De tijd van jagers en boeren (tot 3000 v.C.)
Kenmerkende aspecten
De levenswijze van jager-verzamelaars
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
De levenswijze van jager-verzamelaars:
- Kleine samenlevingen (groepsgrootte o.a. afhankelijk van de draagkracht van
de natuur)
- Nomadisch (= rondtrekken)
- Egalitaire samenlevingen
- Duidelijke rolverdeling tussen man en vrouw
- Weinig bezit
- Vanaf 45.000 v.C. verspreiden over Europa
Einde van de ijstijd:
- Massale uitsterving grote dieren
- Ook neanderthalers sterven uit en de moderne mens blijft de enige
overgebleven mensensoort
- 10.000 jaar geleden → opwarming van de aarde
- Permanent ijs richting noorden
- Moderne mens (homo sapiens) trekt steeds verder noordwaarts
Twee revoluties:
1. Neolithische revolutie = de ontdekking van de landbouw. Ziektes ontstaan
waardoor de egalitaire samenleving verandert in een hiërarchie. De mens
verandert van natuur naar cultuurwezen. De natuur wordt naar de hand gezet.
2. Sedentaire revolutie = mensen geven hun nomadische bestaan op.
Domesticatie = het tam maken van dieren en planten. Dit deden ze bijv. bij wolven,
granen, schapen, koeien enz.
Mesopotamië = land tussen de rivieren
- 11.000 v.C. wordt hier de landbouw ontdekt
- Bakermat van de beschaving
- Groeiende bevolking verspreid landbouw verder over de wereld
Oorzaken van de landbouwrevolutie:
- Veranderingen in het klimaat
- Dieren waarop werd gejaagd namen sterk in aantal af
- Men ging dieren tam maken
, Ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen:
- Sedentair (op één plek)
- De draagkracht wordt groter
- Meer bezittingen
- Hiërarchische samenleving
- Mensen claimen grond
- Sneller verspreiden van ziektes
- Grotere samenlevingen
- Mensen veranderen van natuur naar cultuur
- Men ging doden begraven of cremeren, later ontstonden er ook hunebedden
Ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen:
- Irrigatie landbouw
- Voor het leven op de rivieroevers was er samenwerking en organisatie nodig
- Mesopotamië (dankzij irrigatie landbouw → voedseloverschotten, waardoor
een deel van de bevolking vrij gesteld kon worden van het boeren bestaan)
- Soemerië (ligt in Mesopotamië), hier ontstaan de eerste stedelijke
beschavingen vanaf 3500 v.C.
- Ontstaan nijverheid (werkzaamheden waarbij iets wordt gemaakt of bewerkt)
Vier eigenschappen urbane samenleving:
1. Hiërarchische opbouw van de samenleving → veel sociale klassen zoals
priesterklasse (koning incl.), ambachtslieden, arbeiders, slaven.
2. Godsdienstig centrum → diende als religieus centrum, distributiecentrum,
marktfunctie.
3. Het schrift → handig bij re distributie, belastingen, boekhouding, wetten,
religieuze verhalen.
4. Specialisatie → niet iedereen houdt zich bezig met de landbouw, maar
specialiseert zich in bijv. ambachtslieden, priesters, ambtenaren, soldaten. Zij
werden betaald met de landbouwoverschotten (re distributie centrum)
De tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.C. – 500)
,Kenmerkende aspecten
De ontwikkeling van wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat
Het Romeinse imperium en de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur
De vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse en de Germaanse cultuur
De ontwikkeling van het jodendom en christendom
De levenswijze van de Grieken:
- Mythologisch wereldbeeld die verklaard werd door goden
- Leefden in poleis; stadstaten met elk een eigen bestuur, leger en wetten
- Monarchie → aristocratie / oligarchie → Athene wordt een directe democratie
Het Romeinse imperium
- Rome 753 v.C.
- Monarchie → aristocratie met een senaat → 27 v.C. keizerrijk
- 264 v.C. expansie van Rome → legeraanvoerders werden machtig →
burgeroorlogen tussen generale → Julius Caesar benoemd tot dictator
- Met Augustus (die het keizerrijk had gesticht) begonnen twee eeuwen van rust
- Ontstaat een Grieks-Romeinse cultuur
- Veroverde steden werden geromaniseerd
- Romanisering wordt sterker bij Rome, rivieren en havens, steden, limes
De slag in het Teutoburgerwoud 9 n.C.: Romeinen wilden stukken gebied veroveren
van de Germanen. De romeinen dachten dat dit makkelijk zou zijn aangezien de
Germanen ten opzichte van de Romeinen slecht uitgerust waren. In het open veld
waren ze dus kansloos, maar ze konden de Romeinen in het bos verassen omdat ze
sneller waren en het gebied kenden. Dit gebeurde dus ook. De romeinen werden
verslagen en trokken zich terug achter de Rijn en dat bleef voortaan de limes (grens).
De val van Rome (in het westen):
- Volksverhuizingen, door epidemieën daalde het aantal inwoners en nemen de
productie en handel af
- Druk aan de grenzen (barbaren) → vandalen 445 en goten 476
- Interne problemen (machtsstrijd) vanaf de 3e eeuw n.C.
