Tentamenstof Ontwikkelingspsychologie.
Boek: Feldman, R. (2020). Ontwikkelingspsychologie: het begin van de levensloop (8e ed.)
Amsterdam: Pearson Education Benelux.
Externe bronnen: Cursus > Introductie > Wat is tentamenstof?
Tentamen: CBI tentamen van 60 drie-keuze vragen.
Tentamenstof:
Hoofdstuk 1 (m.u.v. 1.2.1 en 1.2.2)
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4 (m.u.v. 4.1.3)
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 12 (m.u.v. 12.3)
Hoofdstuk 13
Zwangerschapshormonen
DNA
APGAR
Ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel
Leerdoelen.
Nadat u deze cursus hebt afgerond, ben je in staat om:
- een definitie te geven van het vakgebied ontwikkelingspsychologie en de belangrijkste
onderwerpen en vraagstukken binnen het vakgebied te noemen.
- de belangrijkste theoretische perspectieven binnen de ontwikkelingspsychologie te
onderscheiden en deze te koppelen aan de ontwikkelingen per levensfase.
- uit te leggen hoe de wetenschappelijke werkwijze kan worden gebruikt om vragen over
de menselijke ontwikkeling te beantwoorden.
- aan te geven welke rol onze genetische erfenis speelt in de menselijke ontwikkeling, en
hoe omgeving en genetische achtergrond interacteren bij het bepalen van menselijke
eigenschappen.
- de prenatale ontwikkelingsstadia en de bedreigingen van de foetale omgeving te
beschrijven.
- het verloop van de bevalling en de complicaties die kunnen optreden bij de geboorte te
beschrijven.
- te beschrijven en herkennen wat de belangrijkste fysieke, cognitieve, emotionele, sociale
en persoonlijkheidsontwikkelingen zijn tijdens de baby-, peuter-, kleuter- en schooltijd.
Nadat up Thema 1 hebt bestudeerd, kunt u:
- een definitie van ontwikkelingspsychologie geven.
- een beschrijving geven van de uitgangspunten en reikwijdte van het vakgebied.
- de belangrijkste onderwerpen en vraagstukken binnen de ontwikkelingspsychologie
benoemen.
- de recente ontwikkelingen en de toekomst van het vakgebied schetsen.
- verschillende invloeden op de menselijke ontwikkeling onderscheiden.
- kennis en inzicht demonstreren van/in de belangrijkste theoretische perspectieven
binnen de ontwikkelingspsychologie.
,- uitleggen wat wordt verstaan onder de wetenschappelijke werkwijze en hoe deze kan
worden gebruikt om ontwikkelingsvraagstukken te beantwoorden.
- een beschrijving geven van de belangrijkste onderzoeksstrategieën en -problemen waar
de ontwikkelingspsycholoog mee in aanraking komt.
Nadat je Hoofdstuk 1 hebt bestudeerd, kun je:
- het vakgebied ontwikkelingspsychologie definiëren.
- een overzicht geven van de reikwijdte van het vakgebied ontwikkelingspsychologie.
- voorbeelden geven van historische invloeden op de ontwikkeling (cohorteffecten) en van
belangrijke leeſtijdsgebonden, sociaal-culturele en nietnormatieve factoren die de
ontwikkeling beïnvloeden.
- de eerste denkbeelden over jeugd en kinderen schetsen.
- de opkomst van de ontwikkelingspsychologie als een nieuwe discipline beschrijven.
- de belangrijkste vraagstukken in de ontwikkelingspsychologie samenvatten.
- een voorspelling doen over toekomstige trends op het gebied van
ontwikkelingspsychologie.
Nadat je Hoofdstuk 2 hebt bestudeerd, kun je:
- de uitgangspunten van het psychodynamisch perspectief beschrijven.
- de uitgangspunten van het behavioristisch perspectief beschrijven.
- de uitgangspunten van het cognitief perspectief beschrijven.
- de uitgangspunten van het systemisch perspectief beschrijven.
- de uitgangspunten van het evolutionair perspectief beschrijven.
- uitleggen waarom het belangrijk is om meerdere perspectieven toe te passen op de
ontwikkeling van het kind.
- de stappen van wetenschappelijk onderzoek toelichten.
- de hoofdkenmerken van experimenteel onderzoek vergelijken met die van correlationeel
onderzoek.
- uitleggen wat surveys, natuurlijke observatie en casestudy’s inhouden.
- het onderscheid tussen veld- en laboratoriumonderzoek toelichten.
- het verschil uitleggen tussen theoretisch en toegepast onderzoek.
- de belangrijkste onderzoeksstrategieën waarmee je veranderingen in de ontwikkeling
kunt meten, samenvatten.
