Europees Privaatrecht mastervak
compleet
geschreven door:
JCGentilermo
De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen
Op Stuvia vind je het grootste aanbod aan samenvattingen en collegeaantekeningen. De
documenten zijn geschreven door jouw medestudenten, specifiek voor jouw opleiding!
www.stuvia.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
, Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen
Week 1 & week 2: VWEU
We gaan van de directe werking naar toetsing door de nationale rechter op basis
van voorrang.
Rechtstreekse werking
HvJEU Van Gend & Loos: Een burger kan zich voor zijn nationale rechter beroepen op
bepalingen van Europees recht – zonder tussenkomst of omzetting van een lidstaat –
indien deze gelet op de geest, de inhoud en de bewoordingen van de bepaling
onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is. In casu ging het om een Nederlandse
invoerheffing op producten uit Duitsland, waarna door particulieren een beroep werd
gedaan op art. 30 VWEU. De nationale rechter is gehouden het nationale recht te toetsen
aan het EU recht, het verweer dat particulieren geen partij waren bij het sluiten van het
verdrag werd verworpen.
Voorrang van EU Recht
HvJEU Costa/ENEL
Het unierecht heeft voorrang op daarmee strijdig nationaal recht. Het destijds gesloten
EEG-verdrag heeft namelijk een eigen rechtsorde in het leven geroepen waarmee
nationale rechters rekening moeten houden. De gemeenschap is voor onbepaalde tijd
aangegaan en bevat eigen organen met rechtspersoonlijkheid, handelings- en
vertegenwoordigingsbevoegdheid. De lidstaten hebben daarmee de eigen
soevereiniteit begrensd en zichzelf en de onderdanen gebonden. Een later, eenzijdig
afgekondigde wettelijk voorschrift kan niet boven de rechtsorde van de gemeenschap
worden gesteld, omdat dit zou leiden tot verschillen in nationale wetgeving en zo de
doelstellingen van de gemeenschap zou ondergraven. Kortom, het verdragsrecht vloeit
uit een autonome bron voort en kan niet door enig voorschrift van nationaal recht
opzij worden geschoven, ook niet in dualistische rechtssystemen. Deze uitspraak over
de werking van het Europese recht is door de hoge raad zonder reserves aanvaard. De
werking van het Europese recht berust dus op het VWEU-verdrag, en niet op art. 93 en
94 Nederlandse GW.
Verticale rechtmatigheidstoets - VWEU > nationale bepalingen
Publiekrechtelijke rechtsregels
Alle vrij verkeersbepalingen hebben directe werking. Met name art. 34 en 35 VWEU zijn
in de jurisprudentie uitgewerkt, omdat deze geen directe horizontale werking hebben.
Alle kwantitatieve in- en uitvoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking
tussen lidstaten zijn verboden.
HvJEU Dassonville: iedere rechtshandeling van lidstaten die de intracommunautaire
handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren is aan te
merken als een maatregel van gelijke werking. Men kan twee soorten maatregelen
onderscheiden.
a) Maatregel met onderscheid zoals in HvJEU Dassonville. In casu werd bij
import van bepaalde buitenlandse producten een certificaat van echtheid
verlangt.
b) Maatregel zonder onderscheid zoals in HvJEU Cassis de Dijon, waarin van
zowel buitenlandse als binnenlandse likeurproducten werd geëist dat deze een
bepaald minimum alcoholpercentage van 25% bevatten. Een Duitse handelaar
wilde Cassis de Dijon importeren maar deze werd aan de grens tegengehouden.
Verweer van de staat was dat de regel niet discriminerend was en ook voor
Duitse likeurs gold. HvJEU bepaalt dat ook maatregelen zonder onderscheid
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
, Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen
aan het VWEU kunnen worden getoetst en onverbindend kunnen worden
verklaard omdat deze nadelig zijn voor de intracommunautaire handel.
