Leerkracht samenvatting periode 2
Gemaakt door: Robin de Clerck
1|Pagina
, Week 7:
Hoe ga je om met kinderen op school en met hun ouders? pp. 198-
214.
Leerkrachten zijn gewend te praten; ze leggen uit, lichten toe, stellen vragen, reageren op
antwoorden en geven complimenten/straf. Ze moeten ook kunnen luisteren.
Communicatie is tweerichtingsverkeer. Als je als leerkracht niet luistert, is er geen
communicatie maar een monoloog. Het belang van goed luisteren wordt vaak onderschat.
Wanneer een leerling de leerkracht iets probeert te zeggen maar deze luistert niet, leidt dit
tot allerlei negatieve gevoelens en reacties. Hiermee komt de relatie onder druk te staan.
Jonge leerlingen tot ongeveer 8 jaar zijn weinig gericht op communiceren van datgene wat
ze bezig houdt en hebben niet altijd door dat volwassenen niet op de hoogte zijn van wat er
in hen omgaat. Wel vertonen leerlingen allerlei gedragingen die wenken, aanwijzingen,
inlichtingen en signalen kunnen zijn dat er iets fout is.
Taal van non-acceptatie:
De signalen die de leerkracht uitzend aan de leerling dat zijn gedrag/probleem niet gewenst
is; dat wil zeggen dat de leerkracht wil dat de leerling verandert, dat hij doet alsof hij geen
probleem heeft, wil dat hij anders doet of ophoudt met het hebben van een probleem.
Reacties op kinderen kunnen dan zijn;
o Adviezen geven, oplossingen aandragen;
‘droog maar gauw je tranen, straks mag jij met de pop’, ‘kies maar wat anders, je kunt
niet allebei tegelijk ermee spelen’, ‘dat is vervelend, maar je kunt nu niet altijd je zin
krijgen’, ‘ophouden met huilen en snel iets anders kiezen’.
o Oordelen, negatieve waardering uitdrukken;
‘je bent zeker met wat anders gaan spelen en nu wil je de pop weer terug’, ‘jij wilt altijd
met iets spelen waar een ander mee bezig is’, ‘er kan ook nooit wat gebeuren of jij begint
meteen met huilen’.
o Het probleem uit de weg gaan, vermijden;
‘kom, jij mag de juf even helpen met het pakken van de melk’, ‘wat een tranen, en het is
al zo nat buiten!’
In geen van deze 3 categorieën wordt geprobeerd in te gaan op de gevoelens van de
leerling.
Actief luisteren = acceptatie
Je kunt dit toepassen als het kind een probleem heeft, als het ergens mee zit. Bestaat uit 2
onderdelen;
- Empathie; je moet goed luisteren naar wat de leerling eigenlijk wil zeggen en proberen je
in te leven in welke gevoelens er spelen
- Onder woorden brengen/zeggen; vervolgens moet je dat onder woorden brengen en dat
tegen het kind zeggen
Adviezen met betrekking tot problemen die veel voorkomen bij actief luisteren;
o Niet papegaaien; Wanneer je het kind alleen napraat en het gevoel vergeet.
o Te weinig of te veel gevoel; het kan zijn dat je het gevoel onder woorden brengt
maar dat het met te weinig of te veel gevoel verwoordt
o Open vragen stellen; dit nodigt het kind uit meer te vertellen wat er speelt
o Geen waarom; kinderen weten niet altijd wat er is of kunnen dit niet verwoorden
o Soms niet actief luisteren; soms wil een kind er niet over praten, het beste is er dan
om niet op door te gaan en het een andere keer oppakken
o Soms alleen informatie geven; soms wil het kind alleen informatie
2|Pagina
, o Niet vervallen in oude reacties
o Geen truc
Meer dan onderwijs p.364-367
Bij interactievormen worden situaties gecreëerd waarin tussen leerlingen onderling of tussen
leraar en leerlingen ervaringen, belevenissen, kennis, vragen en dergelijk worden
uitgewisseld.
Door interactievormen leren leerlingen:
o Zich open te stellen voor de ander
o Te overleggen
o Actief te luisteren
o Een mening te vormen
o De leerstof te verwerken, deze te verwoorden en toe te passen.
Belangrijke interactievormen zijn; klassengesprek, kringgesprek, onderwijsleergesprek en
discussievormen. In het basisonderwijs kom je de termen klassengesprek en kringgesprek
vaak tegen.