- de voornaamste ethische onderzoeksprincipes benoemen.
Nadat u Thema 2 hebt bestudeerd, kunt u:
- kennis demonstreren van de basisbeginselen van de genetica.
- kennis demonstreren van de basisbeginselen van de epigenetica.
- inzicht demonstreren in de mechanismen die een rol spelen bij overerving.
- inzicht demonstreren in de wijze waarop omgeving en genetische achtergrond
interacteren bij het bepalen van menselijke eigenschappen.
- een beschrijving geven van de prenatale ontwikkelingsstadia.
- kennis demonstreren van de verschillende hormonen die een rol spelen bij de
zwangerschap
- kennis demonstreren van factoren die de foetale omgeving bedreigen.
- een beschrijving geven van een normale bevalling.
- kennis en inzicht demonstreren van/in het APGAR-meetsysteem voor het beoordelen
van de gezondheid van pasgeboren baby's.
- de complicaties noemen die kunnen optreden bij de geboorte, evenals de oorzaken,
gevolgen en behandelingen hiervan.
- de capaciteiten van een pasgeboren baby beschrijven.
Nadat je Hoofdstuk 3 hebt bestudeerd, kunt u:
- uitleggen welke rol genen en chromosomen spelen in de creatie van menselijk leven.
- de basisbeginselen van de genetica kort samenvatten.
,- uitleggen hoe genetische informatie wordt overgedragen.
- benoemen wat we hebben geleerd van het in kaart brengen van het menselijke genoom.
- uitleggen wat genetische consultatie en erfelijkheidsadvies is en wat het nut ervan is.
- het verband tussen genotype en fenotype en het begrip multifactoriële overerving
illustreren.
- uitleggen hoe onderzoekers de wisselwerking van genetische en omgevingsfactoren in
de ontwikkeling bestuderen.
- de invloed van genetica en de omgeving op fysieke kenmerken, intelligentie en
persoonlijkheid beschrijven.
- uitleggen welke rol nature en nurture spelen in de ontwikkeling van psychische
stoornissen.
- toelichten hoe genen invloed kunnen hebben op de omgeving.
- schetsen wat er gebeurt tijdens de prenatale fasen van de ontwikkeling.
- enkele problemen rondom zwangerschap toelichten.
- uitleggen welke bedreigingen voor de prenatale omgeving er zoal bestaan.
Nadat je Hoofdstuk 4 hebt bestudeerd, kunt u:
- het normale proces van de bevalling beschrijven.
- beschrijven wat er gewoonlijk direct na de geboorte met de neonaat gebeurt.
- de verschillende opvattingen over en de manieren van bevallen vergelijken.
- de mogelijke complicaties bij de geboorte en de bijbehorende oorzaken, gevolgen en
behandelmogelijkheden toelichten.
- situaties beschrijven waarin een keizersnede moet worden uitgevoerd.
- de factoren die bijdragen aan zuigelingensterſte benoemen.
- postnatale depressie beschrijven.
- de fysieke en zintuiglijke vaardigheden van pasgeborenen benoemen.
- uitleggen wat het leervermogen van de pasgeborene behelst.
- de manieren beschrijven waarop pasgeborenen op anderen reageren.
Nadat u Thema 3 hebt bestudeerd, kunt u:
- een beschrijving geven van de ontwikkeling van het menselijk lichaam in de babytijd.
- de belangrijkste pre- en postnatale ontwikkelingen van het centrale zenuwstelsel
beschrijven.
- inzicht demonstreren in de wijze waarop de omgeving invloed heeft op het
ontwikkelingspatroon in de babytijd.
- de belangrijkste lichaamscycli tijdens de babytijd beschrijven.
- een beschrijving geven van de motorische ontwikkelingen in de babytijd.
- een beschrijving geven van de zintuiglijke vermogens van baby's.
- de cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget toepassen op de cognitieve
ontwikkelingen in de babytijd.
- kennis demonstreren van de belangrijkste kritieken op de cognitieve
ontwikkelingstheorie van Piaget.
- een beschrijving geven van de informatieverwerking tijdens de babytijd.
- instrumenten noemen die worden gebruikt om intelligentie bij baby's te meten.
- een beschrijving geven van de taalontwikkeling in de babytijd en hebt u kennis van de
rol die de omgeving hierbij speelt.
- een beschrijving geven van het emotionele leven van baby's
- een beschrijving geven van het mentale leven van baby's
- uitleggen wat hechting is en hoe die zich verhoudt tot toekomstige sociale competenties
van individuen
- kennis demonstreren van de rol die de omgeving speelt bij de sociale ontwikkeling van
baby's
- inzicht demonstreren in de totstandkoming van individuele verschillen tussen baby's.