Privaatrechtelijke rechtsregels
HvJEU Motorradcenter: Naar Duits recht moet een verkoper aan een koper – onder het
mom van een informatieplicht in verbintenissen – mededelen dat de koper geen
aanspraak maakt op een garantie bij parallelimport. Een Duitse Yamaha dealer verkoopt
een Yamaha die hij heeft verkregen vanuit Frankrijk, waardoor de garantie vervalt. De
koper vordert wanprestatie omdat verkoper het verval van de garantie niet heeft
vermeld. Verkoper beroept zich op art. 34 VWEU, stellende dat de Duitse
informatieplicht de import van producten vanuit Frankrijk in Duitsland belemmert. Het
HvJEU bepaalt dat hoewel het bij deze informatieplicht gaat om een maatregel van
gelijke werking zonder onderscheid, diens beperkende werking op het vrije verkeer
van goederen zo onzeker en indirect is dat men niet kan zeggen dat deze verplichting
het intracommunautaire handelsverkeer belemmert. Het gevaar van belemmering
bestaat niet uit informeren naar de garantie maar naar de weigering van bepaalde
Yamaha dealers om de onder de garantie vallende reparaties van parallel geimporteerde
motors uit te voeren, hetgeen te onzeker en te indirect is. Geen enkele verkopen gaat
door de plicht geen motoren meer verkopen.
HvJEU Alsthom Atlantique: Franse privaatrechtelijke rechtsregel in jurisprudentie dat
ten aanzien van fabrikant of bedrijfsmatige verkoper een onweerlegbaar vermoeden
bestaat dat zij de gebreken van een verkochte zaak kennen en zich daarvoor niet kunnen
exonereren. Fabrikant Sulzer beroept zich op art. 35 VWEU (uitvoerbeperking),
stellende dat de rechtsregel concurrentievervalsend werkt. HvJ oordeelt dat sprake is
van een maatregel die ‘zonder onderscheid van toepassing is op alle door het Franse
recht beheerste handelsbetrekkingen en geen specifieke beperking van het uitgaand
goederenverkeer tot doel of tot gevolg heeft, waardoor de nationale productie of de
binnenlandse markt zou worden begunstigd’. Bovendien stelt het HvJEU dat men in de
regel vrij kan bepalen welk recht op contractuele betrekkingen van toepassing is.
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de Franse en grensoverschrijdende situatie
en dus staat art. 35 VWEU hiertegen niet in de weg. Het HvJEU vergde voor art. 35
VWEU dus wel onderscheid tussen de binnenlandse en uitvoerhandel.
Later - HvJEU Gysbrechts: Naar aanleiding van een Europese richtlijn
(minimumharmonisatie) inzake bescherming van consumenten bij koop op afstand,
waarin een herroepingstermijn van 7 dagen is opgenomen, neemt België verdergaande
maatregelen. Krachtens privaatrechtelijke bepaling mag een verkoper geen voorschot
of betaling vorderen voordat de herroepingstermijn is verstreken, en mag deze zelfs
geen creditcardgegevens vragen aan de consument. Een Belgische verkoper stelt dat
deze maatregel van gelijke werking de uitvoer vanuit België in het licht van art. 35
VWEU onrechtmatig beperkt, omdat geen enkele verkoper nog in het buitenland zou
leveren. Het HvJEU zou naar eigen maatstaven van Alsthom Atlantique het verweer
moeten verwerpen omdat geen sprake is van onderscheid.
Echter, het Hof stelt dat deze maatregel van gelijke werking slechts verenigbaar is met
de principes van vrij verkeer indien zij om redenen van algemeen belang, niet
discriminatoir, noodzakelijk en proportioneel is. Consumentenbescherming is een
dergelijk algemeen belang, doch de maatregel mag niet verdergaan dan noodzakelijk
om het doel te bereiken. Dezelfde doelstellingen moeten daarbij niet kunnen worden
behaald met andere maatregelen die het vrij verkeer minder inperken
(proportionaliteit). Het Hof toetst de maatregelen zonder onderscheid aan het VWEU.
Het verbod op het vorderen van een voorschot of een betaling levert een
uitvoerbeperking op die vanuit het oogpunt van de consumentenbescherming wordt
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
, Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen
gerechtvaardigd door de rule of reason. Het verbod op het vragen van
betaalkaartgegevens is echter niet gerechtvaardigd.
* HvJEU Alsthom Atlantique is in zoverre achterhaald door HvJEU Gysbrechts dat geen
sprake meer hoeft te zijn van een maatregel die onderscheid maakt tussen de
intracommunautaire handel en binnenlandse handel om te kwalificeren als maatregel
van gelijke werking. De nationale bepaling kan dus wel worden getoetst aan het VWEU,
ook als geen onderscheid wordt gemaakt. Dergelijke maatregelen van gelijke werking
mogen enkel in geval van maatregelen van algemeen belang die niet discriminatoir en
proportioneel zijn.
