Circulatie anatomie
Bloedvolume bedraagt -> 7% van het lichaamsgewicht (5,6 liter voor volwassene)
Samenstelling bloed:
- Bloedplasma (55% van het totale bloedvolume) heldere, lichtgele vloeistof.
Water
Plasma- eiwitten -> albumine, globuline,
Alfaglobuline
Betaglobuline
Gammaglobulinen
Fibrinogeen
- Zouten (ionen) o.a. NA+ K+ CA 2+, PO 4-3 (fosfaat) CI (chloride) HCO3 (bicarbonaat genoemd)
- Voedingstoffen -> glucose, aminozuren, vetzuren, glycerol en vitaminen.
- Hormonen
- Afvalstoffen o.a. ureum, urinezuur, CO2 bilirubine
Bloedcellen
- 45 % van het totale bloedvolume
- Rode bloedcellen (erytrocyten)
- Witte bloedcellen (leukocyten) -> granulocyten, lymfocyten, monocyten
- Bloedplaatjes (trombocyten)
Functies van het bloed:
- Transport
- o.a. de gassen O2 en CO 2, voedingsstoffen, hormonen, eiwitten, uitscheidingproducten,
- Sommige stoffen zijn slecht oplosbaar en daardoor niet simpel door het bloed te vervoeren ->
worden gekoppeld aan transporteiwitten -> albumine, alfa- en Betaglobuline
- Handhaven van een contants inwendig milieu o.a. door
- (kristalloïd) osmotische druk, colloïd-osmotische druk (COD) en pH
- Beschermende functie
- Biedt bescherming tegen ziekteverwekkers en lichaamsvreemde stoffen, en het proces van
bloedstelping.
Bloedplasma:
- Kan verkregen worden door bloed, dat ontsolbaar is gemaakt met een antistollingsmiddel
(anticoagulans)- > heparine, citraat te centrifugeren
- Serum -> is bloedplasma zonder stollingseiwitten zoals fibrinogeen
- Centrifugebuis -> komen de bloedcellen bovenin het lichtgele, heldere bloedplasma
- Bloed in een buisje zonder antistollingsmiddel -> treedt stolling op, -> bloedprop ontstaat
, - HT (hematocrietwaarde) – > deel van het bloedvolume, hoofdzakelijk bepaald door de rode
bloedcellen -> bij veel vochtverlies HT sterk verhoogd, wordt gebruikt bij het vaststellen van
dehydratie (uitdroging)
Functie plasma eiwitten
- Handhaving van de COD (colloïd-osmotische druk) o.a. belangrijk bij uitwisseling in de
haarvaten (capillairen) en ultrafiltratie in de nefronen. Komt vooral op rekening van albumine
(grootste eiwitfractie van het bloedplasma)
- Transportmiddel (albumine, alfa- en Betaglobuline) o.a. vetten (lipiden) niet-wateroplosbare
hormonen, ijzer, koper en calcium. Albumine -> zorgt voor het vervoer van galkleurstoffen.
- Antilichamen: gammaglobuline -> bevat de verzameling van antilichamen in het bloed van één
persoon. (Bijv. injectie -> bijv. voor een reis krijgt de persoon antilichamen toegediend die
geïsoleerd uit het bloed van donoren)
- Stollingsfactoren- > bloedstolling (coagulatie)
- Enzymen
- Buffercapaciteit- > dreigende pH daling (acidose) zijn plasmaeiwitten (albumine) in staat
H+ionen aan het bloed afstaan
- Eiwitreserve: in de lever kunnen eiwitten gesplist worden tot aminozuren, die kunnen dan weer
gebruikt worden voor de aanmaak van lichaamseiwitten -> aminozuren kunnen omgezet
worden in glucose.
