Infectieziekten en toxicologie
INFECTIEZIEKTEN
Kim Nehal → werkgroepen: k.r.nehal@vu.nl
Milly van Dijk → cursuscoördinator
HC1: Inleiding in infectieziekten
Leerstof: H1, 2, 3, 4, 5, 6 (t/m blz. 103), 7, 9 (blz. 199-203)
Ziekten worden veroorzaakt door omgevingsfactoren:
- Fysisch
- Chemisch
- Biologisch
- Psychosociaal
Doel van cursus: effecten van biotische factoren = levende factoren en abiotische factoren =
levenloze factoren. Deze zijn van invloed op het krijgen van een ziekte.
Milly van Dijk gaat de biotische agentica bespreken = bacteriën, virussen, parasieten, verschillen en
overeenkomsten tussen de verschillende groepen pathogenen, belangrijkste virale, bacteriële en
parasitaire infecties, classificatie hiervan, virulentie, pathogenese en verschillende transmissieroutes
gepaard met juiste diagnostische testen en epidemiogische aspecten van infectieziekten.
Leerdoelen per onderwerp:
Leerdoelen toxicologie:
- Toxicologische basisbegrippen kunnen beschrijven
- De stofeigenschappen kunnen benoemen die de lotgevallen van stoffen in het milieu en
blootstelling van de mens bepalen
- Werkingsmechanisme van aantal belangrijke toxinen kunnen beschrijven
- Processen van opname, interne verdeling, bio-accumulatie en biotransformatie van stoffen
kunnen beschrijven.
- Risico’s van stoffen kunnen beoordelen
- Eenvoudige berekeningen kunnen maken met betrekking tot opname van stoffen in organen,
overschrijding van residutolerantie en mengseltoxiciteit
- De werking van bioassays kunnen beschrijven en toepassen
Leerdoelen infectieziekten:
- Basisprincipes van de leer van infectiezieken kunnen beschrijven: infectie, pathogeniciteit,
virulentie etc.
- Pathogenen kunnen classificeren
- De criteria kunnen benoemen die worden gebruikt om virussen, bacteriën en parasieten te
onderscheiden
- Verschillende stappen in infectieproces kunnen benoemen en uitleggen
- Transmissieroutes van besproken pathogenen kunnen beschrijven, aan de hand daarvan
preventiemethoden aangeven.
- Replicatiecycli van besproken virussen kunnen beschrijven
- Levenscycli van besproken parasieten kunnen beschrijven
- Het belang aan te kunnen geven van grondige kennis over virulentiefactoren van pathogenen
ter voorkoming en bestrijding van infecties
- Aan kunnen geven hoe antimicrobiële middelen werken en van enkele besproken
antimicrobiële middelen kunnen uitleggen hoe ze werken op moleculair niveau.
, - Resistentiemechanismen tegen antimicrobiële middelen kunnen beschrijven en van enkele
besproken pathogenen kunnen uitleggen hoe resistentiemechanisme werkt op moleculair
niveau.
- De beginselen van verschillende besproken diagnostische technieken kunnen uitleggen en
voor- en nadelen kunnen aangeven van elke techniek.
- Basisprincipes van epidemiologie van infectieziekten kunnen beschrijven
- Methoden van aanpak tijdens en/of na uitbraak van ziekte, veroorzaakt door micro-
organisme, kunnen toepassen.
- Te bepalen welke instanties van belang zijn tijdens een uitbraak zowel op nationaal als
internationaal niveau.
Wanneer is een stofje toxisch?
Ligt niet zo zeer aan de stof, maar aan de hoeveelheid die je ervan binnen krijgt.
Zijn natuurlijke- en biologische producten wel veilig?
E-nummers zijn bijna veiliger dan natuurlijke- en biologische producten, want er is wetgeving voor E-
nummers, maar niet voor natuurlijke- en biologische producten (hier zitten soms nog meer
bestrijdingsmiddelen in; dusdanig veel dat het toxisch is).
Werkgroepen:
- Alleen 1e en laatste verplicht
- Casussen bespreken
- Laatste werkgroep → terugkoppeling aan patiënt, hiermee kun je bonuspunt verdienen
- Er zijn 5 bijeenkomsten
- Je doet werkgroepen in subgroepen van 3 of 4
- Eindproduct werkgroep: 20 maart voor 23.59 inleveren van casuïstiek beschrijving via
Canvas. Let op! Refereren van alleen wetenschappelijke bronnen, juist refereren, anders
geen cijfer.
o casuïstiek beschrijving (30%) moet hoger dan 5,5 zijn
o Voor de casuïstiek beschrijving: vragen stellen aan 2 patiënten met je groepje, deze
patiënten zijn of blootgesteld aan giftige stof of ziek door infectieziekte. Aan de hand
van de informatie van patiënten moet je een differentiaaldiagnose opstellen (zou het
wel iets zijn en wat is het juist niet).
o In werkgroep 2 ga je een lab-aanvraag doen; hiervoor moet je weten wat voor
sample er moet worden genomen, welke tekst. Je kiest per subgroepje dan 1 casus
en deze ga je verder onderzoeken.
o Werkgroepen 3 en 4: Identificatie → juiste behandelplan, nemen van juiste
preventiemaatregelen, opstellen van hypothesen/senario’s (hoe komt het dat de
patiënt ziek is), pathogenese (wat doet het pathogeen in het lichaam? Waar
veroorzaakt het schade?) en kun je hiermee de symptomen verklaren.
o Vergeet niet op te schrijven welke (wetenschappelijke!) bronnen je hebt gebruikt.
o Werkgroep 5: één groepslid doet mondelinge terugkoppeling aan patiënt; je vertelt
waarop we zijn uitgekomen en waarom. Je vertelt alles wat je hebt uitgezocht binnen
10 minuten terugkoppelen aan de patiënt. hierbij kun je 1 bonuspunt krijgen,
wanneer je excellent doet. Ook moet je onderlinge groepsbeoordeling maken aan
het einde.