Goederenrechtelijke bepalingen
In art. 345 VWEU is geregeld dat het werkingsverdrag de regeling van eigendomsrecht
onverlet laat. Toch blijkt dat deze regelingen wel aan fundamentele vrijheden en
non-discriminatie kunnen worden getoetst. Zo werd in HvJEU Fearon geoordeeld dat
art. 345 VWEU niet in de weg stond aan de vrijheid van vestiging toets in een zaak
waarin men krachtens Engels recht geen eigenaar kon worden van een schaars stuk
landbouwgrond indien men daar 7 tot 10 maanden van het jaar woonde. In HvJEU
Krantz werd het bodembeslag van de Nederlandse fiscus van Duitse onder
eigendomsvoorbehoud geleverde machines niet gezien als een maatregel van gelijke
werking (art. 34 VWEU) omdat de werking daarvan (gevaar dat buitenlandse verkopers
daardoor minder snel goederen op afbetaling verkopen) zo onzeker en indirect is dat
men van deze nationale bepaling niet kon worden gezegd dat die de handel tussen
lidstaten belemmerde. Ook in richtlijnen wordt van deze regel afgeweken.
Direct horizontale werking - VWEU > contractuele privaatrechtelijke
rechtsverhoudingen
Directe invloed van VWEU op privaatrechtelijke rechtsverhoudingen in
horizontale verhouding, zonder dat daar enigerlei handeling van een lidstaat –
zoals wetgeving, uitvoeringshandeling of feitelijke handeling – voor noodzakelijk
is.
mededingingsrecht
1. Art. 101 VWEU – Sinds HvJEU Courage/Crehan is het mogelijk in horizontale
verhouding direct schadevergoeding te vorderen op grond van art. 101
VWEU. De volle werking van art. 101 VWEU en in het bijzonder het nuttig effect
zou worden verminderd indien niet eenieder vergoeding kon vorderen van
schade die hem is berokkend door een overeenkomst of gedraging die de
mededinging kan beperken of vervalsen. Op grond van lid 1 is bijv. de verdeling
van de markt door producenten of prijsafspraken verboden.
a. Naast het feit dat de EC een boete kan opleggen (niet privaatrechtelijk)
zijn de afspraken tussen de overtreders op grond van lid 2 nietig. Dit
is een expliciet privaatrechtelijk effect en de betrokken partijen
kunnen onderling geen rechten ontlenen aan de gemaakte afspraken.
b. Tussen partijen gesloten voortbouwende overeenkomsten kunnen
op grond van art. 6:229 BW worden vernietigd, indien het gaat om een
overeenkomst die is gesloten in het kader van een reeds bestaande
maar door 101 VWEU nietig verklaarde rechtsverhouding (HvJEU
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
, Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen
Courage/Crehan). Hartkamp stelt voor overeenkomsten met derden een
analoge toepassing voor.
c. Eventueel kan naar Nederlands recht een beroep worden gedaan op
dwang of misbruik van omstandigheden of bedrog (art. 3:44 BW). Dit
is ook mogelijk indien dit tot stand is gekomen door een derde (3:44 lid
5 BW). Onder voorwaarden ook dwaling (2:228 BW)
d. Voor derden geldt een impliciet privaatrechtelijk effect in dat zij een
vordering tot schadevergoeding kunnen instellen (zie Manfredi later).
2. Art. 102 VWEU – Verbod op misbruik van machtspositie, zoals het vorderen
van te hoge prijzen van afnemers door monopolist, in horizontale verhouding.
Indien misbruik wordt aangenomen, het VWEU noemt geen consequentie.
Hiervoor zal men terugvallen op het nationale recht van de lidstaten. Voor
Nederland geldt art. 3:40 BW. Lid 2 bepaalt dat een overeenkomst in strijd met
de wet (in materiele zin – dus ook het VWEU) nietig is.
3. Art. 107-108 VWEU – verboden staatssteun versluierd in een
privaatrechtelijke overeenkomst, zoals wanneer de gemeente een stuk grond
verkoopt voor prijs ver onder marktwaarde. De consequentie dient te worden
bepaald naar nationaal recht, waarbij voor Nederland wederom art. 3:40 lid 2
BW geldt. Het HvJEU heeft geoordeeld dat het ongerechtvaardigde voordeel ook
bestaat uit het niet betalen van rente die hij zou moeten hebben betaald indien
het bedrag op de kapitaalmarkt zou zijn geleend (HvJEU CELF).
