Doorwerking van grondrechten
Er zijn twee soorten grondrechten, klassieke en sociale grondrechten.
Klassieke grondrechten: grondrechten die een inmengingsverbod van de overheid stellen.
Sociale grondrechten: grondrechten die een inspanningsverplichting voor de overheid
stellen.
Op sociale grondrechten valt niet echt een beroep te doen, nu deze slechts een
inspanningsverplichting voor de overheid omvatten. Op klassieke grondrechten kan wél een
beroep gedaan worden.
Doorwerking van Nederlandse grondrechten
Grondrechten uit de Nederlandse GW zijn alleen bij of krachtens wet te beperken (hangt af
van het specifieke grondrecht). Hiermee wordt een wet in formele zin bedoeld. Er kan dus
geen belangenafweging plaatsvinden. Tóch zijn de grondrechten uit de GW juridisch te
gebruiken. Hiervoor dient eerst gekeken te worden of het gaat om een geschil in een
verticale, dan wel een horizontale verhouding.
Verticale verhouding: een geschil tussen de overheid enerzijds en een privaat persoon
anderzijds. Ook een geschil tussen de overheid en een ambtenaar is een verticale verhouding.
In verticale verhoudingen werkt de GW rechtstreeks/direct door en zijn de grondrechten
alleen bij of krachtens wet te beperken. In deze verhouding kan dus rechtstreeks een beroep
op de GW worden gedaan. Voorbeeld van zo’n beperking:
Art. 10 AW: De ambtenaar onthoudt zich van het openbaren van gedachten of gevoelens en
van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering en betoging, indien door de
uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering
van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in
redelijkheid zou zijn verzekerd.
Bij toepassing van art. 10 AW is toch sprake van een zekere weging van belangen. De rechter
toetst terughoudend, de kern is het goed functioneren van de openbare dienst.
HR Hyatt II: Grondrechten uit de Grondwet (in casu de Staatsregeling van Aruba) hebben
geen directe werking in verhoudingen tussen burgers onderling (arbeidsovereenkomst).
Beperkingen van die grondrechten kunnen dus tussen partijen overeengekomen worden en
behoeven dus niet hun grondslag te vinden in een specifieke bepaling bij of krachtens een
wet. Grondrechten kunnen wel doorwerken in een rechtsverhouding tussen burgers.
Horizontale verhouding: een geschil tussen private personen onderling, zoals een geschil
tussen werkgever en werknemer.
Grondrechten uit de GW werken in horizontale verhoudingen niet rechtstreeks door, omdat de
beperkingsgrondslag zich daar niet voor leent. Grondrechten uit de GW kunnen in horizontale
verhoudingen wel indirect doorwerken. Dit kan via de open normen in het Nederlands recht,
zoals de R&B van art. 6:248 BW en het goed werkgeverschap van art. 7:611 BW. In een
dergelijk geval maakt de rechter een belangenafweging. Gesteld kan worden dat een
grondrecht zwaarwegend meeweegt in die afweging.
,Hof Arnhem-Leeuwarden PDX Services: In casu is sprake van een boetebeding in de
AOVK, werknemer mag zich in privékring niet uitlaten over geschillen met werkgever
omrent het betalen van loon. Het niet uitbetalen van loon kan niet worden aangemerkt als
bedrijfsgeheim. Op grond van de vrijheid van meningsuiting (art. 7 GW en art. 10 EVRM),
alsmede de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (art. 8 EVRM) gaat een dergelijk
verregaand geheimhoudingsbeding niet op. De boete kan zich niet verbeuren. Voorbeeld van
hoe grondrechten doorwerken in de arbeidsverhouding op grond van art. 7:611 BW.
Doorwerking van grondrechten uit het EVRM
Grondrechten uit het EVRM kunnen direct doorwerken. Bij beroep op EVRM tegen de
overheid, moet het grondrecht eenieder verbindend zijn (art. 93 & 94 GW). Hiervan is sprake
als het specifieke grondrecht onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is. Ten opzichte van
burgers hoeft dit niet, want er gaat dan toch een belangenafweging plaatsvinden.
De grondrechten uit het EVRM bevatten beperkingsclausules. Deze grondrechten kunnen
beperkt worden bij wet (wet is in deze een ruim begrip, dus ook lagere/lokale regelgeving en
rechtersrecht/gewoonterecht etc.), en wanneer dat nodig is in een democratische samenleving
ter bescherming van bepaalde rechten die opgesomd staan in de specifieke grondrecht
artikelen.
Om te bepalen of de beperking van een grondrecht nodig is ter bescherming van andere
bepaalde rechten, dient een belangenafweging plaats te vinden. Dit geschiedt aan de hand van
de vereisten uit het Hyatt I arrest.
