100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Hoorcolleges Strafprocesrecht Rechtsmiddelen €6,49   In winkelwagen

College aantekeningen

Hoorcolleges Strafprocesrecht Rechtsmiddelen

2 beoordelingen
 148 keer bekeken  18 keer verkocht

Alle hoorcolleges van Strafprocesrecht Rechtsmiddelen, incl. arresten en oefententamens (met antwoorden). Geschreven in collegejaar , master Strafrecht. Behaald cijfer: 9.

Laatste update van het document: 3 jaar geleden

Voorbeeld 10 van de 110  pagina's

  • 20 januari 2021
  • 24 juni 2021
  • 110
  • 2020/2021
  • College aantekeningen
  • Robroek; harteveld
  • Alle colleges
Alle documenten voor dit vak (8)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: 121391 • 5 maanden geleden

review-writer-avatar

Door: irisxx • 3 jaar geleden

avatar-seller
amberzl
Strafprocesrecht Rechtsmiddelen
College 1: Inleiding
Keulen/Knigge, 17.1
Een rechtsmiddel is een wettelijke mogelijkheid voor de betrokken procespartijen om een beslissing
van de rechter, waar zij het niet mee eens zijn, ter toetsing voor te leggen aan een rechterlijke
instantie die de bevoegdheid heeft om de bestreden rechterlijke beslissing teniet te doen.

De centrale doelstelling van strafvordering is het verzekeren van een juiste toepassing van het
materiële strafrecht. De ratio van rechtsmiddelen is dan ook:
 Mogelijkheden tot correctie vergroten de kans tot juiste toepassing (vooral bij hoger beroep)
 Eis van procedurele rechtvaardigheid speelt een rol
 Mogelijkheden tot het aanvechten van een beslissing waar men het niet mee eens is, draagt
bij aan de aanvaardbaarheid van strafrechtelijke uitspraken (vooral bij hoger beroep)
 Rechtsmiddelen hebben een belangrijke functie bij het bevorderen van de rechtseenheid
(vooral bij cassatie)

Tegen vonnissen van de rechtbank staat, behoudens enkele uitzonderingen, hoger beroep open bij
het hof (art. 60 Wet RO jo. art. 404 Sv). Hoger beroep behelst een nieuwe behandeling en
beoordeling van de strafzaak op grondslag van de tenlastelegging (art. 415 Sv).

Tegen de arresten van de gerechtshoven staat, behoudens enkele uitzonderingen, beroep in cassatie
open bij de Hoge Raad (art. 78 Wet RO jo. art. 427 Sv). Het beroep in cassatie leidt niet tot een
nieuwe feitelijke behandeling en beoordeling. De Hoge Raad kan het arrest vernietigen wegens
verzuim van vormen of schending van het recht.

Gewone rechtsmiddelen: in beginsel mag geen beslissing ten uitvoer worden gelegd zolang
daartegen nog een gewoon rechtsmiddel openstaat, en indien dit is aangewend totdat het is
ingetrokken of daarop is beslist (art. 557 lid 1 Sv (oud)). Is nu art. 6:1:16 lid 1 Sv.
 Hoger beroep
 Beroep in cassatie

Buitengewone rechtsmiddelen: kunnen uitsluitend worden aangewend tegen een rechterlijke
beslissing of handeling waartegen een gewoon rechtsmiddel niet meer openstaat.
 Cassatie in het belang der wet
 Herziening van arresten en vonnissen

Corsten/Borgers, XVII.1
Definities en ratio rechtsmiddelen
Twee definities van ‘rechtsmiddelen’; een ruime en een engere definitie.
1. Rechtsmiddelen zijn de in de wet geregelde en voor de procespartijen openstaande
mogelijkheden op te komen tegen beslissingen of handelingen van autoriteiten in het
strafproces bij een (hogere) rechter.
2. Rechtsmiddelen zijn de in de wet geregelde en voor de procespartijen openstaande
mogelijkheden op te komen tegen beslissingen van strafrechters bij hogere strafrechters.

Beslissingen van strafrechters worden ex art. 138 Sv onderscheiden in:
 Beschikkingen: de niet op de terechtzitting gegeven beslissingen
 Rechterlijke beslissingen: zowel de beschikkingen van een rechter als de uitspraken
 Uitspraken: de op de terechtzitting gegeven beslissingen
1

,  Einduitspraken: de uitspraken tot schorsing van de vervolging en de negatieve antwoorden
op de voorvragen van art. 348 Sv, namelijk nietigheid van de dagvaarding, onbevoegdheid
van de rechter, niet-ontvankelijkheid van het OM, en de uitspraak die na afloop van het
gehele onderzoek op de zitting over de zaak wordt gedaan.
o Uitspraak na afloop van het gehele onderzoek ter terechtzitting: vrijspraak, OVAR,
rechterlijk pardon en veroordeling tot enigerlei sanctie.

Uitspraken kunnen tussenuitspraken, einduitspraken en bijkomende uitspraken zijn. Een
tussenuitspraak kan bijv. zijn: beslissingen over het oproepen van getuigen of over het aanhouden
van een zaak.

