FM IN ACTIE SERVICES FACILITAIR PLAN
STAP 1 bepaal de context
1.1 Bepalen van de context
Kan op paar manieren:
- Je bepaalt als student zelf de context kiest zelf bedrijf
- Docent bepaalt de context bedrijf aangewezen
- Je werkt voor externe opdrachtgever ingehuurd
- Bepaalt als facilitaire professional de context als afgestudeerde kun je van
werkgever verzoek krijgen
1.2 Oriënteer je op de organisatie
Voor uitwerken van dienstverlening, stel je je vast aan wie de diensten verleent:
weten welk kernproces je als facilitaire organisatie moet ondersteunen.
Kernproces zo duidelijk en concreet mogelijk in kaart. Beschrijf als eerste de
essentie of het hoofddoel van de organisatie: facilitaire kennis sluit hierbij aan.
1.3 Organisatie beschrijving
Missie, visie en doelen om heldere strategie te kunnen uitstippelen.
Missie waarvoor doe je het? Wat is de grote opdracht? Dit is de reden van bestaan en
welke toegevoegde waarde je wilt leveren. Waarvoor staan we? Waarde + identiteit
Visie hoe moet het worden, waar wil je met de organisatie naartoe: hoe zien wij onszelf in
de wereld van morgen? Ontwikkelingen die voor organisatie van belang zijn, en over richting
die directie en medewerkers met organisatie willen inslaan. Waarvoor gaan we? + Hoe
kunnen we de wereld zo beïnvloeden dat we morgen succes hebben?
Doelen sturen de activiteiten van de diverse afdelingen in het kernproces aan. Worden
SMART geformuleerd:
- Specifiek, geeft precies aan wat je doel is
- Meetbaar, beschrijf je doel aan de hand van meetbare eenheden
- Acceptabel, je doel moet draagvlak hebben
- Realistisch, je doel moet haalbaar zijn
- Tijdgebonden, geef aan wanneer je doel behaald moet zijn
7-S-model (McKinsey) 7 belangrijke aspecten van een organisatie.
1) Strategie, welke doelen zijn er gesteld, hoe te bereiken?
2) Structuur, inrichting van organisatie, best zichtbaar in organogram.
3) Systemen, procedures, overleggen, regels, etc. Hoe werken wij?
4) Stijl van management, manier waarop management en medewerkers samenwerken,
hoe is de ondersteuning en vrijheden.
5) Staf, personeelsaangelegenheden, beloning, opleidingsniveau, beoordeling.
6) Sleutelvaardigheden, waar is de organisatie goed in, wat is de kenmerkende kennis
en kunde + het onderscheidende vermogen?
7) Significante waarden, waarvoor staat de organisatie, wat bindt medewerkers van de
organisatie (=cultuur).
, Dienstverlenende sectoren
Tertiaire: commerciële dienstverlening: bedrijven die met de verkoop van hun
producten/diensten winst willen maken. (Profitorganisaties commerciële
kantoororganisaties, winkels, horeca)
Quartaire: betreft ook dienstverleners, dan de niet-commerciële organisaties: zonder
winstoogmerk. (Non-profitorganisaties overheidsdiensten + door overheid
gesubsidieerde diensten: ziekenhuizen, onderwijs)
Primaire en secundaire sector: landbouwsector die grondstoffen en voedsel levert en de
industrie waar de verwerking van de producten plaatsvindt. Mindere mate van FM.
Verblijven: tijdelijk verblijf in bijv. ziekenhuis, winkelcentrum, vakantiepark, etc. Het
verzorgen van de facilitaire processen behoort ook bij de taken van een FM’er.
Werken, wonen en verblijven is sprake van in een combinatie.
1.4 Met wie heb je te maken?
Stakeholders mensen en organisaties waarvan je afhankelijk bent en/of waarmee de
dienstverlening veel raakvlakken mee heeft.
Soorten stakeholders:
Facilitair manager, verantwoordelijk voor initiëren, inrichten, communiceren,
organiseren, uitvoeren en evalueren van de facilitaire producten en diensten.
Budgethouder(s), om organisatie van facilitaire dienstverlening te voorzien moet er
geld zijn.
Opdrachtgever, geeft opdrachten om facilitaire processen te organiseren.
Klant, neemt facilitaire dienstverlening af.
Overheid, stelt allerlei wetten en regelgeving op waarmee een facilitaire organisatie
te maken krijgt.
Leveranciers, leveren producten, grondstoffen en/of diensten, belangrijker naarmate
er meer diensten uitbesteed worden.
Concurrenten, zorgt ervoor dat je scherp moet blijven als facilitaire aanbieder.
Brancheverenigingen, kunnen advies geven.
Indirecte belanghebbenden, mensen die slechts indirect te maken hebben met de
facilitaire organisatie (omwonenden).
Media, op positieve of negatieve manier in publiciteit brengen van de facilitaire
organisatie.