Discriminatieverbod
4. Art. 18 VWEU geldt als lex generalis van de overige discriminatieverboden, en
heeft directe horizontale werking (HvJEU Ferlini i.c.m. HvJEU Angonese).
5. art. 45 VWEU als uitwerking van Art. 18 VWEU: Verbod op discriminatie op
grond van nationaliteit en vrij verkeer van werknemers binnen de Unie.
Uit deze bepalingen kan men geen privaatrechtelijke rechtsgevolgen lezen, dus
deze bepalingen hebben vanuit de rechtspraak van het HvJEU impliciet
privaatrechtelijk effect.
a. HvJEU Walrave & Koch: Het reglement van de wielerbond bepaalt dat
een motorgangmaker (windbreker) dezelfde nationaliteit moet hebben
als zijn wielrennen. Walrave stelt dat hij wordt gediscrimineerd op
grond van art. 18 (want hij mag slechts met een Nederlander werken) en
art. 45 VWEU omdat hij door dit reglement als werknemer niet vrij door
de gehele EU mag werken. De bond verweert zich met stelling dat deze
bepalingen slechts voor lidstaten geldt. In dit arrest neemt het Hof voor
het eerst de horizontale directe werking aan, en geeft daarmee
impliciet privaatrechtelijk effect door de werking van het VWEU zo uit
te breiden dat ook collectieve regelingen van arbeid in loondienst en
dienstverrichting van een wielerbond daaronder valt.
6. Art. 157 VWEU – gelijke behandeling mannen en vrouwen. Aan deze bepaling
komt krachtens HvJEU Defrenne/Sabena directe horizontale werking toe.
Sanctie voor overtreding naar nationaal recht, zoals nietigheid (vergelijkbaar
met discriminerende arbeidsvoorwaarden in Europese verordening)
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
, Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen
Vrij verkeer van personen en diensten
7. Art. 45 en art. 56 jo. 49 VWEU – directe horizontale werking in
privaatrechtelijke rechtshandelingen, zoals collectieve regelingen (HvJEU
Bosman) en particuliere overeenkomsten (HvJEU Walrave & Koch, HvJEU
Angonese). Gevolgen worden naar nationaal recht vastgesteld.
a. HvJEU Bosman: De UEFA voetbalbond heeft een regel opgenomen
waarin een ontvangende club investerings- en opleidingskosten moet
betalen aan een verkopende club. Bosman stelt dat het vrij verkeer van
werknemers van art. 45 VWEU wordt beperkt door de verplichte
betaling. Hoewel de regel niet discrimineert op basis van nationaliteit
geeft het hof art. 45 VWEU impliciet privaatrechtelijk effect door de
regel strijdig met het werkingsverdrag en buiten toepassing te verklaren.
b. HvJEU Angonese: Italiaanse bank vergt op basis van een nationale
collectieve overeenkomst (geen verplichting) een attest van
tweetaligheid, welke slechts in een dorp in Noord-Italië kan worden
verkregen. HvJEU oordeelt dat het uiterst moeilijk of onmogelijk is voor
Angonese om deze te verkrijgen en daarom in strijd met art. 45 VWEU.
Hoewel de regeling niets van doen heeft met nationaliteit en ondanks het
feit dat de verklaring rechtmatig kan zijn, levert deze belemmering om te
solliciteren strijdigheid op met verbod op discriminatie op grond van
nationaliteit. De aspirant-werkgever kan zich niet beroepen op de
regeling en dient een schadevergoeding te betalen (impliciet
privaatrechtelijk effect).
Vrij verkeer van kapitaal
8. Art. 63 VWEU – Er bestaat nog geen rechtspraak over de vraag of hieraan
directe horizontale werking toekomt. In verticale verhouding wel directe
werking, zoals verplichting om hypothecaire schuld in guldens te lenen.
Vrij verkeer van goederen
9. Art. 34 en 35 VWEU – GEEN directe horizontale werking omdat
overeenkomsten tussen particulieren niet worden gezien als een belemmering.