Gewone rechtsmiddelen (hoger beroep en beroep in cassatie) zijn gegeven om op te komen tegen
uitspraken die nog niet in kracht van gewijsde zijn gegaan, terwijl buitengewone rechtsmiddelen
(herziening en cassatie in het belang der wet) zich richten tot uitspraken die al wel in kracht van
gewijsde zijn gegaan.

Ratio van rechtsmiddelen:
1. Herstel  De procespartijen moeten de keuzemogelijkheid hebben om in hun ogen onjuiste
of onjuist tot stand gekomen beslissingen voor een nieuwe behandeling en beoordeling,
waarbij nieuwe feiten en argumenten kunnen worden aangevoerd, aan een of meer
rechterlijke instanties voor te leggen, waardoor de kans op een juiste en beter aanvaardbare
einduitspraak wordt vergroot.
2. Rechtseenheid  Voor een goede strafrechtspleging is het belangrijk dat er procedures
bestaan die een uniforme wetsinterpretatie en -toepassing en controle op een juist verloop
van de strafprocedures bevorderen.
3. Herstel  Voor het aanzien en het gezag van de strafrechtspraak in de samenleving is het
nodig dat er procedures bestaan, die de kans op juiste en voor partijen aanvaardbare
beslissingen vergroten en die steeds de mogelijkheden bieden om aperte onjuistheden teniet
te doen.

Drie bezwaren voor rechtsmiddelen:
1. Het brengt kosten voor de samenleving met zich mee, omdat de kosten van de verlengde
procesgang grotendeels voor rekening van de overheid komt.
2. Ze tasten het aanzien en het gezag van de rechtspleging en van rechterlijke uitspraken aan,
omdat ze kunnen leiden tot verschillende en tegenstrijdige rechterlijke beslissingen in
dezelfde zaak.
3. Het leidt tot verlenging van de strafprocedure.

Rechtseenheid wordt vooral door de cassatierechter gediend. Hij kan voor het gehele land
vaststellen hoe een bepaald beginsel of een regel moet worden uitgelegd. Dit zorgt voor zekerheid
en leidt tot rechtseenheid.

Point d’intérêt, point d’action houdt in dat indien men geen belang heeft bij een vordering, men bij
de rechter geen gehoor krijgt. Dit geldt ook voor het instellen van rechtsmiddelen. Bij misbruik van
het instellen van rechtsmiddelen, door alleen zand in de justitiële machine te willen gooien, kan de
rechter in een evident geval daarop reageren met een niet-ontvankelijkheid.

Gesloten stelsel
We kennen een gesloten stelsel van rechtsmiddelen:
 De wet geeft aan wanneer er een rechtsmiddel openstaat en welke dit is.
 De algemene regel is dat tegen einduitspraken in eerste aanleg hoger beroep openstaat en
tegen in hoger beroep gewezen einduitspraken beroep in cassatie openstaat.
2

,  Met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen is onverenigbaar dat een veroordeelde de
gelegenheid zou hebben, langs de weg van art. 6:162 BW, de juistheid van de beslissing van
de strafrechter of de aanvaardbaarheid van de procesgang die tot de beslissing heeft geleid,
tot onderwerp van een nieuw geding te maken en door de burgerlijke rechter te laten
toetsen. Tenzij in strijd met art. 6 EVRM.
 Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt met zich mee dat er na een einduitspraak
nauwelijks plaats is voor een beroep op de burgerlijke rechter. Soms kan een beroep worden
gedaan op de voorzieningenrechter (kortgedingrechter).

Hersteluitspraak
Een hersteluitspraak is een (buitenwettelijke) mogelijkheid voor de rechter om een misslag in een
eigen uitspraak te herstellen.
 Het gaat dus om herstel door de rechter die de uitspraak heeft gewezen en niet om herstel
door een hogere rechter.
 Voor het wijzen van een hersteluitspraak is niet vereist dat er een rechtsmiddel is ingesteld.
 De HR laat aan de feitenrechter zeer beperkte ruimte voor het wijzen van een
hersteluitspraak. Toegelaten is alleen het herstel van een in zijn uitspraak voorkomende
kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel
leent.

Concentratiebeginsel
Het concentratiebeginsel (art. 406 lid 1 jo. art. 428 Sv) houdt in dat tegen uitspraken die geen
einduitspraken zijn, alleen hoger beroep of beroep in cassatie mag worden ingesteld indien dit
gelijktijdig geschiedt met het instellen van het respectieve rechtsmiddel tegen de einduitspraak. Men
moet dus met zijn bezwaren tegen tussenuitspraken wachten tot er een einduitspraak is en, indien
daartegen een rechtsmiddel kan worden ingesteld, dit aanwenden en gelijktijdig (althans
voorafgaand aan het aflopen van de beroepstermijn) tegen tussen- of bijkomende uitspraken
opkomen.

Men moet tegen tussenuitspraken uitdrukkelijk opkomen, hiervan moet uit de akte van hoger
beroep of beroep in cassatie blijken. Als men dit niet doet, gaat de tussenuitspraak in kracht van
gewijsde.

