Kennisbasis Nederlands
Domein 1: Mondelinge taalvaardigheid
1.1.Luisterdoelen + luisterstrategieën
Luisterdoelen
Iets te weten willen komen intensief luisteren
Een bepaald gevoel willen ondergaan globaal luisteren
Zich een mening willen vormen kritisch luisteren
Een bepaalde handeling willen uitvoeren gericht luisteren
Een spel mee willen spelen
Manieren van luisteren
Globaal luisteren: globaal luisteren naar wat de spreker te vertellen heeft, gaat om
het begrijpen (grote lijn), minder letten op details begrijpend luisteren
-Over welke hoofdpersoon heeft deze spreker het?
Intensief luisteren: probeert ook alle details te onthouden voor een volledig mogelijk
beeld.
-Welke eigenschappen hebben mensen die opgegroeid zijn met de hoofdpersonen
die de verteller belangrijk vindt?
Kritisch luisteren: probeert er ook een eigen mening bij te vormen. Zoeken naar
punten waar je de spreker op kunt bevragen.
-Welke mening heeft de spreker over het onderwerp?
Gericht luisteren (selecterend): je wilt iets specifieks weten, bijvoorbeeld wie
gewonnen heeft. Achtergrondinformatie is niet interessant hierbij.
-Wanneer er waar verschenen Bert en Ernie voor het eerst op tv?
Luisterstrategieën
Oriënteren op het luisterdoel: hoe kun je het best luisteren?
Oriënteren op het onderwerp en de eigen kennis daarvan
Oriënteren op soort luistertekst
Oriënteren op de spreker
Reflecteren op de luistertaak
Monitoren van de luistertaak: is het nodig om vragen te stellen?
Evalueren van de luistertaak
1.2.Spreekdoelen + spreekstrategieën
Spreekdoelen
Informeren: overbrengen van feitelijke informatie
Instrueren: iets uitleggen of verduidelijken uitleggen, vertellen, aanwijzen of
voordoen
Amuseren: de toehoorders vermaken, boeien of ontroeren
Overtuigen: overhalen een bepaald standpunt of bepaalde mening in te nemen. Of
overhalen om in actie te komen.
Emotioneren: gevoelens losmaken of overbrengen
Waarderen: oordeel over iets geven
, Beschouwen: verschillende kanten van een probleem belichten
Spreekstrategieën
Een gespreksvorm hanteren
Presentatietechnieken hanteren
Een bepaald taalgebruik hanteren
EN
Oriënteren op het doel van de spreektaak, het onderwerp, soort spreektaak en op de
gesprekspartner(s) of het publiek.
Reflecteren
Monitoren en evalueren op de spreektaak
Voorbeeld
Oriënteren op de inhoud spreekbeurt, slak
Doel en publiek bepalen groep 4 informatie
Plannen ik zoek wat op, voorbereiden
Presenteren
Reflecteren op doel en inhoud
Mondelinge taalvaardigheid als middel taal gebruiken om dingen te bespreken met
kinderen (soorten gesprekken, tijdens samenwerken etc.)
Mondelinge taalvaardigheid als doel je gaat een kind de vaardigheden aanleren om
bijvoorbeeld een spreekbeurt te kunnen geven (luisteren, spreken, gesprekken voeren)
1.3.Sociale taalfuncties
Onderverdeling
Zelfhandhaving: zichzelf verdedigen of bezit beschermen (Die had ik!)
Zelfsturing: eigen handelingen met woorden ordenen of plannen aankondigen (Dan
ga ik eerst naar de bakker en dan naar de supermarkt).
Sturing van anderen: beïnvloeden van gedrag van anderen (Zullen we gaan
zwemmen?)
Structurering van het gesprek: mag ik even wat zeggen?
Verwijzen naar de communicatieve functie van taal.
1.4.Cognitieve taalfuncties
De cognitieve taalfuncties kunnen op de volgende manier gerangschikt worden op mate van
complexiteit:
1. Rapporteren: verslag doen van iets wat in de werkelijkheid voorkomt.
Hieronder vallen: benoemen/etiketteren, beschrijven, vergelijken (dit is een visje met
een lange staart, die andere is korter).
2. Redeneren: beschrijving waarin een extra denkstap wordt verwoord.
Hieronder vallen: chronologisch ordenen, concluderen, middel-doelrelatie of
instrumentele relatie lessen, oplossen van een probleem, oorzaak-gevolgrelatie
leggen (als we de deur van de koelkast opendoen, gaat de cavia piepen, want dan wil
hij ook eten)
, 3. Projecteren: verplaatsen in de gedachten en de gevoelens van iemand anders (Esra
heeft geen zin om te spelen. Ze is verdrietig want haar konijn is dood).
Vallen onder de conceptualiserende functie van taal.
