Zeer uitgebreide samenvatting van ALLE verplichte stof voor het vak behandelingsmethoden en klinische vaardigheden, onderdeel van de master Medische Psychologie aan Tilburg University. Door het leren van deze samenvatting heb ik een 8 voor het tentamen gehaald.
Hoorcollege 2 Cognitieve gedragstherapie theorie 1
Quiz
Vraag 1. Wie waren belangrijke personen in het behaviorisme?
Skinner, Watson en Pavlov.
Vraag 2. Volgens het behavioristische perspectief kom je op aarde als een…
Tabula rasa (onbeschreven blad). De cognitieve gedragstherapie gaat ervan uit dat alles
aangeleerd is. Mensen worden volgens de cognitieve gedragstherapie niet geboren met
bepaald intentioneel gedrag. Tot aan de dood leren we continu.
Vraag 3. Wat houdt het behaviorisme in? Een stroming…
Waarin de psychologie beschouwd wordt als een wetenschap. Dit is ook een statement van
de cognitieve gedragstherapie. De cognitieve gedragstherapie vormt namelijk het stramien
van wetenschappelijk onderzoek. Je begint met een bepaalde probleemstelling (hulpvraag)
en hier stel je een hypothese over op. Vervolgens maak je een holistische theorie en doe je
een voorspelling die je aan de hand van een functieanalyse verder uitwerkt. Deze
functieanalyse wordt getoetst tijdens de behandeling en aan de hand van dit resultaat kan
de behandeling eventueel worden bijgesteld. De cognitieve gedragstherapie is dus geënt op
het wetenschappelijke proces.
Vraag 4. Welke uitspraak is niet juist?
De cognitieve gedragstherapie is ontstaan in de VS. Rond de jaren 50 kwam de cognitieve
gedragstherapie in verschillende delen van de wereld opzetten als reactie op de
psychotherapeutische stroming (psychoanalyse). Rond de jaren 50 begon men meer na te
denken vanuit de experimentele psychologie.
Vraag 5. Visie op cognitieve therapie. Welke stelling is onjuist?
De nadruk ligt op subjectieve ervaringen. Bij de cognitieve therapie ligt de nadruk juist niet
op subjectieve ervaringen. De grondleggers van de cognitieve therapie zijn Albert Ellis en
Aaron Beck. Aaron Beck merkte op dat depressies zich niet zo makkelijk lieten behandelen
door gedragstherapie (dus puur gericht op gedrag). Bij een depressie speelt zich van alles af
in het hoofd van mensen, maar niet in hun gedrag. Mensen met een depressie vallen als het
ware stil (de lichaamsprocessen vertragen). Depressieve mensen ontwikkelen een bepaalde
lichamelijke stijfheid. Je kunt mensen met een depressie wel reactiveren (door dingen te
ondernemen weer in contact met andere mensen komen), maar er moet ook iets met de
gedachten van deze mensen gebeuren.
De cognitieve gedragstherapie van Beck houdt in dat gedachten worden getoetst aan de
werkelijkheid. Vaak bestaan er negatieve automatische gedachten waaronder zich een
negatieve kern bevindt die wordt uitgevraagd door middel van cognitieve gedragstherapie.
Depressieve mensen hebben vaak onrealistische gedachten over zichzelf en de wereld. De
cognitieve gedragstherapie daagt deze gedachten uit en toetst ze aan de werkelijkheid.
Hierbij gaat het dus niet om subjectieve ervaringen.
Vraag 6. Wat is niet waar over klassieke conditionering?
Je beloont natuurlijk gedrag. Dit is juist een kenmerk van operant conditioneren. Bij
,operante conditionering wordt beloning en straf uitgedeeld waardoor een bepaalde
gedraging in frequentie toe of af zal nemen.
Bij de klassieke conditionering worden 2 zaken aan elkaar gekoppeld omdat ze in de tijd
tegelijkertijd of vlak na elkaar plaatsvinden/aangeboden worden. Er is dan ook een
aangeboren reflex nodig bij klassiek conditioneren (bijvoorbeeld een schrikreflex). Klassiek
conditioneren wordt ook wel emotioneel leren genoemd aangezien het gaat om het leren
van betekenis. Bij operant conditioneren gaat het meer over gedrag. Je doet iets en hier
word je voor beloond of gestraft waardoor dat gedrag toe of af zal nemen.
Vraag 7. Wat is niet waar over operante conditionering?
Het leren van betekenissen. Dit past meer bij de klassieke conditionering. Doordat 2 zaken
samengaan in de tijd, leer je van deze zaken betekenis. Bij operante conditionering gaat het
meer om het leren van een verband tussen een bepaalde gedraging en een gevolg.