A.E. Harteveld e.a., Het EVRM en het Nederlandse strafprocesrecht, 5.1 en 5.2
Inleiding
Een aantal beginselen van het Zevende Protocol werkt door in het Nederlandse straf(proces)recht.
Art. 2 van het protocol garandeert iedereen het recht op enige vorm van hoger beroep en art. 4 geeft
uitdrukking aan het ne bis in idem-beginsel. Deze artikelen hebben betrekking op iedere natuurlijke
persoon (‘everyone’ en ‘no one’). Het uitgangspunt is dat rechtspersonen evenals natuurlijke
personen voor rechtsbescherming van art. 6 in aanmerking komen (Gebr. Van Leeuwen
BV/Nederland-arrest). Het lijkt aannemelijk, nu art. 2 en 4 van het protocol in het verlengde liggen
van art. 6 EVRM, dat de rechtspersoon in het strafprocesrecht ook in aanmerking komt voor de
rechtsbescherming van art. 2 en 4 van het protocol.

De bepalingen van het protocol, met name art. 2 en 4, zijn beter uitgewerkt dan de bepalingen in het
IVBPR. Dit heeft tot gevolg dat veel nauwkeuriger bepaald kan worden welke betekenis deze
bepalingen hebben op nationaal niveau. De vraag bij beide bepalingen is dan ook of ze in aanmerking
komen voor rechtstreekse toepassing in het Nederlandse recht.

In de MvT bij de Goedkeuringswet van het IVBPR is opgemerkt dat veel bepalingen van het Verdrag
waarin materiële rechten voorkomen rechtstreekse werking hebben. Art. 2 van het protocol gaat

3

,over rechtsmiddelen. Art. 14 lid 5 IVBPR komt in de kern overeen met art. 2 van het protocol. De HR
is van oordeel dat art. 14 lid 5 zich niet leent voor rechtstreekse toepassing, voor zover het gaat om
het toekennen van nieuwe rechtsmiddelen. De HR vindt het onaannemelijk dat door de
rechtstreekse toepassing van de Verdragsbepaling de rechterlijke macht een grotere rechtsmacht
kan toekomen dan de nationale wetgever haar heeft toegekend. Dit acht de HR in strijd met de trias
politica. De rechter kan dus niet buiten het Nederlandse rechtssysteem stappen en op eigen houtje
rechtsmiddelen toekennen buiten het in principe gesloten stelsel van strafvorderlijke rechtsmiddelen
om. Een uitzondering hierop maakt de HR bij de instelling van een bestaand rechtsmiddel.

De tussenkomst van de rechter is niet nodig ten aanzien van art. 4 van het protocol (ne bis in idem-
beginsel). De HR gaat uit van de rechtstreekse werking van art. 14 lid 7 IVBPR. Door inhoudelijk te
beoordelen of er strijd is met art. 14 lid 7 IVBPR wordt de toepasselijkheid van dat voorschrift
aangenomen. Die bepaling leent zich dus voor een rechtstreeks toepassing door de rechter. Dit geldt
ook voor art. 4 van het protocol, zodra dit protocol voor Nederland in werking is getreden. In de
landen waarin dit protocol al in werking is getreden, passen zij art. 4 ook rechtstreeks toe.

Artikel 2: het recht op rechtsmiddelen
Art. 2 lid 1 van het protocol bevat de hoofdregel: in strafzaken heeft iedereen het recht op enig
rechtsmiddel tegen een veroordelend vonnis bij een hoger gerecht. De zaak moet in die tweede
procedure opnieuw onder ogen worden gezien. Art. 2 lid 2 van het protocol bevat de uitzondering op
die hoofdregel en bepaalt drie gevallen waarin het recht op rechtsmiddelen niet toegekend hoeft te
worden: veroordelingen wegens bagateldelicten, veroordelingen door een forum privilegiatum en
veroordelingen die in hogere aanleg na een vrijspraak in eerste aanleg tot stand zijn gekomen.

Nederland heeft bij de ondertekening van het protocol de verklaring afgelegd, dat op de rechten van
art. 2 uitsluitend een beroep kan worden gedaan ten aanzien van in eerste aanleg gewezen
vonnissen afkomstig van ‘tribunals which according to Netherlands law are in charge of jurisdiction in
criminal matters’.

Art. 2 eist een ‘conviction or sentence’. De ‘conviction’ staat voor de schuldverklaring en de
‘sentence’ voor de strafoplegging. Letterlijk gelezen, gelet op het woordje ‘or’, kan er worden
opgekomen tegen de schuldverklaring of de strafoplegging, maar niet tegen beide. Dit is niet de
bedoeling. Art. 14 lid 5 IVBPR spreekt wel over ‘and’. De bedoeling van art. 2 was dat het beroep
beperkt mag worden tot de straftoemeting. Art. 2 gaat uit van een beslissing van een ‘tribunal’ op
basis van een ‘charge’. Art. 2 moet in het verlengde van art. 6 EVRM worden gelezen. Daarnaast
moet de tweede rechterlijke instantie een ‘higher tribunal’ zijn.