,Nadat u Hoofdstuk 5 hebt bestudeerd, kunt u:
- beschrijven hoe het menselijk lichaam zich in de babytijd ontwikkelt.
- uitleggen hoe het zenuwstelsel en de hersenen zich in de babytijd ontwikkelen.
- de processen beschrijven die zorgen voor integratie van de lichaamssystemen van de
baby.
- wiegendood en plotselinge onverwachte kindersterſte toelichten.
- reflexen en hun bijdragen aan de motorische ontwikkeling beschrijven.
- de ontwikkeling en coördinatie van motorische vaardigheden bij baby’s toelichten.
- uitleggen hoe ontwikkelingsnormen worden gehanteerd en geïnterpreteerd.
- de relatie tussen voeding en de fysieke ontwikkeling van baby’s verklaren.
- de visuele perceptievaardigheden van baby’s benoemen.
- de auditieve perceptievaardigheden van baby’s benoemen.
- uitleggen wat multimodale perceptie is.
Nadat u Hoofdstuk 6 hebt bestudeerd, kunt u:
- de basiskenmerken van Piagets theorie over cognitieve ontwikkeling beschrijven.
- de vorderingen in cognitieve ontwikkeling tijdens het sensomotorische stadium
benoemen.
- Piagets theorie vergelijken met later onderzoek.
- uitleggen hoe baby’s informatie verwerken.
- de geheugencapaciteit en de duur van herinneringen bij baby’s beschrijven.
- de neurologische basis van het geheugen bij kinderen samenvatten.
- de ontwikkeling van intelligentie bij baby’s toelichten.
- de onderliggende processen van taalontwikkeling bij kinderen verklaren.
- de verschillen tussen theorieën over taalontwikkeling toelichten.
- beschrijven hoe kinderen de taal van volwassenen beïnvloeden.
Nadat u Hoofdstuk 7 hebt bestudeerd, kunt u:
- beschrijven hoe baby’s emoties ervaren en uitdrukken.
- oorzaken van vreemdenangst en scheidingsangst uitleggen.
- uitleggen hoe baby’s zelfbesef ontwikkelen.
- uitleggen hoe baby’s emoties van anderen gebruiken om sociale situaties te
interpreteren.
- het mentale leven van baby’s beschrijven.
- de invloed van vroege hechting op iemands latere sociale vaardigheid samenvatten.
- de rol van ouders in de totstandkoming van hechting bij baby’s uitleggen.
- rollen die anderen spelen in de sociale ontwikkeling van baby’s vergelijken.
- de effecten van kinderopvang beschrijven.
- uitleggen hoe baby’s een unieke persoonlijkheid ontwikkelen.
- temperament bij baby’s toelichten.
- verschillen tussen baby’s op basis van geslacht toelichten.
Nadat u Thema 4 hebt bestudeerd, kunt u:
- een beschrijving geven van de fysieke veranderingen die plaatsvinden in de peuter- en
kleutertijd.
- een beschrijving geven van de ontwikkeling van de hersenen en de zintuigen tijdens de
peuter- en kleutertijd.
- een beschrijving geven van de motorische ontwikkeling van peuters en kleuters en de
ontwikkeling van rechts- of linkshandigheid.
- de voedingsbehoeften van peuters en kleuters beschrijven.
- kennis demonstreren van de gevaren tijdens de peuter-/kleutertijd zoals ongevallen,
ziekten en mishandeling.
- de cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget toepassen op de cognitieve
ontwikkelingen in de peuter- en kleutertijd.
,- de informatieverwerkingstheorie toepassen op de cognitieve ontwikkelingen in de
peuter- en kleutertijd.
- de theorie van Vygotsky toepassen op de cognitieve ontwikkelingen in de peuter- en
kleutertijd.
- een beschrijving geven van de taalontwikkeling in de peuter- en kleutertijd en hebt u
kennis van de rol die de omgeving hierbij speelt.
- de wijze beschrijven waarop omgevingsinvloeden zoals televisie en computers de
cognitieve ontwikkeling van peuters en kleuters kunnen beïnvloeden.
- beschrijven hoe peuters en kleuters een beeld van zichzelf ontwikkelen.
- beschrijven hoe peuters en kleuters een besef van gender ontwikkelen.
- de belangrijkste sociale relaties en speltypen tijdens de peuter- en kleutertijd
beschrijven.
- kennis demonstreren van de verschillende opvoedingsstijlen die ouders hanteren en
welke effecten deze kunnen sorteren.
- beschrijven hoe peuters en kleuters moreel besef ontwikkelen.
- kennis demonstreren van de verschillende theorieën over de ontwikkeling van agressie
tijdens de peuter- en kleutertijd.