- Christendom ondermijnt oude gezagsculturen
- Imperial overstretch (rijk is te groot) → onoverzichtelijk, interne vijanden,
externe vijanden, grotere grenzen waardoor mensen makkelijk binnenkomen
→ ontstaat een West en Oost-Romeins rijk
Aristocratie : regering door adel, dit wordt bepaald door afkomst
Monarchie : regering door vorst
Democratie : regering door volk
Tirannie : regering door onwettig alleenheerser
,Oligarchie : regering door elite, dit wordt gebaseerd op status
Grieken Romeinen (Grieks-Romeinen)
Zuilen (pilaren) Ook zuilen, maar meer versieringen
zoals koepels en bogen
Grieks theater: een helft, tegen een berg Amfitheater: helemaal rondom, stoeltjes
aan op hout gemaakt, beton
Idealisme Realisme
Naakt beeld Beeld me kleding aan
Contacten tussen Romeinen en Germanen (confrontatie hoeft niet perse oorlog te
betekenen) 00
- Oorlog
- Handel
- Bondgenoten
Vroege verspreiding van het jodendom:
- 12 apostelen = mensen die het geloof gaan verspreiden
- Aansluiting bij de Joodse Diaspora (verspreiding joden)
Verschillen tussen het jodendom en christendom
- Christendom gelooft dat de Messias als geweest is, namelijk Jezus, terwijl de
Messias bij de joden nog moet komen.
- Joden zijn niet alleen een religie maar ook een volk. Je kan je dus niet zomaar
bekeren tot het jodendom. Bij het christendom kan dat wel.
Redenen tot bekering
- Beter leven na de dood
- Gelijkheid, aantrekkelijk voor de armen, slaven en vrouwen
Christenvervolgingen: Nero 64 n.C. → o.a. Petrus gedood.
Constantijn de Grote:
- Vanaf 312 wordt het christendom toegestaan en wordt hij zelf christen
- Einde 4e eeuw wordt het de staatsgodsdienst
- Bijbel wordt geschreven
Christendom wordt staatsgodsdienst
- 394: polytheïsme verboden
- Christendom is de enige toegestane godsdienst
De tijd van monniken en ridders (500 – 1000)
,Kenmerkende aspecten
Ontstaan en verspreiding van de islam
De ontwikkeling in West-Europa van landbouw-stedelijke naar
landbouwsamenleving
Feodale verhoudingen in het bestuur
De verspreiding van het christendom in Europa
De opkomst van de Islam
- Profeet Mohammed met heilig boek de Koran
- Jihad: streven naar uitbreiding van de Islam
- Rond 650 valt de expansie stil door onderlinge oorlog tussen de sjiieten
(aanhangers van Ali die vermoord was en de laatste kalief) en de soennieten
(aanhangers van de omayyaden, een familie die de macht greep en een
dynastie stichtten)
- Reconquista 1492: christelijke vorsten nemen Granada in in Zuid-Spanje en
verjagen de moslims
Begin middeleeuwen:
- Steden verdwijnen grotendeels → Rome gaat van 1.000.000 naar 30.000
- Economie stort ineen (geld verdwijnt)
- Schrift verdwijnt, behalve bij geestelijkheid
- Slavernij verdwijnt officieel
- Beperkt voedsel aanvoer naar steden
- Steden Autarkisch: ze leefden van de opbrengst van het eigen land
Horigheid: horigen geven vrije status op in ruil voor bescherming. Wederzijdse
afhankelijkheid tussen boer en heer.
Rechten horigen:
- Geen dienstplicht
Plichten horigen:
- Werken op vroonland voor de heer
- Gebonden aan de grond (geen persoonlijk bezit van de heer)
Ontstaan hof stelsel:
- Steden onveilig, waardoor de mensen naar het platteland trekken
- Bescherming bij rijke boeren
- Terug naar agrarische samenleving (discontinuïteit)
Het hof stelsel:
- Tweeledig domein:
1. Vroonland, land van de heer
2. Hoevenland, land van vrije boeren
, - Gemeenschappelijk: hoeve, kerk, molen
- Horige boeren waren aan een domein van hun heer of klooster gebonden. Zij
mochten de omliggende bossen en woeste gronden gebruiken en in ruil
daarvoor moesten zij herendiensten verrichten
Rechten vrije boeren:
- Deelname rechtspraak
- Ontginnen ‘westerse gronden’
Plichten vrije boeren:
- Heervaart (dienstplicht)
- Betalen eigen wapenuitrusting, voor veel boeren is dit echter veel te duur
Feodale systeem:
- de koning gaf een gebied of een ambt in leen aan een vazal of leenman en
beloofde hem te beschermen. In ruil zwoer de vazal dat hij zijn leenheer zijn
leven lang trouw zou dienen.
- Rijk verdeeld in graafschappen en hertogdommen, waar de hertogdommen
het belangrijkst waren
- Graven en hertogen waren de leenmannen en moesten namens de koning
recht spreken, militairen oproepen enz.
- Leenmannen waren moeilijk te controleren → gingen later ook zelf land en
ambten in leen uitgeven
Feodale systeem was een noodoplossing door:
- Afwezigheid infrastructuur
- Afwezigheid groot leger
- Afwezigheid geldeconomie
- Afwezigheid centrale belastingheffing
De tijd van steden en staten (1000 – 1500)
Kenmerkende aspecten