Door de inrichting van het stelsel van nationale rechtsmiddelen kan het recht op enig rechtsmiddel
van art. 2 achter de horizon verdwijnen ook al kent het nationale recht een rechtsmiddelenregeling
bij een hogere rechter. Zo ook in de situatie van een verstekvonnis in eerste aanleg. Zie verplicht
arrest Krombach/Frankrijk. Krombach was in eerste aanleg bij verstek veroordeeld tot 15 jaar
gevangenisstraf. Volgens het Franse recht mochten de ter zitting verschenen raadslieden daar niet
het woord voeren ter verdediging van de verdachte, omdat de verdachte niet was verschenen.
Daarnaast gaf het Franse recht daaraan de consequentie dat Krombach zijn recht op cassatie
daardoor verspeelde. Het hof achtte het onthouden van het recht op een rechtsmiddel bij een
hogere rechter na een verstekvonnis in eerste aanleg in beginsel geen schending van art. 2 van het
protocol. Het Hof achtte dit wel in strijd met art. 6 lid 1 en lid 3 sub c EVRM, omdat de raadslieden bij
afwezigheid van de verdachte het recht hebben zijn verdediging te voeren. Voor het uitsluiten van
het cassatieberoep gold volgens het EHRM hetzelfde. Door dit beroep uit te sluiten, had de verdachte
het recht verspeeld dat de rechtmatigheid van het uitsluiten van de raadslieden in eerste aanleg
alsnog in hogere aanleg beoordeeld kon worden. Daarom was art. 2 ook geschonden.


4

,De verdachte heeft op grond van art. 2 geen recht op een berechting in twee feitelijke instanties. Art.
423 lid 2 Sv bepaalt dat in de gevallen waarin hoger beroep openstaat, de zaak in beginsel wordt
terugverwezen naar de rechter in eerste aanleg, indien de rechter in eerste aanleg niet over de
hoofdzaak heeft beslist conform art. 349 lid 1 Sv. Twee gronden die ontleend zijn aan art. 6 EVRM
(eerlijk proces) worden hieraan toegevoegd door de HR: (1) de rechter in eerste aanleg kan niet
worden gezien als een onafhankelijke en onpartijdige rechter en (2) een van de overige personen die
een kernrol vervult bij het OTT is niet op de voorgeschreven wijze op de hoogte gebracht van de dag
van de terechtzitting en evenmin heeft er een omstandigheid zich voorgedaan waaruit voortvloeit
dat die dag hem bekend was.

Art. 2 lid 2 van het protocol staat drie uitzonderingen toe op het recht op rechtsmiddelen voor de
veroordeelde: (1) de lichte strafbare feiten, (2) de strafzaken die rechtstreeks door de hoogste
rechter worden behandeld en (3) zaken waarin de rechter in beroep de verdachte veroordeelt na een
acquittal in eerste aanleg. De eerste categorie is de belangrijkste en betreft de ‘offences of a minor
character, as prescribed by law’. Belangrijke toets hierbij is of het feit ‘punishable is by imprisonment
or not’. De tweede categorie ziet op de situatie waarin de hoogste nationale rechter tevens de enige
en dus laatste rechterlijke instantie is. De derde categorie ziet op de situatie waarin het beroep van
de verdachte tegen een vonnis in eerste aanleg zich richt tegen een acquittal. Dat is naar Nederlands
recht iedere in eerste aanleg gewezen vrijspraak of OVAR waaruit geen conviction or sentence valt af
te leiden. Als hij vervolgens in hoger beroep wordt veroordeeld, behoeft tegen die veroordeling geen
rechtsmiddel beschikbaar te worden gesteld.

In tijden van oorlog of andere noodtoestanden mag volgens art. 15 EVRM worden afgeweken van art.
2 van het protocol. Rechtsmiddelen hoeven dat niet ter beschikking te worden gesteld, voor zover
dat vereist wordt door de ingetreden toestand.

J. de Hullu, ‘Over rechtsmiddelen in strafzaken’, AA september 2019, p. 725-730.
De Hullu kijkt terug op zijn proefschrift Over rechtsmiddelen in strafzaken van dertig jaar geleden aan
de hand van zijn toenmalige vijf stellingen. Er blijkt een en ander te zijn veranderd, zowel in de
wettelijke regeling van de belangrijkste rechtsmiddelen in strafzaken, als in zijn opvattingen.
Overeind blijft zijn grondgedachte dat de rechtsmiddelen in strafzaken ook als stelsel moeten worden
geanalyseerd en beoordeeld.

Zijn eerste stelling luidde: ‘De Nederlandse rechtsmiddelen tegen einduitspraken in strafzaken
moeten mede in hun onderlinge samenhang worden gezien. Als stelsel is het goed en evenwichtig
opgebouwd. Elke ingreep heeft repercussies voor het gehele stelsel.’ Nu blijft De Hullu het een
krachtige grondgedachte om de rechtsmiddelen als stelsel te zien. Wel heeft hij kritiek op zijn
formulering van de stelling. Bij de nu lopende herziening van het Wetboek van Strafvordering wordt
de rechtsmiddelenregeling in essentie niet nader gewijzigd; ook nu leeft er kennelijk een idee van
een goed en evenwichtig opgebouwd stelsel.

Zijn tweede stelling luidde: ‘Hoger beroep is het centrale rechtsmiddel en moet in elke strafzaak
openstaan.’ Het hoger beroep is ingrijpend veranderd sinds 1989. De keuze om geen strikt
grievenstelsel in te voeren spreekt hem bijzonder aan. En ook wil hij, net als hij in 1989 deed, graag
de beoordelingsruimte voor de appelrechter buiten eventueel aangevoerde bezwaren benadrukken.

Zijn derde stelling luidde: ‘Het verzet dient te worden afgeschaft; de aan- of afwezigheid van de
verdachte behoort geen invloed te hebben op de toekenning van rechtsmiddelen.’ Dit is nu
historisch, want in 2007 werd het klassieke verzet afgeschaft.




