Samenvatting domeinen Kennisbasistoets taal
,Domein 1, Mondelinge taalvaardigheid
Luisteren
Luisterdoelen:
1. Iets te weten willen komen
2. Een gevoel willen ondergaan
3. Een mening willen vormen
4. Een handeling willen uitvoeren
5. Een spel willen spelen
Luisterstrategieën:
1. Globaal luisteren (in grote lijnen luisteren, weinig oor voor detail)
2. Intensief luisteren (in grote lijnen luisteren, ook details voor een volledige beeldvorming)
3. Gericht luisteren (als je geïnteresseerd bent in een bepaald onderdeel van een verhaal)
4. Kritisch luisteren (tijdens het luisteren ook een mening vormen over het verhaal)
Spreken
Spreekdoelen:
1. Amuseren (spreker wil bepaalde emotie laten beleven)
2. Informeren (spreker geeft informatie over een onderwerp)
3. Instrueren (spreker wil aansporen tot verrichten van een bepaalde handeling)
4. Overtuigen (spreker haalt iemand over tot een mening)
Spreekstrategieën:
1. Oriënteren op het doel/onderwerp/soort van de spreektaak en op de
gesprekspartner/publiek
2. Reflecteren op het doel en de inhoud
3. Monitoren
4. Evalueren
Sociale taalfuncties
Taalfuncties:
1. Zelfhandhaving (zichzelf verdedigen, of bezit beschermen: dat is van mij!)
2. Zelfsturing (eigen handelingen met woorden ordenen, of een planning aankondigen: Ik ga
nu…)
3. Sturing van anderen (beïnvloeden van het bedrag van andere: zullen we dit gaan doen?)
4. Structurering van het gesprek (mag ik nu even wat zeggen?)
Cognitieve taalfuncties
Taalfuncties (in mate van complexiteit):
1. Rapporteren (verslag doen van iets wat gebeurt: benoemen, beschrijven, vergelijken)
2. Redeneren (beschrijving met een extra denkstap: chronologisch ordenen, concluderen,
relaties leggen)
3. Projecteren (verplaatsen in gedachten en gevoelens van iemand anders)
, Taalverwerving
Taalverwerving in taalgebruik situaties:
1. Semantische aspect (regels voor taalinhoud, betekenis van woorden)
2. Fonologische aspect (regels voor taalvorm, klank en betekenis)
3. Morfologische aspect (regels voor taalvorm, opbouw van woordvorming, samenstellingen
ed.)
4. Syntactische aspect (regels voor taalvorm, grammatica regels van taal, goede zinnen vormen
bijvoorbeeld)
5. Pragmatische aspect (regels voor taalgebruik)
Twee theorieën van taalverwering:
1. Creatieve constructietheorie
Kinderen imiteren niet simpelweg wat ouders/verzorgers zeggen, maar zijn creatieve
bouwers en beschikken over een eigen taalleermechanisme.
2. Interactionele benadering
Deze theorie voegt hier nog aan toe dat het taalaanbod van en de interactie met
moedertaalsprekers een grote rol speelt bij het leren van een taal
Taalontwikkelingsfasen
Fasen + kenmerken
1. Prelinguaal
0 tot 1 jaar, huilen, vocaliseren, vocaal spel, brabbelen
2. Linguaal
a. Vroeglinguale fase
1 tot 2.5 jaar, eenwoordzin, tweewoordzin, meerwoordzin
b. Differentiatie fase
2.5 tot 5 jaar, explosieve ontwikkeling waarin reeds verworven aspecten worden
uitgebouwd en verfijnd en nieuwe aspecten aan bod komen
c. Voltooiingsfase
5 jaar en ouder, kind bezit bouwstenen, puntjes worden op de i gezet