Deze bepalingen hebben alleen betrekking op overheidsmaatregelen – ten einde
diens belemmeringen te beëindigen – en heeft geen betrekking op gedragingen
van ondernemingen en particulieren. De belemmeringen door particulieren
moet worden beoordeeld aan de hand van art. 101 en 102 VWEU of nationale
regelingen. Zo ook in NMa Verbond van Den Bosch waarin vleesproducenten
afspreken dat vanaf 2020 alleen biologisch vlees verkrijgbaar is in Nederland.
Buitenlandse producenten klagen over afspraak dat vlees afkomstig moet zijn uit
Nederland. Hier kan geen gebruik worden gemaakt van Cassis de Dijon, want het
is geen overheidsmaatregel maar een contract tussen producenten en
handelaren.
a. Een uitzondering vormt HvJEU Fra.Bo: Een Duits instituut verzorgde
de certificering van bepaalde goederen en stelde daartoe voorwaarden.
Alleen gecertificeerde producten werden door Duitsers afgenomen. Het
instituut handelde onder een soort pseudo wetgeving en de praktijk
kon wel worden getoetst aan het vrij verkeer van goederen, ondanks
het feit dat het ging om een privaatrechtelijke organisatie. Deze
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
, Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen
organisatie gold slechts als een ‘tussenfiguur’ van de lidstaat en voerde
in wezen taken uit die door publieke instanties zouden moeten worden
uitgeoefend. Hiermee gaat het eigenlijk om een verticaal effect. Men kan
niet direct concluderen dat het vrij verkeer van goederen in directe
horizontale verhouding werkt.
b. Zie ook HvJEU Dubois: Toetsing van een overeenkomst aan het vrij
verkeer van goederen in het VWEU is mogelijk indien haar onderwerp zo
nauw verband houdt met een door de overheid te financieren taak,
dat het aan de overheid kan worden toegerekend dat zij de taak niet
zodanig heeft georganiseerd dat de last voor haar rekening komt. Zulks
bijvoorbeeld bij het vragen van een doorgangsheffing door een
particulier vrachtwagenstation ter vergoeding voor kosten gemaakt voor
douane en veterinaire diensten – zodat zij hun overheidstaken kunnen
verrichten. Kosten voor keuring en grensoverschrijding moeten in
beginsel door een lidstaat worden gedragen, tenzij sprake is van een
individuele tegenprestatie (art. 28 en art. 30 VWEU).
Rechtvaardigingsgronden
Ook in horizontale privaatrechtelijke verhoudingen kan een exceptie of
rechtvaardigingsgrond worden opgeworpen door diegene tegen wie een beroep wordt
gedaan op een bepaling met directe horizontale werking.
Buitencontractuele directe werking VWEU op derden (zonder
rechtshandeling)
Een derde kan in plaats van nietigheid van een rechtshandeling vorderen dat hij een
schadevergoeding wil. Zo was in HvJEU Courage/Crehan geen sprake van een
schadevergoeding uit kartelovereenkomst maar uit onrechtmatige daad, omdat in feite
niet was gecontracteerd met bierleverancier maar met een speciaal daarvoor
gecreëerde dochteronderneming genaamd Innterpreneur. Voor buitencontractuele
aansprakelijkheid zijn verschillende gronden mogelijk:
1. Onrechtmatige daad (6:162 BW)
a. In HvJEU Manfredi hebben een aantal verzekeraars afspraken omtrent
minimumpremie gemaakt. De kartelovereenkomst is nietig op grond
van art. 101 VWEU. De verzekerde heeft twee opties, namelijk (i) de
verzekeringsovereenkomst vernietigen op grond van dwaling of (ii)
schadevergoeding en wettelijke rente vorderen. Het HvJEU gaat in
casu mee met de vordering van Manfredi, en neemt op grond van art.
101 VWEU een buitencontractuele schadevergoeding aan, gebaseerd op
het te veel betaalde bedrag. De verzekeraar pleegt een onrechtmatige
daad door een te hoge prijs te vragen.
b. HvJEU Viking: Een rederij onder Finse vlag ondervindt teveel
concurrentie door Estse rederijen vanwege de lage loonkosten. De
vennootschap vlagt zich om naar het Estse recht, waarna de
werknemersbonden een staking organiseren. De rederij stelt de bond
aansprakelijk voor schade uit onrechtmatige daad omdat deze heeft
gehandeld in strijd met het vrij verkeer van vestiging van art. 49
VWEU. Het verweer van de bond dat deze bepaling slechts ziet op de
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.