100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Colleges Gezinspedagogiek €5,49
In winkelwagen

College aantekeningen

Colleges Gezinspedagogiek

 21 keer bekeken  0 keer verkocht

Uitgebreide aantekeningen van de colleges van het vak Gezinspedagogiek. College 9 (media in het gezin) is hier niet in opgenomen vanwege tijdsgebrek. Dit onderwerp wordt wel besproken in hoofdstuk 10 in de samenvatting van Opgroeien in het Hedendaagse Gezin.

Voorbeeld 4 van de 31  pagina's

  • 20 januari 2021
  • 31
  • 2020/2021
  • College aantekeningen
  • S. van der veek en l. van rosmalen
  • College 1 t/m 10, behalve 9
Alle documenten voor dit vak (73)
avatar-seller
ahuisman00
College 1 Introductie en evolutie
Gedragsgenetica probeert de grootte van de invloeden van genen (‘’nature’’) and omgeving
(‘’nurture’’) op het fenotype te schatten. Het fenotype wordt gevormd door de gedeelde
omgeving (C = common environment), de unieke omgeving (E = error), en genen (G =
genes/ A = additive genetic effect). Genen en omgeving kunnen elkaar versterken. Ten
eerste kan er sprake zijn van assortative mating: twee bepaalde types zoeken elkaar op.
Ook kan het zo zijn dat een kind een omgeving kiest die bij hem past of dat de genetische
bagage van een kind reacties oproept van een omgeving. Daarnaast is er sprake van veel
sociale interactie met genetisch verwante personen. Voorbeeld:
● Een kind kiest een omgeving die bij hem past, bijv. een kind van acteurs gaat ook
acteren.
● De omgeving kan de uitkomst van het gen versterken.
● De genetische bagage van het kind roept reacties uit de omgeving op, bijvoorbeeld
waardering, waardoor het kind het leuk vindt.
● Het kind heeft veel sociale interactie met genetisch verwante personen, bijvoorbeeld
zijn acterende ouders, waardoor hij ook vaak in aanraking komt met acteren.
Er kan ook sprake zijn van een interactie tussen genen en omgeving: GxO. Dit is een
samenspel van nature en nurture, wat zorgt voor een genetisch bepaalde ontvankelijkheid
bij blootstelling van omgevingsinvloeden. Dit is differentiële ontvankelijkheid. Wanneer een
kind niet heel gevoelig is, heeft de omgeving niet veel invloed op zijn ontwikkeling. Wanneer
het kind wel gevoelig is, hebben negatieve ervaringen een negatieve invloed op zijn
ontwikkeling, en positieve ervaringen een positieve invloed. Het gaat er dus om hoe
ontvankelijk kinderen zijn voor hun omgeving.
De drie gebieden (C, E, G) beïnvloeden elkaar ook.
● Ouders (C) hebben invloed op de keuze van peers (E)
● Differentiële ontvankelijkheid (G) heeft invloed op het effect van de ouders (C)
● Een monozygote tweeling (G) lokt dezelfde opvoeding uit (C)
Het gezin maakt deel uit van de gedeelde omgeving. Dit is heel zwart-wit, want eigenlijk
wordt alles dus door elkaar beïnvloed.
Wanneer we kijken naar gedrag kunnen we drie perspectieven aannemen: tijd, cultuur en
soort. Qua soort kunnen we bijvoorbeeld leren van apen door hun gedrag te vergelijken met
ons eigen gedrag. We kunnen bijvoorbeeld kijken naar verschillen in taal en in gedeelde
doelen en intenties. Uit onderzoek blijkt dat het grootste verschil tussen apen en mensen is
dat mensen goed gedachten kunnen lezen. Apen kunnen bijvoorbeeld wel deelnemen aan
‘joint attention’ en dus begrijpen wat anderen willen of bedoelen, maar ze begrijpen het niet
als je ze bijvoorbeeld voor de gek probeert te houden. Ze hebben ook geen begrip van false-
beliefs, dus ze snappen niet dat iemand iets anders kan denken dan zij. Dit wordt ook wel de
‘Machiavellian intelligence hypothesis’ genoemd: het gebruik maken van inside information,
dus weten wat een ander weet. Dit is zichtbaar in gedrag, bijvoorbeeld door anderen te
misleiden, bondjes te sluiten of beloftes en regels maken en breken. Waarom kunnen
mensen dit wel, maar apen niet?
Een aap hoeft haar kind in principe niet neer te leggen omdat het kind zich aan hun vacht
vastklampt, terwijl mensen dat wel moeten. Bowlby zegt dat gehechtheidsgedrag voortkomt
uit de ‘Environment of Evolutionary Adaptedness’ (EEA) in het Pleistoceen. Dit was een
omgeving waarin de mens moest zien te overleven en een aantal van onze huidige
eigenschappen komen uit die tijd. Omdat een baby niet aan de moeder blijft ‘plakken’, moet
het kind ervoor zorgen dat hij een gehechtheidsrelatie heeft om te overleven.