Online practicum histopathie van ziekten → is voor beide cursussen (ook geriatrie). Met name
ziekten die voorkomen in de oudere populatie. Je moet weefsels kunnen tekenen; gaat om verschil
tussen ziek en gezond weefsel. Hierover handleiding op canvas.
Voor 13 maart a.s. tekeningen uploaden op canvas.
Na 13 maart zal een online uitleg worde geplaatst.
,20 maart zal er een college over de preparaten zijn.
Hoorcolleges:
- 17 maart en 20 maart zijn de meest nuttige colleges.
Literatuur:
- Microbiology, a clinical approach (ook gebruikt bij keuzecursus)
- Toxicologie syllabus op Canvas
- Hoorcolleges
- Histopathologie practicum
- H8 Bouter en van dongen van Epidemiologie
- H8 Mackenbach en stronks (volksgezondheid)
Tentamen:
- 80 meerkeuze vragen: 40 toxicologie en 40 infectieziekten.
- Beide onderdelen moet 5,5 of hoger zijn
- Alleen herkansen wat je niet hebt gehaald.
Belangrijke data:
13 maart uploaden van tekeningen van practicum
17 maart werkcollege toxicokinetiek
20 maart inleveren casuïtiek beschrijving inleveren
Infectieziekten: Begrippen
Hoofdstuk 4-7
Corona-virus:
Met name de klassieke risicogroepen overlijden, dus ouderen en jonge kinderen.
Er wordt weinig vergelijking gemaakt met andere ziekten.
Het aantal mensen dat genezen is, is hoger dan het aantal mensen dat overlijdt. Er is dus weinig
vergelijking met de historie. Vb. de overlijdenskans bij ebola is 70%, bij griep is dit 0,05%, bij corona is
dit momenteel 2%. Een ziekte als corona wordt dus niet in perspectief geplaatst: hoe dodelijk is het
in vergelijking met ..? Is het dus wel zo’n heel ernstig virus? Dat weten we pas een jaar later.
Biotische factoren = bacterie, virus, parasiet.
Vb. Ebola-virus.
Oorzaak I: Dit virus is met name uitgebroken, omdat er sprake was van een misdiagnose. De
symptomen leken op Malaria, pathogeen werd dus niet tijdig herkent, want symptomen waren
Malaria-achtig, namelijk koorts, hoofdpijn, braken. Malaria wordt echter veroorzaakt door parasiet,
dus een andere behandeling nodig dan voor een virus. Besmette mensen kregen dus verkeerde
behandeling.
Parasiet is een eukaryoot, hiervoor gebruik je antiparasitaire middelen. Voor ebola zijn antivirale
middelen nodig.
Dus kennis is belangrijk voor de juiste behandeling.
Oorzaak II: Andere oorzaak van uitbreken van ebola is de transmissie = overdraagbare bron. Op
moment dat de dokters dachten dat het malaria was, hoefden de besmette mensen niet in
carantairre, want de mug zorgt voor transmissie (parasiet ontwikkelt zich in de mug, komt in
zweetklieren van de mug, mug steekt mens en op die manier worden mensen besmet). Dit is een
indirecte transmissie.
Ebola is echter wel een directe transmissie.
, Oorzaak III: Tenslotte is een oorzaak: zoönose (in gewervelde dieren) → er zijn reservoirs aanwezig =
gewervelde dieren. Want ebola komt ook in dieren voor (net als Corona). Dit betekent dat het virus
in staat is om een sprong te maken van dier naar mens, dus het is een flexibel virus = kan zich
makkelijk aanpassen in verschillende omstandigheden. Het zal dus wel een RNA-virus zijn, want deze
zijn mutatie-gevoelig en kunnen dus makkelijk muteren = makkelijk aanpassen (net als Corona). Niet
alle zoönose zijn RNA-virussen! Dus ebola is van dier-mens en van mens-mens overdraagbaar.
Er zijn ook infectieziekten die wel van reservoir op mens kunnen, maar niet van mens op mens.
Voorbeeld hiervan is Lyme.
Etiologie = postulaten van Koch
Voor ieder pathogeen zou je de volgende experimenten moeten doen, om erachter te komen dat dat
pathogeen een bepaalde ziekte veroorzaakt.
1. Je isoleert een micro-organisme uit een dode muis (deze is dood door ziekte)
2. Dit micro-organisme laat je groeien in een petrischaaltje; deze micro-organismen worden
geïdentificeerd.
3. Dit micro-organisme injecteert men in een levende gezonde muis.
4. De ziekte zal worden gereproduceerd in de gezonde muis, vervolgens wordt het micro-
organisme opnieuw geïsoleerd en geobserveerd in een petrischaaltje.