Aantekeningen Hoorcolleges Wetenschapsfilosofie
Hoorcollege 1 - Positivisme
Praktische zaken:
- 12 hoorcolleges, geen werkgroepen
- Zelfstudie: Mersch, Bersselaar.
- Niet alle tentamenstof komt in de colleges aan bod
- Wat moet voor het tentamen? Zie leeswijzers en voorbeeldtentamen in de Cursushandleiding
- Responsie: tweede helft van college 12
Boek Mersch: roman, begrippen kennen (apenblind, …dyslect). Boek Bersselaar: studie boek. Tentamen:
multiple choiche, 100 vragen, ja/nee, inhoud: vooral Bersselaar, colleges en Mersch. Voorbeeldtentamen
is precies hetzelfde opgezet als tentamen. Je weet dus waarover iets gevraagd zal worden. Alle
tentamenvragen gaan over positivisme, dat is het centrale thema van wetenschapsfilosofie.
Leerdoelen van dit college:
- Wat het inhoudt
- Waar het vandaan komt
- Hoe het doorwerkt in de gedragswetenschappen
Wat is positivisme?
De natuurwetenshappers zijn positivistisch, maar ook sociale studies worden veel positivistisch ingevuld,
bijzonder voor de gedragswetenschappen. Positivisme is een bepaalde houding jegens kennis, een
bepaalde opvatting over wat kennis is en over hoe je aan wetenschap doet. Het heeft in de wetenschap
heel veel kritiek gekregen. Het is ook onmisbaar voor de wetenschap.
Stroming (invloedrijke 20e-eeuwse visie op kennis en wetenschap): positivisme. Het staat in het
verlengde van het logisch positivisme, was bedoeld om alle onzin uit filosofie en wetenschap te helpen
en te komen tot strenge criteria in de wetenschap echte wetenschap en goede kennis. Positivisme is
de natuurwetenschappelijke methode. Sciëntisme en empirisch-analytische wetenschapstheorie
(Bersselaar) is ongeveer hetzelfde als positivisme. Gedragswetenschap kan ook positivistisch zijn,
volgens positivisten. Positivisme is dan ook het dominante denkkader in de gedragswetenschappen.
Als jij een metafysische vraag stelt aan een positivist vraagt hij wat je bedoelt. Je kunt niet loos blijven
filosoferen, maar wil harde precieze wetenschap en dus ook concrete vragen. Ook geen externe
factoren in de wetenschap, deze mogen geen rol spelen. Wetenschap moet onpersoonlijk zijn, moet
objectief zijn. Ideologie mag geen invloed op kennis hebben, feiten zijn feiten en onafhankelijk van
cultuur etc. Moet objectief zijn.
Wetenschap dient dus vrij te zijn van: metafysica (alles wat niet empirisch aantoonbaar is) en externe
factoren (subjectieve factoren (smaak, belangen, gevoel, waarden, etc.) en contextfactoren (ideologie,
cultuur, gemeenschapsnormen, sociale rollen, etc.) Dus het gaat om feiten en niets dan de feiten!
Bereiken door: meten is weten en empirisme!
Meten is weten in de wetenschap data.
- Alleen gestructureerde observatie en logica/wiskunde
- Kwantitatief: de natuurwetenschappelijke methode is maatgevend
- Liever getallen dan beschrijvingen
, - Zoeken naar wetten, oorzaken/mechanismen of correlaties
- In plaats van beleving, betekenis, regels, begrippen, belangen (Bersselaar)
o Bersselaar is dus niet van het positivisme! Hij heeft een rijtje met dingen die je niet op
de positivistische manier kan benaderen, daar heb je aparte methoden voor
(bovenstaand). Dan heb je het over mensen, en dat kan je niet met alleen statistiek
benaderen.
Volgens het positivisme echt natuurwetenschappelijke methode, maar als pedagoog: zijn wij niet meer
als dat, dan elektronen? Positivist wil als hij een persoon wil onderzoeken, gaat hij van de persoon af,
maar kijkt hij naar het brein: mechanismen. Hij kijkt altijd naar oorzaken en wil correlaties.
Volgens het empirisme moet alle kennis te herleiden zijn tot data (zintuigelijke waarneming) en een
feitelijke bewering moet operationaliseerbaar zijn, maar dat is lastig. Logisch positivisme probeerde dat
te bereiken.
‘Positivistisch’ staat voor velen gelijk aan ‘wetenschappelijk’ Positivisme is dus leidend voor veel
onderzoek in de sociale wetenschappen
Het probleem van positivisme (ook volgens bv. Bersselaar): het is
- Onhoudbaar
- Onwerkbaar
o Feitelijk bestaande gedragswetenschap is (nog?) niet strikt positivistisch
o Is liefde (gedragswetensschap) bv. te herleiden tot getalletjes? Als positivist mis je alles
wat alleen maar interessant is aan mensen
- Improductief
o Positivistisch denken stuurt zorg en hulpverlening de verkeerde (?) kant op: evidence-
based, neuro-reductionisme, meten en labelen, denken in geïsoleerde kenmerken en
denken in gemiddelen.
o Je kunt niet alles evidence-based maken, je bent meer dan een hoopje kenmerken,
niemand is gemiddeld
Epidistemologie is de voorloper van het positivisme: heeft veel kwesties waar we nu nog steeds druk
mee zijn (filosofen). Een thema wat bv. voorkomt is: hoe weten we dat de wereld waarin we leven echt
is? Meten is weten berust op het succes van de natuurwetenschappelijke methode. Het empirisme
berust op de epistemologische denktraditie – en op de geest binnenin.