,Volgens Bowlby hangt de overlevingskans van een kind dus af van de relatie met zijn
moeder. Het ‘Bowlbian stereotype’ van de altijd beschikbare moeder is echter niet
realistisch. De moeder moet bijvoorbeeld ook andere kinderen grootbrengen. Hrdy zegt dat
niet alleen de moeder belangrijk is voor het overleven van een kind, maar dat ook anderen
hier een belangrijke rol in spelen.
Gehechtheidsgedrag wat kinderen vertonen is bijvoorbeeld huilen, nabijheid zoeken en
vastklampen. Volgens Lorenz is er sprake van een ‘kindschema’. Dit houdt in dat een kind
een ‘schattiger’ hoofd heeft zodat het zorg van de ouders uitlokt. Theorieën zeggen dat
doordat mensen hun baby’s kunnen en moeten neerleggen, de baby’s iets hebben moeten
ontwikkelen waardoor zij voortdurend de aandacht vasthouden en dus zorg krijgt. Dit doen
ze bijvoorbeeld door te kijken/staren en te interpreteren wie er voor ze zorgt, omdat kinderen
afhankelijk zijn van meerdere verzorgers. Dit heeft gezorgd voor een natuurlijke selectie van
degenen die beter waren in het lezen van andermans mentale staat, omdat zorg uitlokken bij
anderen zorgt voor overleving. Baby’s zijn dus op elk moment klaar voor interactie en zijn
voortdurend aan het interpreteren wat zijn verzorger doet. De volwassene is ook constant
bezig met interpreteren wat de baby nodig heeft. Daarnaast proberen ze contact te maken
de baby door middel van een ‘taal’ die ‘motherese’/’parentese’ wordt genoemd. Baby’s
proberen contact te maken door te brabbelen. Kortom: baby’s en verzorgers houden van
nature contact in stand. Dit is ontstaan om de overlevingskansen te vergroten.
De vraag is of het gezin, zoals wij dat nu kennen, er altijd al is geweest. Daarbij gaat
onderzoek altijd uit van het kerngezin als uitgangspunt. We vertalen dus de vondsten in
witte, westerse gezinnen naar gezinnen over de hele wereld, wat nogal kortzichtig kan zijn.
De ‘hunting hypothesis’ en het ‘sex contract’ gaan erover dat mannen en vrouwen met
elkaar een afspraak hebben over dat de mannen jagen voor hun gezin en dat vrouwen
beloven alleen met die man het bed te delen, zodat het nageslacht zeker was van goede
verzorging. Dit was een voorloper van het huwelijk. Hrdy zegt echter dat dit niet waar kan
zijn, omdat mensen een paar keer per dag eten. Twee keer per maand een groot beest
meenemen is dan niet genoeg om van te leven. Het moet dus zo geweest zijn dat vrouwen
ook hielpen bij het verzamelen en het vangen van kleine beesten. Hrdy zegt: ‘’The needs of
children outstrip what most fathers are able or willing to provide.’’ Doordat de moeders dus
ook moesten verzamelen en hun baby’s niet aan zich konden plakken, komt het idee van
‘alloparents’ om de hoek kijken. Kinderen werden dus ook opgevangen en verzorgd door
andere volwassenen. Zelfs 25% van de tijd worden kinderen zelfs vastgehouden door
anderen. Dit schept een emotionele band, en dus verzekering van zorg. Dit is geen feit,
maar een logische manier van denken door Hrdy.
Hrdy maakt gebruik van bepaalde terminologie:
● Cooperative breeding: ‘’a breeding system in which group members, other than the
genetic parents, help one or both parents rear their offspring.’’
● Alloparenting: individuen anders dan de daadwerkelijke ouders vervullen een
ouderlijke rol. Dit wordt ook wel een ‘allomother’ genoemd, omdat je er eigenlijk
alleen maar zeker van kan zijn wie de moeder is. De allomother hoeft geen vrouw te
zijn. Het gaat om de rol die de allomother vervult. De vader kan dus eigenlijk ook de
rol van de allomother vervullen.
Bij mensen is er bijna niet te ontkomen aan ‘cooperative breeding’ omdat oudere kinderen
nog steeds afhankelijk zijn van de moeder wanneer er een nieuwe baby bijkomt. Voor de
moeder alleen is dit een grote belasting, waardoor er hulp nodig is van bijvoorbeeld de
vader, grootouders, of broers en zussen. Hamilton’s rule luidt: ‘’The cost of helping should