Een voorbeeld hiervan is dat je op dag 1 vergeet een paraplu mee te nemen en dus
natregent. Op dag 2 neem je wel een paraplu mee omdat het nat zijn een vervelende
ervaring was. Voor dit gedrag wordt je beloond aangezien je nu droog blijft.
Bij operante conditionering gaat het dus om het leren van de verbanden tussen gedragingen
en gevolgen. Wanneer iemand wordt beloond voor bepaald gedrag zal diegene dat gedrag
vaker gaan vertonen. Door het geven van straf voor een bepaalde gedraging zal deze
gedraging juist uitdoven.
Mensen leren vooral door beloningen en minder door straffen. Het is daarom belangrijk om
de sterke kanten van iemand te benadrukken. Operante conditionering gaat ook over het
doelgericht en zinvol omgaan met verworven betekenissen. Eerst leer je betekenissen via
klassieke conditionering en vervolgens vertoon je bepaald gedrag via operante
conditionering.
Vraag 8. Welke vorm van conditionering heeft op het filmpje plaatsgevonden?
Operante conditionering. Er wordt namelijk een bepaalde gedraging gesteld en deze
gedraging wordt beloond. Operant betekent dat je iets doet in de omgeving. Eerst doe je iets
per ongeluk en dit gedrag wordt vervolgens beloond. Hierdoor leer je dat er een verband
bestaat tussen het vertonen van dit gedrag en beloond worden. Het belonen van dit gedrag
zal ervoor zorgen dat het gedrag toeneemt.
Basiskenmerken van de cognitieve gedragstherapie
Binnen de cognitieve gedragstherapie is het aangrijpingspunt altijd het gedrag. Gedrag is
observeerbaar. Emoties kun je bijvoorbeeld niet waarnemen. Hier kan de patiënt alleen iets
over vertellen. Vanuit de wetenschappelijke visie grijpt de cognitieve gedragstherapie terug
op observeerbaar gedrag waar vervolgens dingen uit worden afgeleid. Waar er op wordt
ingegrepen, heeft volgens de cognitieve gedragstherapie gevolgen voor andere
modaliteiten. Ingrijpen op het gedrag heeft bijvoorbeeld ook gevolgen voor de emoties en
gedachten van de patiënt, en andersom.
Een ander basiskenmerk van de cognitieve gedragstherapie is dat gedrag is aangeleerd. Ook
het problematische gedrag is dus aangeleerd. We leren al dingen vanaf onze geboorte. De
cognitieve gedragstherapie heeft ook experimentele modellen voor het ontstaan van
psychopathologie.
Een derde basiskenmerk van cognitieve gedragstherapie is dat het een wetenschappelijk
fundament heeft. De gehele behandeling wordt vormgegeven analoog aan wetenschappelijk
,onderzoek. Binnen de cognitieve gedragstherapie worden dus ook hypothesen opgesteld die
ook getoetst worden.
Dit is terug te zien in het gedragstherapeutische proces (4e basiskenmerk). Tijdens het
gedragstherapeutische proces wordt er informatie verzameld over de cliënt waar vervolgens
hypothesen over worden opgesteld.
Het wetenschappelijke proces
Het wetenschappelijke proces ziet er als volgt uit:
- Aanmeldingsprobleem (een patiënt meldt zich
met een probleem. Deze probleemstelling wordt
vervolgens onderzocht)
- Informatieverzameling (dit wordt vooral gedaan
door te observeren)
- Holistische theorie en functieanalyse (er worden
een holistische theorie en functieanalyse
opgesteld)
- Behandelplan (aan de hand van de verzamelde
informatie en de holistische theorie wordt een
voorspelling gedaan)
- Therapeutische methoden en technieken (de
voorspelling die is opgesteld wordt getoetst om te
onderzoeken of de therapeutische methoden
voldoende werken en of de holistische theorie klopt)
- Evaluatie (tijdens deze fase kan de behandeling bij
worden gesteld of wordt de behandeling afgesloten)
De lijn tussen diagnostiek en behandeling
Tijdens de eerste sessies met een cliënt wordt er vooral veel
aan diagnostiek gedaan en minder aan behandeling. Vaak
wordt er tijdens de eerste sessies wel al psycho-educatie
gegeven en door dingen uit te vragen, kan er structuur in het
verhaal van de cliënt worden gebracht wat ook zorgt voor meer inzicht voor de cliënt. In de
loop van het contact met de cliënt wordt er steeds meer behandeld en steeds minder aan
diagnostiek gedaan. Maar het is nooit zo dat de diagnostiek in de eerste sessie al is afgerond.