HR Hyatt I: Bij de beantwoording van de vraag of een inbreuk op de persoonlijke
levenssfeer van art. 8 EVRM gerechtvaardigd is, dient te worden onderzocht of de inbreuk
makende handeling i) een legitiem doel dient, ii) of zij een geschikt middel is om dat doel te
bereiken (noodzakelijkheidscriterium), iii) of de inbreuk evenredig is in verhouding tot het
belang van de werkgever bij het bereiken van het beoogde doel (proportionaliteitscriterium)
en iv) of de werkgever dat doel redelijkerwijs op een minder ingrijpende wijze kon bereiken
(subsidiariteitscriterium). Hier is dus sprake van een belangenafweging tussen het belang van
de werknemer om in haar vrije tijd drugs te gebruiken en het belang van de werkgever om zijn
goede naam en aantrekkelijkheid voor gasten te behouden.
In verticale verhoudingen werken grondrechten uit het EVRM rechtstreeks door als deze
eenieder verbindend zijn. Een voorbeeld is de volgende zaak:
CRvB Baard afscheren: Zaak van burger tegen gemeente, burger beroept zich op vrijheid
van godsdienst van art. 9 EVRM. Het dragen van een baard is gebaseerd op
geloofsovertuiging. Het verplichten van het dragen van een veiligheidsmasker bij asbestwerk
is een inbreuk op die vrijheid van godsdienst. Volgen lid 2 van art. 9 is een inbreuk alleen
toegestaan indien deze berust op een wettelijke grondslag en noodzakelijk is in een
democratische samenleving. In casu is de inbreuk toegestaan, omdat de verplichting tot het
dragen van een veiligheidsmasker bij wet is voorzien en noodzakelijk is voor de
volksgezondheid. Door niet de opleiding tot asbestwerker te volgen vanwege de verplichting
tot het dragen van een veiligheidsmasker, heeft de burger niet voldaan aan zijn
inspanningsplicht om uit de bijstand te komen en mocht de gemeente zijn uitkering verlagen.
, Om een beroep te doen op het EVRM bij het EHRM, is noodzakelijk dat alle nationale
rechtsmiddelen zijn uitgeput. Er moet dus geprocedeerd zijn tot en met de Hoge Raad.
Doorwerking van grondrechten uit het ESH
Het ECSR ziet toe op de naleving van het ESH via jaarlijkse rapportages. Vakbonden en
NGO’s kunnen klachten indienen bij het ECSR over het schenden van grondrechten uit het
ESH. Individuen kunnen dit niet.
Wat betreft de grondrechten uit het ESH is aangenomen dat art. 6 lid 4 ESH, het
stakingsrecht, direct horizontaal doorwerkt in de Nederlandse rechtsorde. Dit grondrecht kent
een eigen beperkingsclausule, namelijk die van art. G ESH.
Afwijken van dwingendrechtelijke bescherming van werknemers door de kerk
Art. 2:2 BW bepaalt dat kerkgenootschappen worden geregeerd door hun eigen statuut, voor
zover dit niet in strijd is met de wet.
HR Kerkgenootschap: De rechtsverhouding tussen een kerk en een predikant kan worden
beheerst door haar eigen statuten en niet door Boek 7 BW, voor zover dit niet in strijd is met
de wet. Daarbij is afwijking van dwingend recht mogelijk, tenzij dat recht een belang van een
zo fundamentele aard beschermt dat afwijking van dat dwingend recht in de omstandigheden
van het geval niet kan worden aanvaard.
Werkgever versus werknemer
Een individu (werknemer) kan bij contract géén afstand doen van zijn grondrechten.
In arbeidsrechtelijke zaken is er nog wel eens een botsing tussen kledingvoorschriften
(instructierecht, art. 7:660 BW) van de werkgever en een grondrecht van de werknemer. Als
de werkgever daarbij zelf een beroep doet op een hem toekomend grondrecht, is een daarmee
strijdige uitoefening van een vrijheid door een werknemer, eerder ontoelaatbaar. In Duitsland
worden dergelijke werkgevers ‘Tendenzbetriebe’ genoemd, in NL bijvoorbeeld kerken.
Naarmate de arbeid/arbeidsverhouding meer wordt geraakt (en de persoon van de werknemer
dus minder), wordt een instructie die een inbreuk op een grondrecht van een werknemer
maakt, eerder aanvaardbaar geacht.
Grondrechten in het arbeidsrecht
In dit deel van de samenvatting ga ik in op welke specifieke arbeidsrechtelijke grondrechten
er te vinden zijn in de Grondwet en de internationale verdragen. Ik ga niet specifiek in op de
Grondwet, aangezien daar geen rechtstreeks beroep op gedaan kan worden in arbeidsrelaties.
De VN heeft twee grondrechten verdragen:
IVPBR: Verbod op dwangarbeid en discriminatie, recht op privacy, vrijheid van
meningsuiting, vrijheid van (vak)vereniging.
IVESCR: Verbod op discriminatie, recht op arbeid en billijke arbeidsvoorwaarden.
Vervolgens zijn er de 8 Kernverdragen (Conventies) van de ILO: