Research
Evidence based Practise
1. De student is in staat de verschillende categorieen van
klinische vragen te beschrijven, aan te geven welk
onderzoeksdesign het meest geschikt is voor het
beantwoorden van een bepaalde klinische vraag.
Indeling van onderzoek
Indelingen op basis van het doel dat je met het onderzoek wilt bereiken 1
o Definiërend, waarbij je de bepalende kenmerken van het onderwerp aangeeft
o Beschrijvend, waarin je de eigenschappen van het onderwerp in kaart brengt
o Vergelijkend, waarin je verschillen tussen twee of meerdere groepen, situaties of
instrumenten vergelijkt
o Verklaren, dat zich richt op oorzaken van gevonden verschillen of verbanden
o Voorspellend, waarmee je de gevolgen van het onderwerp bekijkt
o Evaluerend, dat het effect van een bepaalde interventie of maatregel evalueert
o Voorschrijvend, dat bedoeld is om maatregelen of richtlijnen op te stellen
Indelingen op basis van het doel dat je met het onderzoek wilt bereiken 2
o Beschrijvend, waarbij je een onderwerp in kaart wilt brengen
o Explorerend, waarbij je op zoek gaat naar verbanden of verklaringen
o Toetsend, waarbij je een theorie of verwachtingen (hypothese) wilt toetsen of het effect van
een bepaalde interventie of maatregel onderzoekt
Indeling op basis van het soort gegevens dat je verzamelt
o Kwalitatief
Waarbij het gaat om gegevens over de beleving, ervaringen of verwachtingen van de
proefpersonen.
Je wilt attitudes en achterliggende oorzaken doorgronden en gaat diep op het
onderwerp in.
Vaak naturalistisch = vindt plaats in de alledaagse omgeving van de proefpersonen.
Vaak via observaties, interviews en focusgroepdiscussies
Vaak minder proefpersonen, omdat het onderzoek meer tijdrovend is
Resultaten bevatten vaak uitgebreide en gedetailleerde beschrijvingen
o Kwantitatief
Hierbij zijn de uitkomsten makkelijk in cijfers uit te drukken
Vb. bloeddruk, spierkracht, lichaamsgewicht, intelligentie, prevalentiecijfers
Meer proefpersonen, omdat het onderzoek minder tijdrovend is
Indelingen op basis van het tijdpad van je onderzoek
o Dwarsdoorsnede
Er is sprake van slechts één meetmoment
Andere naam is transversaal of cross-sectioneel onderzoek
o Longitudinaal
Bevat een periode van dataverzameling met meerdere meetmomenten
Ook wel folluw-uponderzoek, omdat je de proefpersonen ‘volgt’
Prospectief = kijk je vooruit in de tijd, uitkomst moet nog optreden
, Retrospectief = kijk je terug om oorzaak op te sporen
Indeling op basis van het onderzoeksdesign
o Experimenteel
De onderzoeker verandert bewust iets in de onderzoeksgroep: interventie
o Observationeel
De onderzoeker beperkt zich tot het verrichten van waarnemingen en metingen, er
wordt niet ingegrepen
Populatie en steekproef
Externe populatie
o De groep nog erg breed gehouden
o Vb. alle patiënten met atrose
Theoretische populatie of doelpopulatie
o De mensen over wie je een uitspraak wilt doen op basis van je onderzoeksresultaten
o Vb. patiënten met atrose in de knieën
Feitelijke populatie/operationele populatie
o Hierbij maak je groep wat specifieker door bijvoorbeeld een tijd of regio toe te voegen
o Vb. patiënten waarbij in het afgelopen jaar atrose in de knieën is gediagnosticeerd door
huisartsen uit een bepaalde regio
Steekproef
o Random kies je er een aantal uit, omdat de hele feitelijke populatie te groot is
o Vb. van tien huisartsenpraktijken uit een bepaalde regio de eerste tien patiënten waarbij in
het afgelopen jaar atrose in de knieën is gediagnosticeerd
Onderzoekspopulatie
o Omdat niet iedereen er aan mee wil werken wordt de steekproef iets ingekort
o Vb. 86 van de 100 benaderde patiënten die toestemming gave voor deelname aan het
onderzoek en bij wie je de gegevens hebt verzameld
Afbakening
Je stelt inclusiecriteria en exclusiecriteria op om je populatie af te bakenen.