1.5.Taalverwerving
Taalverwervingstheorieën
Behavioristische benadering (Skinner): taalverwerving loopt via imitatie,
bekrachtiging en conditionering (stimulusresponsmodel) kinderen leren taal door
imitatie, bekrachtiging en doen het vervolgens de hele tijd
-Leerkracht doet voor en kinderen doen na
Creatieve constructietheorie (Chomsky): aangeboren, eigen taalvermogen van
kinderen staat centraal, creatieve constructie, taalleermechanisme (taalverwerving is
rijping, aanbod slechts marginaal belang) kinderen leren vanzelf want ze zijn
creatief
-De leerkracht zorgt voor goed taalaanbod en creëert taalrijke situaties waarin
kinderen zelf hun taal creatief ontwikkelen.
Interactionele benadering (Schaerlaekens): combinatie van de bovenste twee.
Kinderen leren in reactie met omgeving. Zowel taalleervermogen als taalaanbod
(verzorgingstaal) zijn belangrijk voor taalverwerving kinderen leren taal in
interactie in omgeving/mensen om hun heen
Betekenis van visies voor onderwijs
Taalleren door imitatie: leerkracht doet voor en kinderen doen na
Creatieve constructie: de leerkracht zorgt voor goed taalaanbod en creëert taalrijke
situaties waarin kinderen zelf hun taal creatief ontwikkelen.
Taalniveaus
Fonologisch niveau (klankniveau): klank, uitspraak, geluid
Morfologisch niveau (woordniveau): woordopbouw, samenstellingen, vorm
Syntactisch niveau (zinsniveau): zinsdelen, hoe maak je een vraagzin, citaat etc.
volgorde van woorden
Semantisch niveau (betekenisniveau): betekenis, hoe geven we betekenis aan
woorden/zinnen, spreekwoorden
Pragmatisch (dagelijks gebruiksniveau): praktisch, modewoorden, straattaal, dialect
In het taalontwikkelingsproces leren kinderen de regels voor de taalinhoud (semantisch
aspect), de taalvorm (fonologisch, morfologisch en syntactisch) en het taalgebruik
(pragmatiek).
1.6.Taalontwikkelingsfasen
Twee fasen:
1. Pre linguale fase (0 tot 1 jaar) voortalige fase, sprake van communicatie maar
geen taal
2. Linguale fase (1 tot 9 jaar)
Pre linguale fase
4 fases
, Huilen (eerste 6 weken): ik heb honger-huiltje, vieze luier-huiltje, huiluur-huiltje
bevalling was zwaar, licht aan gedaan? Je wil door middel van het huilen
communiceren ouder broertje zou dit bv. kunnen herkennen
Vocaliseren (6 tot 20 weken): na 6 weken eenvoudige klanken gebruiken: u, a, e
het kind ontdekt dat het kind een spraakmechanisme heeft, als ik lucht langs mijn
stembanden afstuur komt er geluid, eerste klanken die je maakt zijn klinkers.
Vocaal spel (4-6 maanden): kind produceert allerlei klanken die we in het Nederlands
niet kennen en oefent voor zichzelf
Gaat nog meer spelen met mondmotoriek alles pakt het kind op om zijn stem te
ontwikkelen (rond een maand of 4), je kunt een beetje praten vraag, antwoord
met geluiden van kind, kind is stil als jij wat zegt. Kunnen alle klanken maken.
Brabbelen (vanaf 7 maanden): klankcombinaties met klinkers en medeklinkers:
dada, goegoe, lala, maar nog niet taal specifiek (daarna aanpassen: taalspecifiek
intonatiepatronen, bv verschil tussen roepen en vragen)
Roepen, vragen, praten met elkaar via het brabbelen filmpje les 1, rond ongeveer
7 maanden zinsmelodie, intonatie etc.
Linguale fase
Drie periodes
1. Vroeg linguale periode (1 tot 2,5 jaar)
Brabbelen krijgt meer betekenis
Op eenjarige leeftijd vaak eerste woordjes
Ontwikkelt symboolbewustzijn: woord verwijst naar iets taaluiting gelinkt
aan symbool bv. toettoet hoort bij auto
Belangrijke opstap voor: luisteren, imiteren en benoemen
Kinderen produceren:
-Eenwoordzinnen: weg, nogge,ootoo werkwoord dat een actie weergeeft
of zelfstandige naamwoorden
-Tweewoordzinnen: papa weg, jas uit, papa pakken
-Meerwoordzinnen: papa toel pakken hele werkwoord achteraan de zin
fonologisch, semantisch, syntactisch niveau
2. Differentiatiefase (2,5 jaar tot 5 jaar): ontwikkelt ook op pragmatisch en
morfologisch niveau nu.
Kinderen maken fouten die volwassenen niet maken
-Waarom vuurwerkt het daar?
-Mijn broek is afgehijsd?
-Mag ik de slumperplijt puntenslijper
-Oma heeft mij van op de slee naar school gebrongen
Zelf nieuwe woorden bedenken: neologismen
Kinderen maken het taalleermechanisme eigen (verwerven van het
regelsysteem van een taal)
Taalleermechanismen: (basis creatief construeren)
o Kind/leerling praat uitgebreid en vooral ook op eigen initiatief = past
verworven kennis toe oma mij naar school gebrongen