De natuurwetenschappelijke methode
De grondlegger van meten is weten (positivisme): Francis Bacon (Novum Orgasum (1620)). Hij had te
maken met geleerden die boeken van Aristotelis lazen zo kwam je aan kennis over de wereld. Francis
Bacon stoorde zich daaraan, want je mocht Aristotelis niet tegenspreken ook al was het soms fout
(dictator). Er zijn zogenaamde ‘zuilen van Hercules’ waar je niet voorbij mag, maar volgens Francis moet
je daar voorbijgaan, dat moet je achter je laten. Dat doe je door experimenteren!
De natuurwetenschappelijke methode kreeg in die tijd vorm. In de 17 de eeuw kwam de mechanisering
van het wereldbeeld. De wereld werkt op een voorspelbare, regelmatige manier (bv. de wetten van
Newton) de wereld was een klok. Een klok die interessant gedrag vertonen, maar is logisch want het
is het op elkaar in werken van de onderdelen, van de krachten (atomen en moleculen). De krachten kon
je vertalen in wiskunde, dat liet Newton zien. Je kon het gedrag op aarde en de planeten verklaren.
Wiskunde werkt goed in de natuur, zo krachtig instrument ‘Wiskunde is de taal van de schepper’
(Galilei). Positivist is ook dol op wiskunde.
,Epistemologie
Nu echt over op epistemologie: geleerd woord voor kenleer, nadenken over kennis. Er zijn veel filosofen
die afvragen: Is kennis wel mogelijk? Een voorbeeld: mensen zijn het over van alles oneens, je kunt het
zo gek niet maken of mensen denken dat iets niet waar is (aarde is plat, klimaatverandering). We
bestempelen hen met niet te overtuigen en dom, maar epistemologie loopt ertegenaan: hoe kunnen wij
anderen overtuigen? Niet, want wie zegt dat onze kennis goed is, wat rechtvaardigt onze kennis? En hoe
kunnen we de scepticus weerleggen? Logisch positivisten waren echte fundamentdenkers (traditie tot in
de 20ste eeuw): vindt de fundamenten van onze kennis en we weten niets, want er zijn geen
fundamenten. Je wilt komen tot kennisfundamenten, maar die blijken er niet te zijn. Dus dan hebben
we geen kennis, dan weten we niks? Dat ligt gecompliceerder.
De Grot
De mensen in de grot, in het duister zijn de gevangenen/slaven. Zij zien de schaduwen van de
voorwerpen die anderen omhooghouden, hun werkelijkheid is die schimmen. Zij kennen niets anders.
Als hij weg gaat, dan ontdekt hij ineens dat alles drie dimensionaal is en buiten ziet hij de zon, maar dan
wordt hij blind. Als hij terugkomt gaat hij de rest uitleggen dat er een diepere, grotere wereld is maar
niemand geloofde hem. Plato (door de mond van Socrates): wij zijn de gevangen, wij denken dat de
wereld om ons heen alles is, maar dat is een illusie, dat is niet de echte werkelijkheid (‘we zijn idioten’).
We denken dat we het allemaal weten, maar we weten niets. De filosoof/de wetenschapper/ en
eigenlijk zelfs de wiskunde (Plato fan van) kan ons bevrijden uit de keten/overtuigen. Wiskunde is de
meest werkelijke werkelijkheid die er is. Wiskundigen onderzoeken de werkelijkheid. Platonisme =
wiskunde leer.
Het kennisprobleem is dus: Hoe komen we van schijn tot werkelijkheid?
Plato zegt hierover: De dagelijkse werkelijkheid is slechts een schimmenspel. De ware realiteit is eeuwig
en onveranderlijk en deze is kenbaar door zuiver redeneren (wiskunde).
De geest binnenin
17de eeuw: de tijd van Newton en Francis Bacon. Ook Descartes was wiskundige, maar hij snapte ook dat
als je de wereld bekeek als alleen een klok, kom je in de knoei met de geest. Decartes’ dualisme is dus
geest versus materie. Hoe kan er vrije wil bestaan bv. als de wereld alleen materie was. De geest was
iets anders, een andere substantie dan stof. Het zijn twee onderscheidde dingen/soorten (geest en
materie). Bij bewegingen van het lichaam werken geest en materie (arm bv.) samen. De geest maakt
contact met het brein. We zitten dus aan de binnenkant van onze zingtuigen en kunnen slechts raden
wat daarbuiten is.