5

,Zijn vierde stelling luidde: ‘Er is maar weinig dat de Hoge Raad niet begrijpt; daardoor wordt zeker bij
cryptische overwegingen de toch al beperkte rol van de cassatieprocedures soms wel erg marginaal.’
De Hullu kon zich in 1989 niet voorstellen dat hij later als raadsheer zou gaan werken bij de Hoge
Raad. Mede daarom moet hij glimlachen om zijn vierde stelling.

Zijn vijfde en laatste stelling luidde: ‘Dat herziening met zo weinig succes wordt aangevraagd en dat
succesgevallen zo weinig spectaculair zijn, doet vermoeden dat het aantal gerechtelijke dwalingen bij
veroordelingen in ons land niet groot is.’ De Hullu geeft aan dat hij als promovendus wel een beetje
moest durven met zijn stellingen, dat deed hij dan ook met deze laatste stelling. Na 1989 zijn er juist
wel spectaculaire gegronde herzieningsaanvragen geweest (zoals de Puttense en Schiedamse
moordzaken). De Hullu durft zich niet meer te wagen aan een vermoeden over het aantal
gerechtelijke dwalingen bij veroordelingen, ook niet als dat zou worden beperkt tot onterechte
veroordelingen.

Hoorcollege 1 aantekeningen
Rechtsmiddelen
Twee soorten:
 Gewone rechtsmiddelen: hoger beroep, beroep in cassatie van uitspraken
 Buitengewone rechtsmiddelen: herziening, cassatie in het belang der wet

De Hullu (1989) geeft een inhoudelijke omschrijving: wettelijke mogelijkheid voor procespartijen om
beslissing strafrechter ter toetsing voor te leggen aan rechterlijke instantie die bevoegdheid heeft om
deze beslissing te niet te doen.
 Daar vallen gratie (wordt niet door de rechter gegeven) en verzet tegen strafbeschikking
(wordt door OM gegeven) buiten.
 De kern van rechtsmiddelen voor dit vak is: (1) door recht genormeerde mogelijkheid om (2)
een beslissing van een strafrechtelijke instantie (3) voor te leggen aan een rechter (4) wiens
oordeel de beslissing of tul daarvan kan beïnvloeden.

In een verzet procedure wordt de procedure helemaal opnieuw gedaan. In hoger beroep hangt het
ervan af wat de procespartijen inbrengen en waar ze het reeds overeen zijn, dat hoeft dan niet
opnieuw te worden gedaan.

Waarom rechtsmiddelen? Ratio is:
1. Vergroten kans op juiste en beter aanvaardbare einduitspraak
2. Behoefte aan rechtseenheid en controle op juist verloop procedure
3. Behoefte aan herstel aperte onjuistheden

Dit spoort met drie rechtsmiddelen: hoger beroep (1), cassatie (2) en herziening (3).

Er zijn echter ook nadelen aan rechtsmiddelen:
 Niet altijd betere beslissing
 Uitstel van executie
 Doorlooptijden

Passen bij doelstellingen Sv
 Juiste toepassing materiële strafrecht
 Eerbiediging rechten verdachten (vgl. verzet: art. 6 EVRM biedt recht toegang rechter)
 Eerbiediging rechten anderen (vgl. hoger beroep: benadeelde partij, art. 421 Sv)
 Procedurele rechtvaardigheid. Noopt niet tot alles overdoen: voortbouwend appel
 Afweging kosten en baten, belang om alle strafzaken tijdig af te doen (doorlooptijden)

6

,Recht op een rechtsmiddel?
Noodzaak ‘rechtsmiddel’ tegen strafbepaling?
 Vloeit voort uit art. 6 EVRM (recht op rechter)
 Art. 2 lid 1 Zevende Protocol EVRM geeft een recht op rechtsmiddel tegen veroordeling door
rechter. Maar: “exercise… shall be governed by law.” En in het tweede lid worden ook
uitzonderingen toegestaan bij (onder meer) “offences of a minor character, as prescribed by
law.”
 Protocol is niet geratificeerd door Nederland. Dit betekent niet dat het betekenisloos is
geworden voor Nederland.
 Schending vastgelegd in Krombach/Frankrijk.

In Nederland mag je niet anoniem hoger beroep indienen. Is dit nou in strijd met het Zevende
Protocol? De essentie van het hoger beroep is dat een kwestie opnieuw kan worden gedaan. De
essentie van het hoger beroep gaat hier ook niet teniet, omdat in hoger beroep wel mag worden
gekeken of het een terechte beperking is of niet.