,be less than benefits to offspring calibrated in line with the alloparents degree of relatedness
to his or her charge.’’ In formulevorm: R x B > C (Relatedness x Benefits > Costs).
In de tijd van jagers en verzamelaars kon het gezin alleen dus niet zorgen voor voldoende
voedsel. Daarnaast was de vaders contributie niet gegarandeerd. Tegenwoordig is dit nog
zo. Wereldwijd is er in 10 tot 25% huishoudens geen vader aanwezig. In Nederland woont
18% van de kinderen bij een alleenstaande moeder. In sommige landen, vooral in Afrika,
stijgt dit aantal zelfs tot 40%. Wanneer de vader wel aanwezig is, varieert de contributie ook.
Hoe kinderen zich ontwikkelen hangt af van de beschikbare alloparents. Het maakt niet uit of
dit de vader is of andere personen, als er maar genoeg mensen zijn om bij te dragen aan de
ontwikkeling van het kind. Antropologen hebben 15 traditionele samenlevingen bestudeerd,
waarbij er in 8 samenlevingen geen effect was van de aan- of afwezigheid van de vader, als
er maar voldoende andere verzorgers aanwezig zijn.
In het huwelijk zijn meerdere vormen mogelijk: monogamie, polygamie, polyandrie en
polygynandrie. Een mogelijke oplossing voor de mindere contributie van vaders is
polyandrie: één vrouw met meerdere mannen. Het idee hierachter is dat de mannen niet
weten wie van hen de echte vader van het kind is, waardoor er altijd wel één is die voor het
kind wil zorgen. Een andere oplossing is ‘partible paternity’, oftewel gedeeld vaderschap.
Samenlevingen die hieraan doen zien de zwangerschap als een cumulatief resultaat van
gemeenschap met meerdere mannen. Ze geloven dus dat meer dan één man bijdraagt aan
de vorming van de foetus. De mannen zijn in ieder geval in hun beleving allemaal de
biologische vader, wat betekent dat ze waarschijnlijk ook allemaal zullen meehelpen in de
zorg voor het kind. Dit komt vooral in Zuid-Amerika relatief veel voor.
Als we in de Westerse wereld het kerngezin gaan vergelijken met gezinnen met
alleenstaande ouders, zien we dat het opgroeien zonder vader resulteert in meer gedrags-
problemen, lagere opleiding, jonger zwanger, vaker werkloos en vaker in de gevangenis. De
vraag is alleen of dit ligt aan het gebrek aan een vader of aan het gebrek aan alloparents.
Een andere sidenote is dat je heel goed moet weten wat je meet. De SES kan bijvoorbeeld
ook invloed hebben. Bowlby richtte zich alleen maar op de gehechtheid met de moeder,
maar Michael Lamb doet al heel lang onderzoek naar de hechting aan vaders. Hij vond dat
kinderen zeker veilig gehecht kan zijn aan de vader, ook als deze werkt en de kinderen maar
een uur per dag ziet.
Moeders zijn hoe dan ook, vroeger en nu, afhankelijk van alloparents. Vroeger kon het
gebrek aan alloparents ervoor zorgen dat een kind te vondeling werd gelegd of zelfs werd
gedood. Dit kwam omdat de toekomst in de Westerse wereld anders kansloos was. Als er
tegenwoordig een gebrek is aan alloparents kan dit zorgen voor het uitstellen van het krijgen
van kinderen of zelfs besluiten helemaal geen kinderen te krijgen. De grootste reden
hiervoor is dat je moet werken om te leven en een kind dit belemmert.
Oude en nieuwere vormen van alloparenting zijn de min, de gouvernante/au pair/nanny,
grootouders en het kinderdagverblijf. Kinderen kunnen zich prima hechten aan meerdere
verzorgers, dus dit is geen probleem.
De conclusie is dus dat moeders vaak hulp krijgen en veilige gehechtheid aan meerdere
verzorgers mogelijk is. Ook is een uitgebreid netwerk een voorspeller voor beter
functioneren. De kinderen zijn vaak empathischer, onafhankelijker en succesvoller. Dit komt
onder andere doordat ze te maken hebben met meerdere perspectieven. Dit geldt wel
voornamelijk voor kleine, consistente en voorspelbare groepen. De beste uitkomsten zijn
voor kinderen met drie goede relaties. Een kanttekening bij alloparenting is, hoeveel tijd ze
ook met alloparents doorbrengen, kinderen altijd slapen bij de moeder. Er blijft dus een
speciale relatie tussen moeder en kind.

