Ontwikkelingspsychologie II – Feldman
1: Lichamelijke en cognitieve ontwikkeling tijdens de vroege volwassenheid
1.1 Lichamelijke ontwikkeling
Lichamelijke ontwikkeling
Lichamelijke ontwikkeling en rijping is rond 20 e levensjaar voltooid, maar groei gaat nog wel
door. Gezond, sterk en energiek. Hersenen blijven groeien, myelinisering loopt door → snel
doorsturen van zenuwimpulsen. Ondersteunt cognitieve ontwikkeling. Prefrontale cortex ook
nog in ontwikkeling, zorgt samen met motivatie voor het richten van de executieve functies
→ mogelijkheden om onszelf te organiseren en plannen. Zintuigen zijn in deze tijdsgevoelig.
Motoriek, fitheid en welzijn
Psychomotorisch vermogen is op zijn best → korte reactietijd, grote spierkracht en goede
oog-hand coördinatie. Veel bewegen en gezond eten is voorwaarde. Dit zorgt voor langer
leven, gezonde hart- en bloedvaten, voorkomt botontkalking, verbetert immuunsysteem en
vermindert stress en angst.
Gezondheid
Relatief weinig gezondheidsrisico’s tijdens vroege volwassenheid. Grootste sterftecijfer door
verkeersongelukken en suïcide. Vanaf 35 jaar spelen ziektes en aandoeningen een grotere
rol. Secundaire veroudering: lichamelijke aftakeling veroorzaakt door omgevingsfactoren of
individueel gedrag. Risico op sterfte wordt ook bepaald ook cultuur, geslacht en ras.
Eten, voeding en overgewicht
Tijdens de vroeg volwassenheid moet men in calorie gaan verminderen, anders worden ze
geleidelijk zwaarder. Overgewicht neemt alsmaar toe. Vicieuze cirkel van afvallen-
aankomen-afvallen. Ook toename anorexiapatiënten.
Lichamelijke beperkingen
Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het
samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke
aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren.
Belangrijke steun zijn hulpmiddelen en mantelzorg. Toch fysieke barrières, en ook
vooroordelen en discriminatie bij vormen van participatie. Ook medelijden en vermijding.
Stress en coping
Stress: de lichamelijke en emotionele respons op gebeurtenissen die ons bedreigen of
uitdagen. Worden veroorzaakt door stressoren, die positief en negatief kunnen zijn.
Psychoneuro-immunologie: onderzoek naar relatie tussen de hersenen, het
immuunsysteem en psychologische factoren. Gevolgen van stress:
- Biologische reactie → versnelde hartslag, verhoogde bloeddruk, fysieke arousal.
- Gevoeligheid voor ziektes, chronische vermoeidheid of andere aandoeningen.
Oorzaken van stress:
1. Primaire inschatting → bepalen of de gevolgen van een gebeurtenis positief,
negatief of neutraal zijn. Op basis van eerdere ervaring de dreiging inschatten
bedenken of je het kan afwenden.
2. Secundaire inschatting → Antwoord op de vraag: Kan ik dit aan? Zonder
hulpbronnen en grote potentiële dreiging ontstaat stress.
,Inschatting verschilt. Voorspellers voor een al dan niet stressvolle situaties:
- Gebeurtenissen en omstandigheden die negatieve emoties oproepen leiden eerder
tot stress.
- Situaties die onvoorspelbaar zijn veroorzaken eerder stress.
- Als situaties onduidelijk of verwarrend zijn, veroorzaakt het stress.
- Mensen die tegelijkertijd veel taken moet vervullen die veel van hun capaciteiten
vragen ervaren meer stress.
Gevolg van stress → psychosomatische aandoeningen. Vermindert ook copingsvermogen
en beïnvloedt ons oordeelsvermogen. Soorten coping:
- Probleemgerichte coping → situatie rechtstreeks veranderen.
- Emotiegerichte coping → emoties proberen te reguleren.
- Defensieve coping → onbewuste strategieën die de ware aard van de situatie
ontkennen. Vermijden of negeren.
Makkelijker te handelen met sociale steun.