Het doel van een gesprek kan verschillen:
1) Een gesprek waarin ervaringen en belevenissen uitgewisseld worden
o Kinderen wisselen eigen ervaringen, belevenissen en interesses uit. Vaak wordt zo’n
gesprek aan het begin van de dag gehouden. In veel scholen is dit zo’n routine
geworden dat de waarde eruit gegaan is. Er wordt niet echt meer geluisterd en soms
wordt er gepraat om het praten.
o Gesprek heeft volgende kenmerken
o Kinderen worden in gelegenheid gesteld te uiten wat hen bezig houdt
o Er vindt uitwisseling van informatie, gevoelens en meningen plaats
o Kinderen leren naar elkaar te luisteren
o Kinderen leren verschillende soorten vragen te stellen
o Leraar wordt geïnformeerd over wat de kinderen bezig houdt
o Leraar moet zich luisterend opstellen en kinderen stimuleren tot vertellen. Opstelling
kring moet zo zijn dat kinderen elkaar kunnen zien.
o Tijdsduur is afhankelijk van leeftijd, interesse en motivatie van kinderen.
2) Een gesprek over een bepaald onderwerp door kinderen geleid
o Kinderen spreken over hetzelfde onderwerp. Inbreng van leraar is minimaal, kinderen
leiden zelf het gesprek. Leraar stimuleert zo nodig spreken en luisteren.
o Kan al met jonge kinderen, belangrijk is wel dat de hele school dezelfde opvatting
heeft over dit soort gesprekken en dat de routines en regels door jaren heen
gehandhaafd worden
o Tijdsduur en opstelling gelden zelfde regels voor als onder gespreksvorm 1. Het is
nodig dat er afspraken gemaakt worden.
o Er zijn variaties mogelijk; een onderwerp wordt door de leraar of door kinderen
voorbereid en geïntroduceerd. Er kan gewerkt worden met een vaste voorzitter en
secretaris.
3|Pagina
, 3) Het onderwijsleergesprek
o De leraar leidt dit gesprek. Hij heeft het onderwerp zo voorbereid dat via een
bepaalde vraagmethodiek het doel bereikt wordt.
o Aanschouwelijk materiaal kan belangrijke hulpmiddel zijn. Wanneer het doel
uitbreiding van woordenschat is bijvoorbeeld, kan een lijst met woorden die
betrekking hebben op het onderwerp als voorbereiding zijn. Met behulp van dit
woordveld kan een gesprek gevoerd worden.
o Om een vraag-antwoord spelletje te voorkomen, kan de leraar gebruik van deze
technieken maken:
o Beperkende vragen stellen; beperkt aantal antwoorden is juist
o Denkhulp bieden; kun je het anders zeggen, wat bedoel je, knikken
o Eerst vraag aan hele groep stellen, denktijd geven en daarna pas naam
noemen.
o Gegeven antwoorden doorspelen naar andere kinderen en reacties vragen
o Het positieve in foutieve antwoorden honoreren, niet remmen door kinderen af
te kraken.
4) Forumdiscussie
o Bedoeling is dat er een discussie over een bepaald onderwerp ontstaat, nadat
daarover informatie gegeven is door deskundige forumleden.
o Enkele kinderen werken ter voorbereiding een aantal teksten door of hebben
dezelfde hobby. De voorzitter, die onpartijdig is, geeft korte inleiding op onderwerp
waarna hij elke lid de gelegenheid geeft zijn verhaal binnen een bepaalde tijd te
vertellen. Daarna kunnen ze met elkaar in discussie gaan
o Aantal afspraken van te voren gemaakt worden; de taken en regels.
De vragen die leraar stelt, hebben te maken met de bedoeling die hij heeft. Er is een
onderscheidt tussen een aantal soorten vragen:
o Waarnemingsvragen; het antwoord kan gevonden worden door goed te kijken,
luisteren, voelen etc.
o Geheugenvragen; we doen een beroep op dingen die een kind reeds ervaren heeft
of weet.
o Creativiteitsvragen; de antwoorden op deze vragen worden gekenmerkt door het
nieuwe, het andere; dit soort vragen kan gebruikt worden als het om productie van
ideeën gaat
o Toepassingsvragen; eenmaal geleerde principes worden toegepast in een nieuwe
situatie
o Denkvragen; het ordenen, bij elkaar zoeken, vergelijken etc. Denk hierbij aan;
analysevragen, synthesevragen, evaluatievragen, open en gesloten vragen,
producerende en reproducerende vragen
Week 8:
Een effectieve leeromgeving in het primair en voortgezet onderwijs
Verschillende modellen en theorieën geven informatie over de manier waarop leerlingen
leren. Er zijn verschillende stromingen; behaviorisme, cognitivisme, sociaal-constructivisme.
Sociaal constructivisme:
o Gaat ervan uit dat leerlingen zelf actief hun kennis construeren. Ze geven een
persoonlijke betekenis aan de dingen die ze leren.
o Kenmerkt zich door;
o Leerlingen zijn actief en doen iets om de leerstof te verwerken
4|Pagina