HOOFDSTUK 8+9 – ZUREN EN BASEN
PH < 7 → Zuur
PH > 7 → Neutraal
PH =7 → Basisch
Een indicator is een stof waarmee je kunt bepalen of een stof zuur of basisch is. Voorbeelden van
indicatoren zijn lakmoespapier, universeel indicatorpapier en bepaalde oplossingen.
Zure oplossingen kunnen stroom geleiden en bevatten dus ionen. Als een zuur oplost in water
+¿¿
worden H -ionen afgegeven aan watermoleculen. Het ion dat wordt gevormd heet het
+ ¿¿
oxoniumion, H 3 O .
Sterke zuren zijn zuren die in water volledig in ionen worden gesplitst. Hierdoor ontstaat een
aflopende reactie. Neem bijvoorbeeld salpeterzuur:
−¿(aq) ¿
HNO 3 ( l )+ H 2 O ( l ) → H 3 O+¿(aq)+NO 3 ¿
Alleen de deeltjes na de pijl hebben (aq) als toestandsaanduiding. De oplossing van een sterk zuur
−¿( aq)¿
noteren we als de ionen in de oplossing, in dit geval: H 3 O+ ¿(aq )+ NO 3 ¿
.
Zwakke zuren zijn zuren die in water gedeeltelijk splitst in ionen. Hierdoor ontstaat een
+ ¿¿
evenwichtsreactie. Zwakke zuren staan in de Binas onder H 3 O . Neem bijvoorbeeld
waterstofcyanide:
−¿(aq)¿
HCN ( aq )+ H 2 O ( l ) ⇄ H 3 O
+¿(aq)+CN ¿
Alleen het watermolecuul heeft geen (aq) als toestandsaanduiding. De oplossing van een zwak zuur
noteren we als het zuur zelf, in dit geval: HCN ( aq )
In de Binas staan…
+ ¿¿
Sterke zuren boven H 3 O .
Zwakke zuren tussen H 3 O en H 2 O .
+ ¿¿
Alle zuren die niet reageren met water onder H 2 O .
+ ¿¿
Het negatieve ion dat naast het H 3 O -ion ontstaat, noemen we het zuurrestion. De zuurrestionen
van alkaanzuren heten alkanoaten. Het zuurrestion van ethaanzuur heet bijvoorbeeld ethanoaation.
Organische zuren zijn zuren met een koolstofskelet. Zuren bevatten altijd een -COOH-groep. Hierbij
zit aan het C-atoom een dubbel gebonden O en een OH groep vast. Het H-atoom in deze zuurgroep
+¿¿ +¿¿
kan worden afgestaan als H -ion. Een meerwaardig zuur kan meerde H -ionen afstaan.
Anorganische zuren zijn zuren zonder koolstofskelet.
De pH van een oplossing is te berekenen met: pH =−log ¿
+ ¿¿
De H 3 O -concentratie bereken je met: ¿
, Bij een oplossing van een sterk zuur kun je de pH rechtstreeks berekenen uit de molariteit van de
+ ¿¿
oplossing. De molariteit van de oplossing is namelijk gelijk aan die van H 3 O .
Een zwak zuur is niet volledig gesplitst in ionen, en is hierdoor niet rechtstreeks te berekenen uit de
molariteit van een oplossing. Omdat er in deze situatie een evenwicht is, kun je de
evenwichtsvoorwaarde opstellen. Omdat H 2 O constant is, kun je [ H ¿¿ 2O]¿ in de voorwaarde
weglaten. Je gebruikt nu de zuurconstante, K z. Bijvoorbeeld:
−¿(aq)¿
HF ( aq )+ H 2 O ( l ) ⇄ H 3 O +¿(aq)+ F ¿
K=¿ ¿
K [ H 2 O ] =K z =¿ ¿
Een oplossing van HF heeft de molariteit 2,5 M. Wat is de pH?
Stap 1 Stel de evenwichtsreactie op.
−¿(aq) ¿
HF ( aq )+ H 2 O ( l ) → H 3 O+¿(aq)+F ¿
Stap 2 Stel de hoeveelheid mol van de oplossing gelijk aan x.
[HF] ¿ ¿
Begin 2,5 0 0
Reactie −x +x +x
Eind 2,5−x x x
Stap 3 Stel de evenwichtsvoorwaarde op.
K z=¿ ¿
Stap 4 Vul de evenwichtsvoorwaarde in.
−4 x2
6,3 10 =
(2,5−x)
cz
Stap 5 Wanneer >100, mag er een x worden weggestreept.
Kz
cz 2,5 −4 x
2
= >100 , dus 6,3 10 =
K z 6,3 10−4 2,5
Stap 6 Bereken de x
x 2=6,3 10− 4 2,5 =1,57510−3
x =√ 1,57510−3=0,039
Stap 7 Bereken de pH.