1.2 Cognitieve ontwikkeling
In de vroege volwassenheid wordt pure logica minder belangrijk, oog voor overwegingen die
het gedrag van mensen beïnvloeden. Meer ambigue situaties waar het brein zich aan moet
aanpassen.
Alle aspecten afwegen tegen eigen waarden en opvattingen → postformeel denken →
belangstelling en waardering voor argumenten, tegenargumenten en debat. Heen en weer
switchen tussen een abstracte, ideale oplossingen en de beperkingen van de realiteit,
waardoor die oplossing misschien niet zou werken, meerdere oplossingen mogelijk.
Naarmate studenten met nieuwe ideeën worden geconfronteerd gaan ze minder dualistisch
denken maar meervoudig denken. Eigen ideeën zijn ook waardevol, niet alleen experts. Alle
kennis en waarden worden beschouwd als relatief.
Schaie’s stadia van ontwikkeling:
- Verwervend stadium → informatie verzamelen voor toekomstig gebruik.
- Uitvoerend stadium → kennis toepassen op specifieke situaties, kwesties
aanpakken en oplossen. (jongvolwassenheid)
- Verantwoordelijk stadium → beschermen en verzorgen van partner, gezin en
carrière.
- Ondernemend stadium → verantwoordelijkheid voor wereld in geheel.
- Reïntegratief stadium → verdiepen in onderwerpen die persoonlijke betekenis
hebben.
Triarchische theorie over intelligentie → 3 componenten:
1. Componentiële component → mentale aspecten die betrokken zijn bij het
analyseren van data die worden gebruikt bij het oplossen van problemen, vooral
rationeel.
2. Experimentele component → relatie tussen intelligentie, eerdere ervaringen en het
vermogen om nieuwe situaties te hanteren. Inzicht.
3. Contextuele component → mate waarin mensen kunnen voldoen aan eisen die ze
tekenkomen.
Succesvolle carrière wordt voornamelijk bepaald door praktische intelligentie: observeren
en kopiëren van andermans gedrag. Nieuwe situaties effectief inschatten en aanpakken door
,eerdere ervaringen. Emotionele intelligentie: vaardigheden die ten grondslag liggen aan
accurate inschatting, evaluatie, uitdrukking en regulatie van emoties. Afstemmen/reageren.
Creativiteit: op ongewone manier combineren van reacties of ideeën. Bereidheid om risicoś
te nemen, nieuwe benaderingen. Wordt in jong volwassenheid benadrukt doordat alles nieuw
is.
Life events kunnen ook tot cognitieve groei leiden. Daardoor op nieuwe, complexere,
verfijndere en minder rigide manieren over de wereld nadenken. Jongvolwassenen zien
trends, patronen, persoonlijkheden en keuzes.
1.3 Hoger onderwijs volgen
Steeds meer hoger opgeleiden, waaronder vrouwen en allochtonen. Eisen aan studeren
worden steeds zwaarder. Steeds meer mensen blijven een leven lang leren, doordat
scholing en aanpassing erg belangrijk is. Maturation reform: aanpassing door rijping,
verwerven van mogelijkheden om gezin te onderhouden.
Aanpassingsreactie in het eerste jaar: cluster van psychologische symptomen die
samenhangt met de overgang van middelbare school naar hoger onderwijs, is bij eerste
generatiestudenten het grootst.
Vooroordelen en discriminatie komt nog steeds veel voor en stereotypering op basis van
geslacht. Welwillend seksisme → discriminatie wat in eerste instantie positief lijkt.
Hoofdstuk 2: Sociale en persoonlijke ontwikkeling tijdens de vroege
volwassenheid
2.1 Relaties aangaan: intimiteit, aardig vinden en liefhebben tijdens vroege
volwassenheid
Sociale klok: psychologisch uurwerk dat belangrijke mijlpalen in het leven bijhoudt. Zowel
biologisch als cultureel bepaald. Specifieke sociale klok is niet per se bepalende factor in
iemand ontwikkeling, wel het keuzeproces.