Maar filosofen: de wereld is voorspelbaar en als er een geest contact maakt, iets immaterieels met
materieel, hoe kan het dan nog voorspelbaar zijn? De geest maakt contact met je lichaam via je
hersenen (hypofyse). Deze manier van denken houd in dat de geest in je hoofd zit, aan de binnenkant
van je zintuigen. Je hebt zintuigen en die zijn de poort naar de buitenwereld. Ogen en oren zijn
aangesloten op hersenen en de geest kan alleen maar contact maken met de buitenwereld door
zintuigen. Je staat indirect in contact met de buitenwereld, via je zintuigen krijg je informatie en je hoopt
dat deze informatie juist is. Maar dat weet je niet zeker, want hoe zou je het zeker kunnen weten?
Vergelijken met iemand die een vliegtuig bestuurt vanuit kamer: de informatie die je krijgt komt via
beeld en geluid, je hebt niet direct zicht op de buitenwereld. Weet je überhaupt wel of er een wereld is
buiten de verkeerstoren? Of er wel echt vliegtuigen zijn die je aanstuurt? Descartes: jij bent precies zo’n
vluchtleider die niet naar buiten kan, je neemt aan dat de informatie van de wereld echt is, maar kun je
, dat bewijzen, is dat wel echt? Als je je daar zorgen overmaakt, dan ben je een solipsist. Je kent alleen je
eigen gedachten. Volgens dit model kun je nooit weten of de rest echt is, of de rest een geest heeft. Hier
maakt de epistemologie zich zorgen over. Solipsisme: alleen directe kennis van de eigen geest.
Rationalisme versus empirisme
Rationalisme (Descartes, Leibniz, Spinoza): abstract denken. Kennis is a priori. We maken ons zorgen
over de waarheid van de kennis, maar je kennis start in je geest. Je begint met iets wat je echt zeker
weet, wat niet onwaar kan zijn: axioma’s (een onwrikbare zekerheid). Ik denk dus ik ben: ik twijfel dus ik
ben er, het kan niet zijn dat ik dus niet besta (Descartes). Als je daar logisch op doorbouwt, dan leidt je
daar deductief andere waarheden uit af. Als je maar logisch redeneert, kom je op het spoor van de
wereld die ook logisch in elkaar zit. Uitgaan van God: hij heeft ons geschapen want wij bestaan, God is
goed dus onze zintuigen zijn goed gevormd en daar kunnen wij dus vanuit gaan. Aanname: logische
structuur van de geest en feitelijke structuur van de wereld komen overeen.
Het is dus deductie, deductief redeneren: door logisch nadenken alles dichttimmeren, garanderen. Als je
goed redeneert, klopt het. Voordeel: de waarheid blijft gegarandeerd. Nadeel: er komt geen nieuwe
kennis bij, je leert niet want je gebruikt wat je weet.
Meetkunde van Euclidisch begon met axioma’s en kreeg en rijk web van meetkunde. Dit maakte indruk
op Descartes en andere rationalisten. Dus je kon dus echt kennis van de wereld verkrijgen door logisch
na te denken, de wereld lijkt eraan te gehoorzamen. Is dit ‘gratis’ kennis van de wereld?
Empirisme (Hobbes, Locke, Hume, logisch positivisten, etc.): kennis is het resultaat van zintuigprikkels en
inductie. Alles wat je maar weet over de wereld, komt door je zintuigen. Je bent een tabula rasa,
onbeschreven blad bij geboorte. Kennis is dus het resultaat van zintuiglijke prikkels en dat is het
resultaat van inductie. Je trekt een algemene conclusie uit een beperkt aantal waarnemingen. De
conclusie wordt alleen maar waarschijnlijker door premissen. De conclusie is onzeker op basis van juiste
waarnemingen, de waarheid is niet gegarandeerd (nadeel), maar het voordeel is dat er wel nieuwe
kennis bijkomt. Toch is het nuttig, ook al is de conclusie misschien niet juist, we zijn de hele tijd aan het
generaliseren.
Kant versus Hume
Inductieprobleem (volgens Hume): klopt de conclusie wel? Elke keer is de zon opgekomen, maar komt
de zon morgen wel op? Generalisatie kan nooit bewezen worden. We kennen geen oorzakelijkheid,
allen regular succession. Wat zien we echt en wat leiden we af?
De wereld is onbetrouwbaar, we kennen de dag van morgen niet. We kunnen proberen te voorspellen,
maar het is een poging. Een generalisatie kan nooit bewezen worden. Wetenschappers: we kunnen
eigenlijk alleen maar in verwachtingen spreken. Moeilijk voor filosofen: alles moest keihard bewezen
worden en nu moeten we uitgaan van onzekerheden dankzij Hume.
- Empirisme: alle kennis komt voort uit zintuigelijke waarneming
o Lijkt het meest kansrijk: Kant laat zien dat de zogenaamde sluitende bewijzen van de
rationalisten niet steekhoudend zijn
o De empiristische wetenschap bloeit
- Rationalisme: alle kennis komt voort uit logisch redeneren
o Hume laat zien dat de zintuigen ons geen kennis opleveren over: wetmatigheden,
oorzakelijkheid en morele juistheid (college 11)