Art. 14 en 15 van het IVBPR:
 Iedereen heeft het recht “to his conviction and sentence being reviewed by a higher tribunal
according to law”.
 Ook bij deze verdragsbepaling zijn uitzonderingen mogelijk, onder meer voor
bagateldelicten.
 En “review” hoeft geen hoger beroep te zijn, mag ook cassatie zijn. Dit betekent dat er dus
helemaal geen verplichting is om de mogelijkheid te bieden tot een vergaande feitelijke
herbeoordeling onder art. 14 lid 5 IVBPR.
 En zelfs een verlofregeling, in principe (art. 410a Sv); Lalmahomed-arrest.
 Rechtstreekse toepassing? Ten dele: NJ 1996, 584 (art. 407 Sv) en NJ 2013, 533 (art. 416 lid 2
Sv)

NJ 1996, 584  Verdachte was partieel van de tll vrijgesproken, vervolgens wilde hij daartegen in
hoger beroep gaan. Hij stelde zich op het standpunt dat een deelvrijspraak niet aan de orde kon zijn
bij het hof. Het hof zei: dit kan wel, want je mag officieel geen hoger beroep instellen. Bij de HR
kwam de vraag: hoe zit dit in relatie tot art. 14 IVBPR?

Procedure rechtsmiddel
 Maar ook al is er geen verplichting tot het openstellen van een rechtsmiddel: als er een
rechtsmiddel openstaat, moet de bij de behandeling daarvan gevolgde procedure in
overeenstemming met art. 6 EVRM zijn.
 Kremzow/Oostenrijk
o Art. 6 EVRM en afwezigheid Berufung = schending
o Art. 6 EVRM en afwezigheid Nicht.k.besch. = geen schending
 Hermi/Italië
o Verschil met Kremzow? Ja. Geen schending van het recht om aanwezig te zijn.
Verschilpunten vinden we in r.o. 85-86 van Hermi/Italië, waarin het EHRM duidelijk
zegt dat zij niet inzien wat nou die fysieke aanwezigheid het oordeel anders had
gemaakt, gegeven de verweren die zijn gevoerd. Daarnaast werd in dit geval geen
hogere straf opgelegd dan al was opgelegd. Ook was er ook geen nieuw bewijs naar
voren gebracht.

Gesloten stelsel: beginselen



7

,  Rechterlijke beslissing kan alleen worden aangetast als wetgever rechtsmiddel heeft
opengesteld. Dit betekent dat we geen buitenwettelijke rechtsmiddelen erkennen,
buitengewone wel. Als er geen rechtsmiddel meer is, dan is er in beginsel ook geen
mogelijkheid meer om een vonnis of arrest aan te tasten. Dit leidt gevoelsmatig soms tot
ongerechtvaardigde uitkomsten. Een van die voorbeelden:
o HR 16 oktober 1987, NJ 1988, 841  veroordeeld tot 7 maanden gevangenisstraf,
maar destijds was het maximum zes maanden. Vervolgens verstrijkt de hoger
beroepstermijn en dit betekende dat de verdachte daar niks meer tegen kon doen.
Hij heeft nog een actie wegens onrechtmatige daad geprobeerd, maar dit strandde
vanwege het beginsel van gesloten stelsel van rechtsmiddelen.
o HR 1 februari 1991, NJ 1991, 413  een enkele keer is het wel mogelijk om een kort
geding daartegen aan te spannen. In de zaak Kotovski was gebruik gemaakt van
anonieme verklaringen. Het EHRM had gezegd dat dit in strijd was met art. 6 EVRM.
Die maat van Kotovski was in NL veroordeeld met hetzelfde bewijs. Hij stapte naar de
rechtbank met een onrechtmatige daadsactie tegen de tenuitvoerlegging en hij
voerde daar bij de rechtbank aan dat die maat van Kotovski voor de Commissie van
de rechten van de mens in het gelijk was gesteld en die anonieme verklaringen dus
niet voor het bewijs mochten worden gebruikt. De rechtbank gaat hierin mee. In
hoger beroep wordt gezegd dat de executie niet gestaakt moet worden en dan komt
die zaak bij de HR. De HR zegt dat rechterlijke beslissingen waartegen geen gewoon
rechtsmiddel openstaat, moeten ten uitvoer worden gelegd en dat het
onverenigbaar is met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen om via de
onrechtmatige daadsactie een beslissing nogmaals te laten toetsen en eigenlijk dat
geding als het ware weer opnieuw te laten plaatsvinden. Tegelijkertijd zegt de HR dat
als er sprake is van een schending van art. 6 EVRM dat er een effective remidy moet
zijn. Daarom formuleert de HR een uitzondering op dat gesloten stelsel van
rechtsmiddelen indien er sprake is van een uitspraak van het EHRM waarmee de
strafrechter geen rekening heeft kunnen houden maar die wel noopt tot de slotsom
dat er geen sprake is van een eerlijk proces ex art. 6 EVRM, dan is onverkort de
tenuitvoerlegging niet wenselijk. Dat zou in deze zaak dus leiden tot opschorting van
die tenuitvoerlegging, ware het niet dat hier het EHRM tot die uitspraak was
gekomen, maar de Europese Commissie. Dan kan je dus niet zeggen dat er een
uitspraak is van het EHRM die maakt dat die tenuitvoerlegging moet worden
stopgezet. Uiteindelijk creëert de HR hier wel een mogelijkheid om een inbreuk te
maken op dat gesloten stelsel van rechtsmiddelen, maar bewaart die mogelijkheid
alleen maar als het niet voor redelijke twijfel vatbaar is dat een uitspraak van het
EHRM dwingt tot de slotsom dat er sprake is van een schending van een eerlijk
proces.
o Later heeft dit geleid tot aanpassing van de wet in de herzieningsbepalingen (art. 457
Sv). Herzieningsgrond is een uitspraak van een EHRM waarin wordt vastgesteld dat
er een schending heeft plaatsgevonden.
 Bestreden beslissing moet verwerkt worden in een nieuwe beslissing. Er kunnen niet twee
beslissingen naast elkaar bestaan. Elke keer als iemand zich tot een andere rechter (vaak
hogere) wendt voor een toetsing van een eerdere uitspraak, dan moet er iets worden gezegd
over die eerdere beslissing zodat er niet twee beslissingen bestaan. Dit zie je terug in de wet
bij verzet (art. 257f lid 4 Sv), hoger beroep (art. 423 Sv) en cassatie (art. 440 Sv).
 Concentratiebeginsel: rechtsmiddel tegen beslissingen in beginsel alleen gezamenlijk. Dit
hangt samen met de vraag of je ook apart tegen beslissingen van de rechter in beroep kan
gaan of dat je moet wachten tot die rechter een einduitspraak heeft gedaan. Het
uitgangspunt in NL is dat in beginsel alleen gezamenlijk een rechtsmiddel kan worden
ingesteld tegen beslissingen. Dit betekent dat je tegelijkertijd hoger beroep moet instellen