Vorming van bloedcellen
- Vorming bloedcellen -> hemopoese
- Vindt plaats vanuit de stamcellen -> ontstaan in het embryonaal bindweefsel, stamcellen zijn te
beschouwen als de voorlopers van bloedcellen,
- In de embryonale periode vindt plaats in de lever, milt en zwezerik (thymus) vanaf de zesde
foetale maand dan ook in het beenmerg
- Vanaf een half jaar na de geboorte -> vindt vorming vooral in het beenmerg plaats. In milt,
zwezerik en lymfeknopen worden dan nog lymfocyten geproduceerd
- Volwassene -> in het rode beenmerg, (vooral in wervels, borstbeen en ribben)
- Rijping van lymfocyten -> vindt niet alleen plaats in het beenmerg en zwezerik, maar ook in
andere organen van het lymfatisch systeem: milt, en lymfeknopen. -> laatste genoemd organen
worden geen lymfocyten geproduceerd.
-
Witte bloedcellen (granulocyten) -> levensduur van 5 dagen
Rode bloedcellen: levensduur van 120 dagen
Bij vorming van rode bloedcellen (erytropoëse) - > is het rijpingsproces voltooid, nadat de celkern is
verwijderd en er voldoende hemoglobine is gevormd.
Reticulocyt(en)
- Is de laatste voorloper van de rode bloedcel
- Wordt in het perifere bloed aangetroffen
, - Een maat voor de activiteit van de vorming van de rode bloedcellen
- Bevatten geen kern, maar wel veel netvorming (RNA) -> reticulum= netwerk)
RNA (reticulum = netwerk)
- Is in staat om de concentratie van het eiwit hemoglobine op het gewenste niveau te brengen
- RNA wordt uit de cel verwijderd -> nadat reticulocyten in het bloed zijn gekomen het proces
vindt plaats in de milt.
Wanneer het lichaam niet voldoende in staat is tot productie van bloedcellen:
- Bloedcellen vormen dan buiten het beenmerg plaats de foetale functieplaatsen zoals, lever en
milt pakken dan die vroegere functie weer op
- Dergelijke vorming kan optreden door bijv. beenmergtumor zoals multipel myeloom (ziekte van
Kahler er is sprake van een kwaadaardige tumor (maligne)
HB (hemoglobine)
- Komt alleen voor in de rode bloedcellen -> daarom ook de kleur rood
- Als bloedplasma roodgekleurd is -> beschadiging rode bloedcellen -> hemolyse
- Volwassene 2kg hb in de circulatie
- Bestaat uit een eiwitgedeelte (globine) en een heem een roodgekleurd niet -eiwit-component
- Het normaal bij volwassene voorkomen HB wordt HBA (adult= volwassene) dit bevat twee alfa-
en twee betaketens
- Globine (eiwit)
- Vier globineketens vandaar dat HB officieel (HB4 is)
- DNA bevat zes verschillende globinegenen die afhankelijk van het ontwikkelingsstadium actief
zijn bij de eiwitsynthese
- Globineketens bestaan uit twee identieke paren, kunnen een stabiele verbinding vormen met
glucose (geglycosyleerd hb kortweg Glycohb) hemoglobine dat op deze manier ontstaat heet
ook wel HbA1C)
- Wordt zoals alle eiwitten geproduceerd op het RNA in de ribosomen
- Heem
- Bevindt zich tweewaardig ijzer (FE2+) -> binding van zuurstof aan het tweewaardig ijzer is
omkeerbaar (reversibel) doordat het een zwakke binding is.
- Vier heemgroepen is gebonden aan de globineketen
- Centrale bouwsteen wordt in de mitochondriën gemaakt in een reeks enzymatische reacties
- Verschillende stoffen nodig voor goede opbouw -> Fe, vitamine B6 en B12, vitamine C,
foliumzuur, aminozuren en elementen zoals zink.
- Hormoon (erytropoetine, ofwel epo) productie vindt plaats in de nieren en lever stimuleert de
aanmaak.
IJzer stofwisseling
- Opname per dag 1 tot 2 mg
- Kan alleen uit het voedsel worden geresorbeerd in de ferrovorm (fe2+)
- In vlees komt ijzer vooral in hemoglobine en myoglobine daarin is het ion al tweewaardig