Het is namelijk belangrijk om tijdens iedere fase van het proces te toetsen of de hypothesen
nog kloppen.
Informatie verzamelen
Er bestaan verschillende manieren om informatie te verzamelen, namelijk:
- (Klachten-) anamnese: hierbij wordt er gekeken naar de klachten van de cliënt,
wanneer de cliënt last heeft van de klachten, wat de gevolgen van de klachten zijn
enz. Ook worden de algemene gegevens van de cliënt in kaart gebracht zoals
zijn/haar biografie, psychosociale situatie, familiare belasting enz.
- Eventueel heteroanamnese: hierbij kan het gesprek worden aangegaan met de
partner, ouders, kinderen of andere belangrijke naasten van de cliënt. Deze kunnen
relevante aanvullende informatie geven.
, - Observaties: het observeren begint eigenlijk al in de wachtkamer. Verder kijk je naar
hoe de cliënt eruit ziet, hoe het contact met de cliënt verloopt en of er
opvallendheden bestaan tijdens het gesprek.
- Vragenlijsten: op basis van het eerste gesprek met een cliënt kunnen er vragenlijsten
worden uitgekozen die ingezet kunnen worden om de eerste hypothesen te toetsen
en aanvullende informatie te verkrijgen.
- Registraties: na het eerste gesprek kan de cliënt de opdracht krijgen om zijn/haar
klacht te registreren.
Verklarende diagnostiek
Je probeert te achterhalen waarom deze patiënt deze specifieke klachten heeft in een
specifieke context. Het gaat hierbij dus om het leggen van verbanden.
Bij de verklarende diagnostiek zijn vragenlijsten erg belangrijk. Dit kunnen klachtenlijsten zijn
maar ook persoonlijkheidsvragenlijsten. Ook kan er een semi-gestructureerd interview
worden gehouden met de cliënt. Daarnaast wordt er bijna altijd een holistische theorie
opgesteld samen met de cliënt. Hierin probeer je globaal te begrijpen waarom een patiënt
(met zijn voorgeschiedenis, levenservaringen en belangrijke levensgebeurtenissen) doet
zoals hij doet.
De cognitieve gedragstherapie gaat ervan uit dat ook problematisch gedrag zinvol is. Een
patiënt kan dit gedrag bijvoorbeeld vertonen om ergens minder van te lijden of om zich
comfortabeler te voelen. Wanneer hier meer zicht op is, kan er een functie (en/of betekenis)
analyse gemaakt worden.
Classificerende of beschrijvende diagnostiek
De classificerende diagnostiek vindt plaats aan de hand van de DSM-5. Afhankelijk van een
classificatie wordt een bepaalde behandeling vergoed door de zorgverzekeraar. Ook de
protocollen voor de behandeling zijn geschreven aan de hand van deze classificaties. De
classificatie dient dus als toegangspoort voor evidence-based behandelingen. Daarnaast
geeft een classificatie structuur en richting aan je eigen plan en behandeling.
De protocollen geven een leidraad die gebruikt kan worden om een behandeling vorm te
geven. Maar het is wel belangrijk om deze protocollen aan te passen aan de patiënt. Het is
echter wel belangrijk om gebruik te maken van protocollen. Deze protocollen zijn namelijk
volgens een model ontworpen, getoetst en werkzaam gebleken.
Holistische theorie
De holistische theorie is een theorie over de samenhang van problemen, relevante
eigenschappen van de patiënt en de omstandigheden waarin de problemen zich voordoen.
Iets is holistisch wanneer er naar het geheel wordt gekeken en niet naar de som van de
verschillende delen. De achtergrond van de cliënt is nu dus bekend en de holistische theorie
is een manier om deze informatie te ordenen. Dit is zeker goed wanneer de patiënt
complexe problematiek heeft of meerdere problemen tegelijkertijd. Aan de hand van de
holistische theorie kan dan een probleemselectie gemaakt worden.
Wanneer het gaat om een enkelvoudige klacht is het maken van een holistische theorie niet
per se nodig. De holistische theorie wordt ook wel de casusconceptualisatie genoemd.
Men stelt dus een holistische theorie op om een goed beeld te krijgen van de samenhang
tussen de ontwikkeling van de cliënt, zijn persoonlijkheid en de klachten die hij ervaart. Het
is een laagdrempelige manier om veel informatie op een overzichtelijke manier te
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper hannie97. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,99. Je zit daarna nergens aan vast.