Hoofdstuk 1: Classification and provision
Criticisms and justifications of classification
Het gebruik van classificatie werd soms negatief beschouwd als de naleving van een individuele,
medische model van handicaps. Alternatieve sociale modellen werden soms gesuggereerd.
In het medische model werden mensen gehandicapt gezien wanneer ze fysiologische of cognitieve
waardeverminderingen lieten zien. De nadruk werd gelegd op persoonlijke en functionele
beperkingen die onder de verantwoordelijkheid van de persoon zelf vielen. Deze beperkingen
werden gezien als de oorzak van verschillende nadelen die de persoon kon ervaren en die konden
worden genezen. Noties van individueel verlies en het onbekwaam zijn was gelinked aan het idee
afhankelijk te zijn van de maatschappij en zulk afhankelijkheidsmodel wordt geacht de identiteit van
verschillende gehandicapte personen aan te tasten. Maar langs het idee dat het medische model een
negatieve invloed uitoefende (in de zojuist besproken vormen), had het ook soms een positieve kant.
Zo keek het bijvoorbeeld niet alleen naar wat het kind niet kon, maar soms ook naar wat het wel kon.
Daarnaast kwamen er steeds meer beperkingen aan het sociale model.
Een standpunt dat meer waarschijnlijk lijkt dan de medische- en sociale dichotomy is dat een
handicap een complexe interactie is van biologische, fysiologische, culturele and sociaal-politieke
factoren. In dit standpunt kan classificatie een belangrijke plaats innemen zo lang als dat het niet
wordt gezien als het ‘einde’ maar als potentieel middel op basis van onderzoek en ervaring in relatie
met bepaalde handicaps.
DSM-IV-TR is een classificatiesysteem dat mental disorders verdeeld in types gebaseerd op criteria
met het definiëren van functies. Er is geen assumptie dat elke categorie een gesloten eind heeft maar
dat ze elkaar kunnen overlappen. DSM-IV gebruikt vaak criteria waarbij de gediagnosticeerde enkel
een paar van deze criteria hoeft te bezitten. Dimensioneel models zijn verworpen omdat ze in ded
praktijk minder inzetbaar zijn, en omdat ze tevens vaak minder bekend zijn.
Dat een classificatie van mentale disorders nodig is, is gebleken uit de geschiedenis van de
medicijnen.
Negatieve or positive labelling?
De traingle van Ford gebruik drie waarden, taal, wereld en het zelf. Deze interacteren met elkaar:
World
Truth knowledge
Language self
Meaning
Waar de opvattingen van de kennis het verband tussen ‘zelf’ en ‘wereld’ genoeg benadrukken kan er
een tendens ontstaan/zijn om labels als objectieve kenmerken te accepteren die gewoon zitten te
wachten om ontdekt te worden. Als standpunten de betekenis tussen taal en de wereld ‘overspelen’
, (?) zijn labels en classifactie van de handicap die ze proberen te beschrijven enkel een constructie van
de taal. Een subtieler beeld van de invloed van de wereld, zichzelf en de taal suggereren dat geen van
deze extreme posities nuttig is.
Soms wordt aangenomen dat het labelen onvermijdelijk negatief is. Tevens zijn er bepaalde termen
die voorheen positief waren inmiddels negatief. (bijv. imbeciel)
Er is een standpunt waarin de rol van de taal in het vormen van de wereld en het zelf een belangrijke
plaats inneemt. Bij het veranderen van de taal die we gebruiken, kunnen we de perceptie ook
veranderen. Degene die deze standpunt hebben gaan voorzichtig om met taal, omdat die de vormer
is van perceptie. Anderen die aan dit standpunt twijfelen kunnen terminologische veranderingen
toewijden aan misplaatste politieke correctheid.
Iedereen die labelt moet bewust zijn van stereotypes en het generaliseren van een label. Ondanks dit
kunnen ouders opluchting halen uit het labelen van kinderen omdat zij dan eindelijk weten wat er
met hun kind aan de hand is.
Hoofdstuk 2: Profound cognitive impairment
Definitions
In de DSM-IV-TR staat diepe mentale retardatie beschreven als beperkingen in zowel het
intellectuele functioneren als het aanpassen van gedrag. Het is geassocieerd met een IQ lager dan 20
of 25, ook al worden IQ-scores met zorg geïnterpreteerd. De meeste kinderen met diepe mentale
retardatie hebben geidentificeerde neurologische aandoening die ‘normaal’ is voor retardatie. De
stoornis is al vanaf de vroege jeugd herkenbaar. Optimale ontwikkeling kan plaatsvinden in een goed
gestructureerde omgeving met hulp en toezicht en een relatie met de opvoeder. Motor development
en self-care en communicatievaardigheden kunnen verbeterd worden wanneer een goede ‘training’
wordt gegeven. De diagnostische criteria voor mentale retardatie bevat ook co-current beperking in
het adaptieve functioneren… in ten minste twee van de volgende gebieden: communicatie, self-care,
home living, sociale vaardigheden, het gebruik maken van communicatiemiddelen, self-direction,
functionele academische vaardigheden, werk, onderwijs, gezondheid en veiligheid. In 2002, de
American Assiociation on Intellectual and Developmental Disabilities (AAIDD) stemde in met een
definitie waarin cognitieve waardeverminderingen niet gezien moesten worden als een statische
handicap maar als een conditie die kan worden verbeterd door steun. Op school zullen deze
leerlingen bij de laagste P-scores horen. The relevante scores (p1-4) beginnen met aspecten zoals dat
leerlingen tekortkomen en opkomende bewustzijn laten zijn of actieviteiten en ervaringen en deze
breiden uit tot het kunnen relateren van gebieden.
Prevalentie
De diagnostische criteria voor mentale retardatie bevat ook co-current beperking in het adaptieve
functioneren… in ten minste twee van de volgende gebieden: communicatie, self-care, home living,
sociale vaardigheden, het gebruik maken van communicatiemiddelen, self-direction, functionele
academische vaardigheden, werk, onderwijs, gezondheid en veiligheid.
Causal and related factors
Bijna alle kinderen met diepe cognitieve retardatie hebben een beschadiging van de hersenen.
Tijdens de jeugd zijn stoornissen in het sensorische motor functioneren herkenbaar. Er zijn vele
verschillende vormen van diepe cognitieve retardatie. DSM-IV-TR geeft aan dat hoe groter de
cognitieve waardevermindering is, des te meer andere condities zijn er.