimuleert
dit.
Cliënten in hun eigen kracht zetten, betekent dat je hen ondersteunt bij het vinden van
een eigen oplossing. Zelfregie betekent dat je aan het roer van je eigen leven staat.
Zelfregie is belangrijk voor een cliënt, hij zal zich sneller verantwoordelijke voelen voor zijn
eigen welzijn en zelf opzoek gaan naar oplossingen van zijn problemen.
1.3 verbinden
Participatiesamenleving houd in dat de burger zelf verantwoordelijk is voor het zoeken van
oplossingen naar zijn problemen en verbinding te zoeken met anderen.
Burgerparticipatie betekent dat burgers kunnen meedenken en invloed kunnen hebben op
wat er in de omgeving gebeurt. Een buurtopbouwwerker heeft de taak mensen te
ondersteunen bij het verbeteren van hun leefomgeving.
Thema 2.5: Handen uit de mouwen voor de wijk
2.5 Handen uit de mouwen voor de wijk
Als lid van een sociaal wijkteam actiepunten maken en kansen aanpakken
Doelen stellen en indelen op welke doelen het belangrijkste zijn. Van doel naar aanpak.
(Bespreken hoe je het gaat aanpakken) Hierna stel je een plan van aanpak samen.
Thema 3: De wijk als levendige micro-samenleving
3.1 Kijken naar de wijk
Duurzame sociale aanpak Hierbij hebben je inspanningen het doel om het welzijn
langdurig, liefst blijvend te verbeteren. Dit bereik je door openheid, flexibiliteit en door steeds
in contact te blijven met de bewoners. Het soort huizen, de voorzieningen, hoe de straten
ten opzichte van elkaar liggen en de ligging van de wijk in de stad heeft grote invloed op
mensen in de wijk. Daarom kijk je als welzijnswerker ook goed rond in de wijk en breng je de
bijzonderheden in kaart. De gemeente van een stad of dorp is verantwoordelijk voor het
leefbaar houden van de wijken. De gemeente maakt het beleid hiervoor en de ambtenaren
,voeren het uit. De doelen van het beleid moeten door de sociaal werker vertaald naar
activiteiten.
Om goed te kunnen aansluiten op de belevingswereld van de mensen uit de wijk, is het
belangrijk te weten hoe de wijk is samengesteld.
- Hoeveel mensen wonen in de wijk?
- Hoeveel mannen, vrouwen, kinderen?
- Hoe is de leeftijdsopbouw?
- Welke etnische achtergronden hebben de mensen?
- Hoe is de gezinssamenstelling? Hoeveel gezinnen, alleenstaanden?
- Wonen er vooral mensen met of zonder werk?
- Wat is het gemiddelde inkomen per huishouden?
Microsamenleving van een wijk te maken met allerlei groepen mensen.
- Jongeren, zwerfjongeren, tienermoeders
- Vluchtelingen
- Ouderen
Extramuralisering het beleid dat iedereen zolang mogelijk zelfstandig blijft.
- Mensen met een verstandelijke of psychische beperking.
Wijkanalyse is een hulpmiddel om de situatie in de wijk in kaart te brengen.
Stap 1: beginsituatie vaststellen
Verzamel gegevens en informatie over bewoners en belanghebbende.
Orden en analyseer gegevens.
Stap 2: probleem of hulpvraag formuleren
Wat is de huidige situatie in de wijk?
Conclusies: wat ontbreekt aan aanbod? Wat moet anders? Waar zijn problemen of instaan
problemen?
Stap 3: doel formuleren
Wat moet er gebeuren in de wijk?
Door wie?
Met welke middelen?
Binnen hoeveel tijd?
Stap 4: een plan van aanpak maken
Werk een activiteitenplan uit naar aanleiding van het doel of formuleer adviezen als het niet
binnen jouw invloedssfeer ligt.
Stap 5: acties en activiteiten uitvoeren
Stap 6: evalueren en bijstellen
Thema 4: Methodieken om te veranderen
4.1 veranderingsprocessen
Groepen die moeten veranderen noem je collectieve veranderingsprocessen.
Doel
Je gaat van de huidige situatie naar een nieuwe situatie. De nieuwe situatie is het doel. Bij
intramurale collectieve veranderingen wordt dat doel vaak door anderen bepaald.
Kurt Lewin collectieve veranderingsproces in drie fasen:
Unfreeze (losmaken)
Change (veranderen)
Refreeze (accepteren)
4.2 methode, methodiek en methodologie
,Een methode is een vaste doordachte manier van handelen om een bepaald doel te
bereiken.
Een methodiek is een samenhangende set methoden.
Een methodologie is de leer van de te volgen methodes: de theorie en de principes achter
de methode of methodiek.
4.3 activerende en ondersteunende methodieken
Met activerende methodiek leert de cliënt de huidige situatie te veranderen in een nieuwe
situatie. Activerende methodiek is altijd tijdelijk. Als de cliënt de nieuwe situatie bereikt, stopt
de behandeling.
Doelen en werkwijze
Voor de behandelaar kan beginnen met de training of therapie, maakt hij eerst samen met
de cliënt een plan van aanpak. De cliënt moet leren omgaan met een beperking of
aandoening. De behandelaar beschrijft het doel. Als het doel duidelijk is, beschrijft de
behandelaar welke stappen en welke acties nodig zijn om dat doel te behalen.
Bij een ondersteunende methodiek krijgt de cliënt begeleiding, waarmee zijn
zelfredzaamheid behouden blijft en opname in een instelling niet nodig is. Het gaat dan om
cliënten die probleemgedrag vertonen op gebied van geheugen, psychisch functioneren,
sociale redzaamheid en bewegen/verplaatsen. Deze cliënten hebben blijvende begeleiding
nodig die gericht is op:
● Vaardigheden en handelingen
● Aanbrengen dagstructuur
● Voeren van de regie
● Aansturen gedrag
4.4 coaching technieken
Coaching is mensen hun eigen kwaliteiten en competenties laten erkennen en ontwikkelen,
om zo hun prestaties te verbeteren. Voor elke coachingstechniek geldt dat de cliënt
gecoacht moet willen worden, je kunt het niet opleggen.
Methodes coachingstechnieken
RET methode door Albert Ellis
Rationeel Emotieve Training
Hierbij gaat het om het zelflerend vermogen van de cliënt. Niet de gebeurtenis is belangrijk
maar de manier waarop iemand tegen die gebeurtenis aankijkt. Door de gedachte of
opvatting te beïnvloeden, beïnvloed je ook de consequenties van die gedachte.
ABC- schema
A. Activating (actuele gebeurtenis)
B. Beliefs (gedachtes, opvattingen)
C. Consequences (consequenties)
De coach beïnvloedt negatieve gedachten naar positieve gedachtes.
Wondervraag
De centrale vraag hierbij is hoe ziet de gewenste situatie eruit? Een hulpvraag daarbij is de
wondervraag. De coach vraagt aan de cliënt: stel dat er een wonder gebeurt waardoor jouw
, probleem niet meer bestaat, hoe voel je je dan? cliënten richten zich door deze vraag meer
op de oplossing dan het probleem.
GROW-model Alan Fine
Het GROW model word veel toegepast in coachingsgesprekken. GROW staat voor: Goal,
Reality, Options, Will.
1. Doel
2. Huidige situatie
3. Opties, eventuele oplossingen
4. Wat je wilt, welke optie, welke actie je kiest, wat je gaat doen.
Het coaching gesprek via het GROW-model verloopt in vier stappen. Elke stap behandelt
een letter van GROW, in de juiste volgorde.
Neuro linguïstisch programmeren NLP
John Grinder en Richard Bandler
De onderzoekers keken naar succesvolle mensen. Ze kwamen er achter dat deze mensen
een ander wereldbeeld hebben als niet succesvolle mensen.
Transactionele Analyse TA Eric Berne
De TA gaat uit van drie ego-posities: ouder, volwassene, kind.
Volwassen ego: gevoelens of gedrag waarmee direct reageert op situaties in het heden.
(Gaat altijd over het hier en nu, reageert volwassen op gebeurtenis) je bent volwassen ego
als je kijkt naar jezelf en verantwoordelijkheid neemt voor je eigen gedrag.
Ouder ego: gevoelens of gedrag, zoals je het hebt overgenomen van je ouders of
ouderfiguren.
Kind ego: gevoelens of gedrag, zoals je in je kindertijd had.
Bij TA gaat de coach met de cliënt na in welke ego ze zaten tijdens een bepaalde situatie.
4.5 van drama naar kwaliteit
Uit die Ta heeft Stephen Karpman de dramadriehoek ontwikkeld. Die laat zien hoe mensen
bij een probleem of conflict kunnen vastzitten in de driehoek slachtoffer, aanklager, redder.
De rollen kunnen verschuiven, maar het conflict blijft bestaan.
De rol van slachtoffer
Sommige mensen voelen zich vaak slachtoffer. Ze zoeken dan een redder, want wat is nu
fijner dan als slachtoffer gered te worden door een ander? Een slachtoffer zichzelf zielig blijft
vinden en zo altijd slachtoffer blijft. Een slachtoffer vind dat niemand hem begrijpt.
De rol van redder
Een redder schiet onmiddellijk te hulp als hij een slachtoffer ziet. De redder gaat het
slachtoffer helpen maar die is moeilijk tevreden te stellen. Hierdoor gaat de redder nog meer
oplossingen bieden, advies geven en redden. het slachtoffer vind het nooit goed genoeg en
eist steeds meer.
De rol van aanklager
Is iemand die vindt dat hij het beter kan dan de redder en opkomt voor het slachtoffer.
Als coach kun je deze dramadriehoek doorbreken, door de cliënt te bewegen van
dramadriehoek naar kwaliteitsdriehoek. Als je een slachtoffer hebt , leer je hem hulpvrager
te worden. Hij kan dan concrete hulpvragen stellen, in plaats van slachtoffer spelen. Als je
een redder hebt leer je hem de ander zichzelf te helpen. Dus niet het probleem overnemen