Vroege volwassenheid: stadium van intimiteit vs. Isolatie: tot 30e jaar waar ontwikkelen van
hechte relaties met anderen centraal staat. Seksualiteit, onbaatzuchtigheid en toewijding.
Sommigen zijn eenzaam, geïsoleerd en bang.
Vriendschap is een belangrijk aspect, omdat er een fundamentele behoefte is aan
verwantschap bestaat die mensen inspireert om relaties aan te gaan en te onderhouden.
Factoren voor vriendschap:
- Nabijheid
- Overeenkomst
- Persoonlijke kwaliteiten
Stimulus-waarde-rol theorie:
1. Stimulusstadium → relaties gebaseerd op uiterlijke, lichamelijke kenmerken, zoals
de manier waarop iemand eruitziet.
2. Waardestadium → relatie gekenmerkt door toenemende overeenkomsten tussen
waarden en opvattingen.
3. Rolstadium → focus op rollen, wat ben je van elkaar.
Categorieën liefdesrelaties:
, 1. Gepassioneerde liefde → toestand van sterke betrokkenheid bij iemand anders.
Lichamelijke belangstelling en betrokkenheid bij andermans behoeften.
2. Kameraadschappelijke liefde → diepe genegenheid voor degenen met wie ons
leven nauw verbonden is.
Labelingtheorie over gepassioneerde liefde: mensen ervaren romantische liefde wanneer
2 gebeurtenissen tegelijkertijd plaatsvinden: intense fysiologische arousal en situationele
cues die aangeven dat liefde een passend etiket is. Je perspectief op de ander wordt door je
emotie en opwinding tijdelijk helemaal vervormd.
Door de media worden jongvolwassenen geprimed om liefde in hun leven te ervaren.
Sternberg → 3 componenten van liefde
- Component van intimiteit → innigheid, genegenheid en verbondenheid.
- Component van passie → motivationele drijfveren in verband met seks, lichamelijke
nabijheid en romantiek.
- Component van verbintenis →beslissing om liefde voor langere tijd in stand te
houden
Factoren voor kiezen levenspartner → liefde, gezonde gezondheid, emotionele stabiliteit,
goed karakter, cultuurs- en geslachtsafhankelijk.
Filtermodel: op zoek naar een partner werk je met steeds nauwere filters. Begint met
aantrekkelijkheid, daarna steeds verfijnder. Eindresultaat gebaseerd op verenigbaarheid van
2 individuen. Homogamie: neiging om een partner te zoeken die gelijk is in leeftijd, etniciteit,
opleiding, religie, en andere basale kenmerken. Tegenwoordig is de huwelijksgradiënt de
neiging om jongere, kleinere en lagere status vrouw te kiezen → laatste keus mannen en
neusje van de zalm-vrouwen.
Hechtingsstijlen duren voort in de volwassenheid en beïnvloeden aard van onze relaties.
2.2 Het verloop van relaties
Steeds meer mensen kiezen alleen voor samenwonen in plaats van trouwen. Ook wegens
meer wettelijke alternatieven voor het huwelijk, zoals geregistreerd partnerschap. Mensen
gaan ook trouwen op latere leeftijd, carrière eerst.
Partners in succesvolle huwelijken hebben zichtbare affectie voor elkaar en weinig negatieve
communicatie. Sociale homogamie, overeenkomsten in vrije tijdsbesteding en
voorkeursrollen. Onderlinge afhankelijkheid.
Oorzaak van echtscheiding ligt echter in vroege volwassenheid en beginjaren van het
huwelijk. Partners idealiseren elkaar in eerste instantie. Oorzaken van conflict is bijv. moeite
met ontwikkelen van eigen identiteit, tijd niet goed verdelen.
Vooral psychologische redenen om te kiezen voor ouderschap, maar ook voor
mantelzorg/overnemen bedrijf/sociale norm. Soms ongewenst. Gezinsgrootte daalt door
anticonceptie en meer werkende vrouwen en emancipatie.
Toename van gezinnen met tweeverdieners, door kinderopvang en parttime werken.
Taakverdeling van mannen en vrouwen is nog wel traditioneel, vrouwen doen meer en
ervaren meer stress en angst hierdoor.