Management en organisatie blok 1
Module 1 introductie
1.1 Wat is een organisatie?
Organisatie = specifiek soort samenwerkingsverband
Organisatie Samenwerkingsverband
Formele hiërarchie Niet
Hiërarchie met mensen in leidende posities met Gelijkwaardigheid
beslissingsbevoegdheden
6 fundamenten van een organisatie Participanten
Doelen (winst/kwaliteit/duurzaamheid)
Technologie
Formele structuur (hiërarchische relaties en
taakverdeling)
Informele structuur (persoonlijke relaties)
Omgeving
1.2 verschijningsvormen van organisaties
Onderscheiding organisaties
Manier 1
Manier 2
ZZP’ers
zelfstandigen zonder
personeel
Samenwerkingsverbanden met andere ZZP’ers.
,1.3 Stromingen in de organisatiekunde
1900 scientific management
Rationele benadering, prestatiebeloning, standaardisatie en duidelijke scheiding.
1920 bureaucratie
Werkzaamheden nauwkeurig vastgelegd, duidelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden,
hiërarchische cultuur, weinig ruimte persoonlijk initiatief, objectieve criteria medewerkers/promotie
en controle uitgevoerde werkzaamheden.
1930 Human relations (mayo)
Betere prestaties door meer aandacht deel uitmaken groep, controle eigen werk, persoonlijke
aandacht, samenwerken en fijne leiding krijgen.
1950 Revisionisme (McGregor, Herzberg en Blake & Mouton)
Mens en organisatie centraal.
1955 Systeembenadering
Organisatie goede relatie met Strategieën, motivatie, structuren, wijze van leidinggeven, culturen,
beheersing binnen organisaties.
1960 Contingentiebenadering
(Systeem- en contigentiebenadering)
1980 Total Quality Management (Deming, Juran en Crosby)
meten = weten
-De lerende organisatie (Senge) (Een organisatie moet voortdurend haar kennis en vaardigheden
ontwikkelen om succesvol te blijven.)
1.4 Management en managementtaken
Plannen, organiseren, delegeren, coördineren en controleren (Mintzberg)
3 managementlagen Topmanagement (strategische besluitvorming)
Middenmanagement (besluitvorming op middellange
termijn)
Operationeel management (operationele besluitvorming)
Managementtaken 1.vooruitzien
2.organiseren
3.delegeren
4.coördineren
5.controleren en beheersen (Fayol)
3 hoofdcategorieën rollen managers Interpersoonlijke rollen (activiteiten tussen
mensen, leider en netwerken.
Informationele rollen ( zoeken, delen info)
Besluitvormende rollen (Mintzberg 1973)
, 5 mindsets manager 1.analytische mindset (verzamelde data, veel
info) (informationeel)
(Manier van denken) 2.reflectieve mindset (informationeel)
3.‘wereldse’ mindset (inzicht veranderde
omgeving) (interpersoonlijk)
4.samenwerkingsgerichte mindset
(interpersoonlijk)
5.actiegerichte mindset (besluitvormend)
(Mintzberg 2003)
1.5 Het 7S-model
Harde factoren
Strategy doel onderneming, en de manier waarop.
Structure formele structuur, hiërarchische relaties en taakverdeling
Systems bedrijfsprocessen, en wijze waarop productie of dienstverlening ingericht
Zachte factoren
Shared values bedrijfscultuur en visie
Skills kerncompetenties