, College 2 De geschiedenis van het gezin
Het typisch Westerse kerngezin bestaat uit een man en een vrouw en twee kinderen.
Familiesystemen passen zich net als bij natuurlijke selectie aan aan hun omgeving. Ze zijn
dus flexibel en cultuur divers. Kennis over het gezin van vroeger kan verkregen worden door
middel van bijvoorbeeld archeologie en kunst.
In Nederland is het gemiddelde kindertal per vrouw 1.6 kinderen. Waarom waren de
gezinnen vroeger dan veel groter? We kunnen pas wat zinnigs zeggen over het aantal
kinderen per gezin vanaf de middeleeuwen, omdat daarvoor niet echt geteld werd. Vanaf
toen is er in West-Europa eigenlijk altijd sprake geweest van een kerngezin. Dit houdt in dat
er twee generaties, dus ouders en kinderen, bij elkaar leven en er weinig inwoning is van
ongehuwde familieleden of personeel. De gemiddelde omvang van zo’n kerngezin was 4 tot
5 mensen. Dit lijkt dus heel erg op hoe het nu is. Wat was de oorzaak van dat er kleine
gezinnen waren? Ten eerste was er sprake van een hoge huwelijksleeftijd. Ook was er een
neo-lokaal vestigingspatroon, wat betekent dat de kinderen een eigen plek zochten wanneer
ze uit huis gingen. Daarnaast was er weinig inwoning van familie en personeel en was er
sprake van hoge sterfte op jonge leeftijd. Grootouders waren bijvoorbeeld vaak al overleden
bij de geboorte van kleinkinderen. Ten slotte was er sprake van parigenituur: alle kinderen
erven gelijkelijk en kunnen dus elk hun eigen leven opbouwen.
De gemiddelde huwelijksleeftijd lag bij vrouwen op 25 jaar en bij mannen op 27 jaar. Tot dan
waren ze inwonend bij hun ouders. Jongens leerden vaak eerst een vak voordat ze
trouwden, zodat ze hun toekomstige gezin konden onderhouden. Meisjes waren tot die tijd
een dienstbode of meid. Er was dus sprake van een lange periode tussen het geslachtsrijp
zijn en het huwelijk. Een plattelandsgewoonte was het avondbezoek, ook wel kweesten,
nachtvrijen of venstervrijen genoemd. Hierbij was wel sprake van sociale controle. Het
percentage buitenechtelijke en voorechtelijke kinderen lag slechts op 1-2%.
Bij huwelijken was er geen sprake van soort bij soort. De mensen mochten zelf kiezen met
wie ze trouwden, hoewel de ouders wel invloed hadden. Maar er was geen wettelijk verbod
op maatschappelijke ongelijkheid of een groot leeftijdsverschil. De meeste huwelijken waren
wel vrijwillig endogaam, ook omdat scheiden nauwelijks mogelijk was.
Vrouwen in Nederland zijn al lang zelfstandig. Ze werkten actief mee en dreven handel. Dit
was noodzakelijk omdat Nederland een zeevarende natie was: de mannen waren vaak
afwezig. Vanaf 1500 kwam er een roep om meer onderdanigheid bij de vrouw, omdat macht
van de vrouw ‘gevaarlijk’ zou zijn. In 1580 werd de handelingsonbekwaamheid van de vrouw
vastgelegd. Jacob Cats zei: hij het gewin, zij het gezin. Jan de Wasser maakte plaatjes als
‘de strijd om de broek’, waarin een man en een vrouw om de broek strijden. Hij maakte dit
soort plaatjes om te laten zien wat er wel niet kon gebeuren als mannen over zich heen
lieten lopen. Daarnaast werd het moederschap geïdealiseerd.
Tegen het eind van de 18e eeuw kwam een toename van vondelingen en onwettige
geboorten. Een mogelijke oorzaak hiervan zijn dat kerken minder gezag kregen, wat kon
zorgen voor een lossere seksuele moraal. Ook was er sprake van massale migratie naar de
grote stad, waardoor er misschien minder sociale controle was. Daarnaast kan het zijn dat er
sprake was van uit- of afstel van huwelijken door geldgebrek. Als alleenstaande moeder was
je in die tijd redelijk kansloos, waardoor er meer vondelingen kwamen.
De geboorteregeling was niet toereikend of zelfs afwezig. Het enige wat mogelijk was in die
zin was borstvoeding, maar dan had je dus wel al een kind. Kinderen waren soms
ongewenst door o.a. armoede, sekse of omdat de moeder ongetrouwd was. Moeders
doodden hun kinderen daarom of lieten de kinderen dood gaan. Dit vonden ze

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ahuisman00. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 48298 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,49
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd