Kennistoets 2.2 Gezondheid en Preventie + technologie, kwartiel 2
GEZONDHEIDSBEVORDERING EN PREVENTIE
GP 2.1: 1. verwoorden wat de gezondheidsdeterminant leefstijl en gedrag inhoudt (KH)
Gezondheidsdeterminant 2. toelichten hoe leefstijlfactoren en gedragingen invloed hebben op de gezondheid van de mens (KH)
leefstijl en gedrag 3. uitleggen welke taak de verpleegkundige heeft bij de gezondheidsdeterminant leefstijl en gedrag (KH)
GP 2.2: Endogene 1.uitleggen wat de endogene, persoonsgebonden gezondheidsdeterminant inhoudt
gezondheidsdeterminant en 2.uitleggen welke taken de verpleegkundige heeft bij de endogene, persoonsgebonden gezondheidsdeterminant (KH)
zelfmanagement 3. verwoorden hoe de verpleegkundige zelfmanagement kan bevorderen bij de zorgvrager (KH)
GP 2.3: Model van 1. uitleggen wat de stappen zijn van het model van gedragsverandering (KH)
gedragsverandering 2. het belang noemen van het doorlopen van de stappen van het model van gedragsverandering (KH)
GP 2.4: Praktijk - 1. benoemen wat de taken zijn van de praktijkverpleegkundige in de huisartsenpraktijk (K)
verpleegkundige CVRM 2. uitleggen wat cardiovasculair risicomanagement inhoudt (KH)
GP 2.5: 1. uitleggen wat gezondheidsbescherming inhoudt (KH)
Gezondheidsbescherming 2. uitleggen wat collectieve preventie inhoudt (KH)
en collectieve preventie 3. uitleggen wat de gezondheidsdeterminant medische zorg en preventie inhoudt (KH)
GP 2.6: Gezond opgroeien 1. uitleggen wat gezond opgroeien inhoudt (K)
2. verwoorden wat de meest voorkomende gezondheidsproblemen zijn bij kinderen van 0-18 jaar (K)
3. uitleggen welke taken de verpleegkundige heeft binnen de Jeugdgezondheidszorg (KH)
GP 2.7: 1. verwoorden wat de gezondheidsdeterminant fysieke en maatschappelijke omgeving inhoudt.
Gezondheidsdeterminant 2. uitleggen welke taken de verpleegkundige heeft bij de gezondheidsdeterminant fysieke en maatschappelijke
fysieke en maatschappelijke omgeving(KH)
omgeving 3. toelichten wat in een casus de omgevingsfactoren zijn (KH)
GP 2.8: Het voeren van een 1. benoemen welke hulpmiddelen je kunt gebruiken tijdens een voorlichtingsgesprek (K)
voorlichtingsgesprek 2. uitleggen welke technologische toepassingen gebruikt kunnen worden bij voorlichting gericht op gedragsverandering (KH)
TOEGEPASTE TECHNOLOGIE
TT 1.1: Technologie bij 1. definiëren wat er onder het begrip ondersteunende technologie en (zorg) domotica wordt verstaan.
mobiliteitsproblemen 2. beschrijven wat specifieke behoeften per doelgroep zijn ten aanzien van inzet van ondersteunende technologie, zoals
(zorg)domotica.
3. beschrijven op welke manier ondersteunende technologie, zoals (zorg)domotica, ingezet kan worden bij zorgvragers met
mobiliteitsproblemen
TT 1.2: EHealth voor 1. uitleggen wat eHealth is
preventie en omgang met 2. voorbeelden noemen van de inzet van eHealth
ziekte 3. toelichten waar je op moet letten als je een patiënt eHealth toepassingen aanbiedt
TT 2.1: EHealth: 1. Benoemen wat er wordt verstaan onder telemonitoring en bij welke ziektes/aandoeningen je telemonitoring zou kunnen
Telemedicine toepassen
2. Uitleggen aan de patiënt hoe het systeem van telemonitoring werkt
3. Aangeven aan welke eisen het systeem moet voldoen en wat de voor- en nadelen zijn van 'zorg op afstand'
TT 2.2: EHealth EPD 1.De functies en doelen van een EPD (of ECD) opsommen
TT 2.4: Bediening van 1. beschrijven aan welke (fysieke) eisen de bediener/cliënt die gebruikt maakt van technologische hulpmiddelen, thuis moet
technologie thuis voldoen
2. de (technische) aspecten benoemen die komen kijken bij bediening en weergave van digitale technologie
BASISTECHNOLOGIE
BT 1.1: Krachten bij tillen 1. Uitleggen wat een kracht is en beargumenteren waarom deze kennis van belang is bij tillen en bewegen;
en bewegingen 2. Rekenen met rechtlijnige krachten en aan de hand daarvan de invloed van meerdere krachten op de beweging en
stabiliteit van een voorwerp (of lichaam) kunnen verklaren;
3. De begrippen 'moment', 'steunvlak', 'zwaartepunt', 'hefboom', en 'wrijvingskracht' uitleggen en hier eenvoudige
praktische vraagstukken mee oplossen in de context van beweging, stabiliteit en tilbelasting.
BT 2.1: Elektriciteit voor 1. Uitleggen wat elektriciteit is en schema's van eenvoudige elektrische serie- en parallelschakelingen begrijpen.
gebruik van technologie 2. Eenvoudige praktische rekensommen met de begrippen 'spanning', 'stroom', 'weerstand', 'vermogen' en 'energieverbruik'
thuis oplossen.
3. Specificaties op elektrische apparatuur uitleggen en naar praktische adviezen en veilig gebruik vertalen.
ERGONOMIE
EG 1.1: 1. aangeven wat ergonomie en antropometrie inhouden, wat eigenschappen zijn van de normaalverdeling en hoe dit terug
Mobiliteitsondersteuning komt in de praktijk
en ergonomie in de 2. patiënten adviseren in het (ergonomisch) verantwoord gebruiken van hulpmiddelen ter ondersteuning van ADL en langer
thuissituatie zelfstandig thuis blijven wonen
3. laten zien hoe bepaalde krachten invloed hebben op je dagelijks werk (bijvoorbeeld bij dragen en tillen) en hoe je zo
ook een patiënt advies kan geven bij het gebruik van hulpmiddelen
EG 2.1: Ergonomie aan bed 1. Beargumenteren hoe je patiëntgebonden en niet-patiëntgebonden handelingen verantwoord uitvoert, gebruikmakend
van je kennis over krachten;
2. Eenvoudige vraagstukken met betrekking tot de minst belastende (til)beweging oplossen;
3. Uitleggen hoe tilhulpmiddelen de belasting van het lichaam verminderen en hoe deze optimaal worden gebruikt.
,Gezondheidsbevordering en preventie 2.1 Gezondheidsdeterminant leefstijl en gedrag
Leerdoel: Verwoorden wat de gezondheidsdeterminant leefstijl en gedrag inhoudt
Model van Lalonde:
Intern milieu
Allerlei gezondheids- Hulpmiddel:
voorzieningen ASE model
Fysieke en
maatschappelijke omgeving
Vraag van meneer Lalonde: Hoe kan ik de gezondheid verbeteren en wat is van invloed op de
gezondheid? Analyse gezondheid en gezondheidsproblemen.
Het model van Lalonde neemt gezondheid als uitgangspunt. Dit model is een hulpmiddel om de
gezondheidsdeterminanten in kaart te brengen die van invloed zijn op de gezondheid van de mens,
wordt ingezet bij een groep cliënten.
Model gebruiken voor gezondheidsanalyse
Analyse van een gezondheidsprobleem
Gezondheid wordt verbeterd en risico’s worden verminderd.
Gezondheidsdeterminant leefstijl en gedrag: De manier hoe iemand zelf invloed kan hebben op zijn
gezondheid. Het omvat alle gedragingen die een positieve of
negatieve invloed hebben op de gezondheid en of
gezondheidsproblemen.
Gedragsminanten: wat zit er in het gedrag wat het probleem
veroorzaakt hulpmiddel ASE model. ASE model: inzetten bij een
cliënt, kijkend naar attitude, sociale invloed en eigen-effectiviteit naar
intentie tot gedrag
Leerdoel: Toelichten hoe leefstijlfactoren en gedragingen invloed hebben op de gezondheid
van de mens:
Gunstige en ongunstige ontwikkelingen:
Mensen roken minder
Mensen bewegen meer
Meer mensen zijn te zwaar
Roken oorzaak van 20% van de ziektelast
Roken daalt bij mensen met een hoge sociaaleconomische status
Ernstig overgewicht stijgt harder bij degene die een lage sociaaleconomische status hebben
BRAVVO factoren bewegen, roken, alcohol, voeding, vrijen en ontspanning (leefstijlfactoren).
Ziekte en leefstijl 80% van chronische aandoeningen zijn gerelateerd aan leefstijl en gedrag.
(ziektelast kan met 50% verminderd worden door verbeteren van leefstijl).
Invloed gedrag op gezondheid:
(on)gezonde voeding) Primair verband: ondergewicht, overgewicht, hypertensie, hart- en
vaataandoeningen. Secundair verband: hierbij zijn de gezondheidsproblemen primair
voeding gerelateerd, maar spelen daarnaast andere gezondheidsdeterminanten een rol.
(overmatig)alcohol gebruik negatieve invloed, verslaving, ongeluk, levercirrose, hart- en
vaatziekten, kanker, angsten, stemmingsstoornis, vergroot risico op kanker, psychosociale
problematiek.
Roken longkanker, COPD, zwangerschap laag geboorte gewicht verreweg de
belangrijkste oorzaak van sterfte en ziekte
, (voldoende) bewegen overgewicht, spierafname, risico op trombose, vallen, sociale
isolatie. kan veel gezondheidsvoordelen opleveren, conditie, fitheid, algemeen
welbevinden, bloeddruk, lichaamsvet, insulinegevoeligheid
Seksueel gedrag SOAH, HIV, ongewenst zwangerschap, urineweginfecties.
(ont)spanning
Therapietrouw en medicatie inname vergeten van inname, vermoeidheid
Beweegnorm volwassenen en ouderen volgens sassen: 3-5 keer per week ongeveer 1 uur bewegen
en/of 3 keer per week 20-30 minuten intensief sporten.
Beweegnorm 2017:
Bewegen is goed, meer bewegen is beter
Minstens 150 minuten per week aan matig intensieve inspanning, verspreid over diverse
dagen. Vaker en/of intensiever bewegen geeft extra gezondheidsvoordeel.
Doe minstens tweemaal per week spier- en botversterkende activiteiten, voor ouderen
gecombineerde balansoefeningen
En voorkom veel stilzitten
Gezondheidsvaardigheden
vaardigheden van mensen om informatie te verkrijgen over gezondheid.
Gezondheidsvaardigheden bepalen mede hoe mensen hun eigen gezondheid beoordelen. (Begrijpt
iemand de informatie, hoofd en bijzaken scheiden).
Weinig gezondheidsvaardigheden:
Ervaren hun gezondheid als minder goed
Hebben vaker chronische ziekten
Maken meer gebruik van de gezondheidszorg
Maken minder gebruik van preventieve gezondheidszorg
29-54% van de volwassenen in Nederland
Leerdoel: uitleggen welke taak de verpleegkundige heeft bij de gezondheidsdeterminant
leefstijl en gedrag
Kennis (van):
Zelfmanagement, leefstijl, gedrag
Gezondheids- en gedragsdeterminanten
Gezond gedrag
Iemand moet dingen: begrijpen, beoordelen en gebruiken.
Vaardigheden en attitude:
Preventie (gezonder gedrag, verbeteren leefstijl)
Aanleren gezonder gedrag, voorlichting, gedragsverandering, gezondheidsbevordering
Gezondheidsgedragingen zijn belangrijk, gezondheid verbeteren en gezondheidsproblemen
verminderen
Gegevens verzamelen relevante gedragingen inventariseren, welke gedragingen kunnen
invloed hebben
Rekening houden met een beperkte gezondheidsvaardigheden
Uitvoeren interventies (individueel en collectief)
Versterken sociaal netwerk
Bemoeizorg (wanneer mensen niet om hulp vragen maar wel zorg nodig hebben).
Respect voor opvattingen en rekening houden met
Meedenkend beleid
Gezondheidsbevordering en preventie 2.2 Endogene gezondheidsdeterminant en
zelfmanagement
Leerdoel: uitleggen wat endogene, persoonsgeboden gezondheidsdeterminant inhoudt
Endogene persoonsgebonden gezondheidsdeterminant: (intern milieu)
, Bij endogene determinant gaat het om Fysiologische/psychische factoren van de mens en hebben
invloed op gezondheid(problemen). Dit noem je ook wel de persoonsgebonden
gezondheidsdeterminant. Wordt verdeeld in 2 eigenschappen:
Genetisch (aangeboren, afwijkingen in genen, chromosomen, multifactoriële
gezondheidsproblemen, aanleg voor gezondheidsproblemen).
Verworven (niet aangeboren, hoge bloeddruk, afwijking, hoog cholesterolgehalte, wisselend
glucosespiegel, diabetes, psychische (on)gezondheid, veroudering)
Endogene determinanten – genetische factoren:
De endogene gezondheidsdeterminant bepaalt de uiterlijke verschillen tussen mensen en speelt een
rol bij fysiologische kenmerken, intelligentie, aanleg en persoonskenmerken.
Monogene ziektebeelden: als het ontstaan van de ziekte op één gen berust.
Chromosomale afwijking: Syndroom van Down.
Multifactoriële gezondheidsproblemen: genetische factoren spelen een rol en daarnaast is er meer
aan de hand.
De diagnostiek voor het vroegtijdig opsporen van erfelijke afwijkingen is nog steeds in
ontwikkeling. DNA-onderzoek wordt gebruikt om genen te screenen op mutaties bij bijv.
diabetes.
WHO, doelstellingen: deze doelen van de strategie hebben onder andere betrekking op de
gezondheidstoestand en op gezondheidsgedrag en leefstijl.
WHO, fatal complacency: Fatal complacency is volgens de WHO een groeiend probleem en
belangrijke doodsoorzaak bij kinderen en adolescenten.
Endogene gezondheidsdeterminant – verworven eigenschappen
Naast erfelijke factoren vallen verworven eigenschappen onder de endogene, persoonsgebonden
determinanten.
Hypertensie (een van de belangrijkste verworven eigenschap. systolische druk
(bovendruk) hoger is dan 135 mmHg en de diastolische druk (onderdruk) hoger is dan 85
mmHg of als mensen hiervoor bloeddrukverlagende geneesmiddelen gebruiken).
Gezondheidseffecten die samenhangen met hypertensie zijn chronische
aandoeningen zoals een CVA, hartfalen en dementie. Een hypertensie maakt de kans
op deze aandoeningen groter. Factoren die een hypertensie in negatieve zin
beïnvloeden zijn:
- Overgewicht & lichamelijke inactiviteit
- Te lage consumptie van groente en fruit
- Alcoholgebruik & roken
- Achterliggende ziekte (slechts 5%)
Als er geen achterliggende gezondheidsproblemen zijn, heet de hypertensie: essentiële
hypertensie
Afwijkingen in het immuunsysteem (het afweer- of immuunsysteem heeft een belangrijke
functie bij het in stand houden van de gezondheid, afwijkingen kunnen leiden tot ziekten
veroorzaakt door bacteriën, virussen, schimmels en parasieten. In normale toestand
beschermt het immuun- en afweersysteem de mens tegen invloeden van buitenaf).
Hoog cholesterolgehalte (Bij verhoogd cholesterolgehalte bestaat er verhoogd risico op
vroegtijdig overlijden aan coronaire (veelvoorkomende) hartziekten. Als het
cholesterolgehalte in het bloed te laag is, kan LDL-cholesterol een risicofactor zijn voor het
ontstaan van coronaire hartziekten. Ook genetische leefstijlfactoren spelen een rol.
Verzadigde vetten/overgewicht/roken spelen een negatieve rol, veel beweging een positieve
rol want dit verhoogd de gunstige HDL-cholesterolgehalte).
Wisselende glucosespiegel (glucosetolerantie geeft de mate weer waarin het lichaam in
staat is om de wisselende concentratie glucose in het bloed te reguleren. Er kan sprake zijn
van een normale glucosetolerantie, verminderde glucosetolerantie (onbehandelde DM) of
glucose-intolerantie (behandelde DM). Jongeren met DM geven aan vaker last te hebben van
depressieve gevoelens).
Overgewicht en obesitas (leidt vaker tot ziekten en lichamelijke beperkingen. Verhoogde
kans op hart- en vaatziekten, DM2, dikke darmkanker, afwijkingen aan bewegingsapparaat –
artrose, ademhalingsproblematiek, psychische klachten. Vrouwen:
menstruatiestoornissen/onvruchtbaarheid. Kortere/langere ongezonde