Inclusiecriteria
o Criteria op basis waarvan je een proefpersoon in het onderzoek includeert
o Grens trekken vanaf wanneer persoon voldoet aan de eisen om deel te nemen
Exclusiecriteria
o Criteria op basis waarvan je juist de proefpersoon van deelname uitsluit
o Deels tegen hangend aan de inclusiecriteria
o Deels ook overige factoren uitluiten die mogelijk van invloed kunnen zijn
Er zijn verschillende redenen om de populatie waarin je onderzoek verricht af te bakenen
Wetenschappelijke redenen
o Je kunt onderzoeksgroepen samenstellen die een zo groot mogelijk contrast vertoond in het
bestuderende kenmerk bv. kettingrokers en niet-rokers
o Hierdoor kun je de variatie op andere mogelijk vertekende factoren beperken
o Het onderzoek heeft hierdoor meer bewijskracht
Ethische redenen
o Bv. mensen met een slechte gezondheidstoestand of meerdere aandoeningen worden
uitgesloten om eventuele risico’s te vermijden
o Ernstigere zieken betrek je pas als het nieuwe middel al in eerder onderzoek is bewezen
Praktische redenen
, o Bv. een bepaalde regio pakken
o Dit doe je puur voor praktische redenen zoals bijvoorbeeld tijd
Generaliseerbaarheid
Iedere afbakening van de feitelijke populatie gaat ten koste van de generaliseerbaarheid van de
resultaten naar de theoretische populatie. Vaak is op theoretische gronden wel te beredeneren of
een onderzoek bruikbaar is voor andere populaties of situaties. Verder geven de meeste
onderzoeken aanleiding tot vervolgonderzoek in andere populaties, waardoor er langzaam een beeld
gevormd wordt van de werkelijkheid op basis van meerdere onderzoeksresultaten samen.
Soorten steekproeven
Een steekproef moet representatief zijn voor de feitelijke populatie waaruit je deze trekt. Dat wil
zeggen dat de personen in de steekproef een goede afspiegeling zijn van de hele feitelijke populatie.
De personen in de steekproef vormen dan een goede vertegenwoordiging van de personen waarover
je een uitspraak wilt doen.
Aselecte steekproeven
Aselect is de beste manier om een representatieve steekproef te krijgen. Alle mensen binnen de
feitelijke populatie hebben dan evenveel kans om in de steekproef terecht te komen. Opname in de
steekproef berust geheel op toeval.
Enkelvoudige aselecte steekproef
o Willekeurige steekproef trekken uit de feitelijke populatie doormiddel van een bestand, bv.
registraties.
o Geeft de meeste mogelijkheden voor het generaliseren van de gegevens
Systematische aselecte steekproef
o Trek je volgens een bepaalde systematiek een steekproef binnen de feitelijke populatie
o Bv. iedere 10e persoon uit het bestand
o De persoon waarmee je begint, bepaald je op basis van toeval
Gestratificeerde steekproef
o Eerst deel je de populatie in in groepen (‘strata’) op basis van de relevante factoren (vb.
geslacht, leeftijd). Dit heet stratificeren
o Daarna trek je uit elk ‘stratum’ een aselecte steekproef
o Het voordeel van deze steekproeftrekking is de zekerheid dat de steekproef representatief is
ten aanzien van de variabele waarop gestratificeerd is
Clustersteekproef
o Eerst trek je een aantal grotere eenheden (ziekenhuizen, praktijken) aselect om aan het
onderzoek deel te nemen
o Daarna nemen alle patiënten van zo’n grotere eenheid deel aan het onderzoek
Getrapte steekproef
o Als er uit de grotere eenheden niet alle patiënten deelnemen.
o Tweetrapssteekproef of tweefasensteekproef, je trekt eigenlijk twee keer een steekproef uit
een grotere populatie.
o Meertrapssteekproef is als je nog een keer een steekproef uitvoert. Bv. eerst ziekenhuizen,
dan afdelingen en dan zorgverleners