8

, tegen tussenuitspraken en einduitspraken. Uiteindelijk geldt ook hier dat er uitzondering op
de regel is, die vind je in art. 406 lid 2 Sv. Hoofdregel is art. 406 lid 1 Sv. Hetzelfde geldt hier
voor cassatie (art. 428 Sv).

Jurisprudentie
Krombach/Frankrijk
Er was sprake van een Duitse arts en die zou in Duitsland zijn stiefdochter om het leven hebben
gebracht. Die Duitse arts wordt niet vervolgd in Duitsland, maar wel in Frankrijk. Omdat hij daar niet
verscheen in Frankrijk, mocht zijn advocaat niet voor hem het woord voeren. Uiteindelijk werd hij
wel veroordeeld. Hij werd uitgesloten tot het recht om rechtsmiddelen in te stellen, omdat hij niet
was verschenen en dus was veroordeeld in afwezigheid. Hij kon dus niet klagen over de gevolgen van
zijn afwezigheid. Het EHRM stelde een schending vast van twee verdragsbepalingen: art. 6 EVRM
(advocaat mocht niet het woord voeren; in strijd met een eerlijk proces) en een schending van het
recht op een hoger beroep.

Papon/Frankrijk
Oorlogsmisdadiger die eerst werd berecht in aanwezigheid en vervolgens is gevlucht. Daarna
bestond geen recht op hoger beroep, omdat hij zich niet overgaf aan de Franse overheid. In een
Franse cassatieprocedure is hierover geoordeeld dat dit toelaatbaar was, deze beperking. Het EHRM
zegt dat dit een schending van art. 6 EVRM is, want er was geen recht op hoger beroep. Maar het is
geen rechtsschending van het recht op hoger beroep, want over dat aspect is wel geklaagd. Goed
onderscheid maken tussen de werking van art. 6 EVRM (fair trial; dat je aanwezig kunt zijn bij de
behandeling van je zaak) en een schending van het recht op hoger beroep wat in het geding komt als
je helemaal niet meer kan klagen over het recht op hoger beroep. Dus zolang je kan klagen over de
beperking, dan komt dat recht op hoger beroep niet in het geding, de onderliggende beperking kan
wel een reden zijn om te zeggen van er is geen recht op een eerlijk proces in die procedure.

Kremzow/Oostenrijk
Kremzow was een oud-rechter die op het gegeven moment werkte als juridisch consulent. Hij werkte
ook voor andere juristen, namelijk meneer P. In die advisering zou Kremzow die meneer P. hebben
omgebracht. Kremzow werd verdacht van moord. Het OM vond dat dit bewezen kon worden en had
ook een motief, namelijk dat Kremzow die P. had opgelicht en dat met die moord wilde verhullen.
Kremzow ontkende en stelde zich op het standpunt dat P. zelfmoord had gepleegd. Kremzow mocht
zichzelf niet verdedigen en daarom werd er een official offence counsil benoemd, die aanvaardde
Kremzow onder protest. Kremzow werd vervolgens schuldig verklaard door de jury en daarna door
de jury samen met de rechter veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf met een soort van tbs. Het was
dus een tijdelijke gevangenisstraf van 20 jaar, omdat het motief niet kon worden bewezen.
Uiteindelijk werd doodslag bewezenverklaard. Na die uitspraak gaat zowel de OvJ als Kremzow in
beroep. De verdachte diende zogenaamde nietigheidsbezwaren in en de aanklager gaat in Berufung.
Die nietigheidsbezwaarde van de verdachte hield vooral formele kwesties in, met name dat hij zich
niet kon verdedigen en dat er geen sprake was van een eerlijk proces. En hem was ten onrechte
geweigerd om het huis van de zoon van het slachtoffer te doorzoeken, want hij wilde graag het
dagboek van die P. vinden om te kunnen aantonen dat hij wel zelfmoord had gepleegd. De OvJ die
vond dat de straf te laag was, het zou levenslang moeten zijn want er was wel degelijk een motief
voor moord. De behandeling van die nietigheidsbezwaren en die Berufung worden dan gepland in
cassatie. Gedurende die tijd had de verdachte ook die dagboekaantekeningen gekregen en kon hij
die benutten in de procedure in cassatie. In die cassatieprocedure was er procedureel het volgende
aan de hand. Voor die nietigheidsbezwaren mocht alleen de advocaat verschijnen. Voor de Berufung
werd aangekondigd dat die Kremzow niet voor het gerecht zou worden verwacht, omdat hij geen
verzoek had gedaan en het bovendien geen noodzaak was om aanwezig te zijn. Kremzow beklaagt
zich daarover bij de cassatierechter. In aanwezigheid van die advocaat wordt die zaak twee en een

9

, half uur behandeld en de nietigheidsbezwaren worden verworpen. Het beroep van de aanklager
wordt gegrond geacht en dit leidt vervolgens tot een hogere straf (levenslang).

De vraag die aan het EHRM wordt gesteld, is of art. 6 EVRM nou wel of niet is geschonden. Het EHRM
zegt verschillende dingen, in algemene zin zegt zij dat art. 6 EVRM ook in hoger beroep geldt (zowel
de inhoudelijke als meer de formele bezwaren), maar persoonlijke verschijning is niet van hetzelfde
belang in die beide type procedures. Als het over de feiten gaat, is die aanwezigheid van groter
belang dan wanneer het over procedurele kwesties gaat. Zelfs als er een hele nieuwe feitelijke
beoordeling komt van de zaak, is er geen recht in hoger beroep op een public hearing en
aanwezigheid, het hangt allemaal af van de procedure, de wijze waarop de belangen van de
verdachten zijn beschermd, de kwestie waarover moet worden geoordeeld en welke belangen de
verdachte daarbij heeft. In casu ten opzichte van die Berufung wel een schending van art. 6 EVRM;
ten opzichte van de nietigheidsbezwaren geen schending van art. 6 EVRM.

Hermi/Italië
Hermi woonde al 10 jaar in Italië, met Tunesische nationaliteit, en werd op heterdaad aangehouden
met een halve kilo heroïne. Hij had twee advocaten die hem bijstonden, hij werd in het Italiaans
gehoord. Hij gaf aan dat hij Italiaans sprak. Hij gaf als verweer dat hij die halve kilo bij zich had voor
eigen gebruik. In eerste aanleg werd hij veroordeeld voor 6 jaar gevangenisstraf, want zoveel kan
niet voor eigen gebruik zijn. Die veroordeling vond plaats in een verkorte procedure, op verzoek van
de verdachte, omdat hij dacht dat hij daaraan inhoudelijke voordelen zou hebben. De straf werd
verlaagd, het OM kon niet in hoger beroep een hogere straf vragen. Het OM kon in hoger beroep ook
geen bewijs aandragen en ook niet de kwalificatie veranderen. In ruil voor die voordelen was die
procedure verkort en eenvoudiger, en was er ook geen openbaarheid van de behandeling. Er was
ook geen standaard aanwezigheidsrecht. De verdachte die koos voor deze procedure, was het niet
eens met de uitspraak en ging in hoger beroep. Hij diende schriftelijke bezwaren in. Hij had meerdere
argumenten, waaronder dat er geen enkel bewijs was van de bedoeling voor verkoop en de
drugstesten waren nietig omdat zij niet waren afgelegd in het bijzijn van een advocaat. In hoger
beroep komt er een behandeling op zitting. Er is een advocaat ziek. De andere advocaat die aanwezig
is, doet een verzoek tot aanhouding, die vraagt om de verdachte naar de zitting te brengen. Dit
verzoek wordt afgewezen, omdat de verdachte de autoriteiten niet heeft geïnformeerd over zijn
wens om aanwezig te zijn en dat was nou een van de gevolgen van de verkorte procedure (dat hij dat
moest verzoeken). In cassatie wordt er beroep ingesteld tegen de afwezigheid van de verdachte in de
hoger beroepsbehandeling. Daaraan gekoppeld stelde Hermi dat hij het allemaal niet wist, want die
kennisgeving was niet in het Arabisch of het Frans, die talen sprak hij. Dat wordt verworpen in
cassatie, omdat er geen recht was op vertaling. Die afwezigheid was een bewuste keuze van de
verdachte en het gevolg van een verkorte procedure en de verdachte had ook zijn wens niet kenbaar
gemaakt om aanwezig te zijn. Nu is de vraag of art. 6 EVRM is geschonden en dat richt zich vooral op
de schending van het aanwezigheidsrecht. Het EHRM komt eerst met een schending van art. 6 EVRM,
want het gaat ook om feitelijke vragen, er is serieuze twijfel over het begrip dat verdachte heeft over
de procedure, de verdachte heeft niet uitdrukkelijk afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn
en hij mocht ook verwachten dat hij verwacht zou worden voor zijn behandeling in hoger beroep. De
Grote Kamer gaat er niet in mee, die herhaalt wat er in Kremzow is bepaald, namelijk dat er geen
recht is op aanwezigheid in hoger beroep, dat afhangt van de omstandigheden van het geval, met
name de wijze waarop de belangen van de verdachten zijn vertegenwoordigd en beschermd, in het
licht van waarover moet worden beslist en op het spel staat. Dat is de afweging die steeds gemaakt
moet worden.




10

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper amberzl. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 76462 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,49  18x  verkocht
  • (2)
  Kopen