Nadat u Hoofdstuk 8 hebt bestudeerd, kunt u:
- beschrijven welke lichamelijke veranderingen kinderen in de peuter- en kleuterjaren
doormaken.
- samenvatten hoe de hersenen van kinderen in de peuter- en kleuterjaren veranderen.
- uitleggen hoe groei van de hersenen van invloed is op cognitieve en zintuigelijke
ontwikkeling.
- uitleggen hoe de grove en fijne motoriek zich in de peuter- en kleuterjaren ontwikkelen.
- factoren noemen die bepalen of een kind aan zindelijkheidstraining toe is.
- illustreren hoe links- of rechtshandigheid en artistieke expressie zich in de peuter- en
kleuterjaren ontwikkelen.
- de slaappatronen van kinderen in de peuter- en kleuterjaren schetsen.
- uitleggen welke voedingsbehoeſten kinderen in de peuter- en kleuterjaren hebben en
wat overgewicht veroorzaakt.
- ziekten benoemen waarmee peuters en kleuters te maken kunnen krijgen.
- toelichten waarom ongevallen in de peuter- en kleuterjaren een grote bedreiging zijn.
- soorten kindermishandeling en mogelijke oorzaken daarvan toelichten.
- karaktertrekken die kunnen bijdragen aan de veerkracht van een kind benoemen.
Nadat u Hoofdstuk 9 hebt bestudeerd, kunt u:
- Piagets theorie over cognitieve ontwikkeling tijdens de peuter- en kleuterjaren schetsen.
- de informatieverwerkingsbenaderingen van cognitieve ontwikkeling tijdens de peuter- en
kleuterjaren samenvatten.
- Vygotsky’s benadering van cognitieve ontwikkeling uitleggen.
- beschrijven hoe het taalvermogen zich tijdens de peuter- en kleuterjaren ontwikkelt.
- de verschillende vormen van opvang van peuters en kleuters en de mogelijke invloeden
daarvan beschrijven.
- het belang van het voorlezen van peuters en kleuters beargumenteren.
- effecten van televisie en digitale media op peuters en kleuters en enkele daaruit
voortvloeiende tips voor media-opvoeding benoemen.
Nadat u Hoofdstuk 10 hebt bestudeerd, kunt u:
- uitleggen hoe peuters en kleuters een zelfbeeld ontwikkelen.
- verschillende verklaringen voor de genderontwikkeling vergelijken.
- uitleggen hoe peuters en kleuters seksualiteit ontdekken.
- toelichten wat wordt bedoeld met genderdiversiteit en genderbewust opvoeden.
- de sociale relaties en spelletjes waaraan peuters en kleuters deelnemen beschrijven.
- toelichten hoe peuters en kleuters een theory of mind ontwikkelen.
,- beschrijven welke opvoedingsstijlen ouders hanteren en wat de effecten daarvan op hun
kinderen kunnen zijn.
- verschillende benaderingen van de morele ontwikkeling bij kinderen vergelijken.
- uitleggen hoe externaliserend gedrag zich bij peuters en kleuters ontwikkelt.
Nadat u Thema 5 heb bestudeerd, kunt u:
- een beschrijving geven van de fysieke en motorische ontwikkeling tijdens de schooltijd.
- de factoren noemen die de fysieke en motorische ontwikkeling van kinderen tijdens de
schooltijd kunnen beïnvloeden.
- speciale behoeften beschrijven die zich in de schooltijd kunnen manifesteren en hoe
daarop kan worden ingespeeld.
- de cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget toepassen op de cognitieve
ontwikkelingen tijdens de schooltijd.
- de informatieverwerkingstheorie toepassen op de cognitieve ontwikkelingen tijdens de
schooltijd.
- de theorie van Vygotsky toepassen op de cognitieve ontwikkelingen tijdens de schooltijd
- kennis demonstreren van de belangrijkste principes van de neopiagetiaanse
dynamische systeemtheorie en skill theory.
- een beschrijving geven van de taalontwikkeling tijdens de schooltijd en de rol die de
omgeving hierbij speelt.
- de verschillende manieren beschrijven waarop intelligentie tijdens de schooltijd kan
worden gemeten.
- beschrijven hoe het zelfbeeld van kinderen zich ontwikkelt tijdens de schooltijd.
- beschrijven hoe eigenwaarde zich ontwikkelt tijdens de schooltijd.
- de belangrijkste sociale relaties tijdens de schooltijd beschrijven.
- uitleggen wat de invloed is van sekse en etnische afkomst op vriendschap.
- de recente bevindingen op het gebied van (cyber)pesten beschrijven.
- kennis en inzicht demonstreren van/in de invloed van hedendaagse gezins- en
zorgsituaties op de sociale ontwikkeling van kinderen.
Nadat u Hoofdstuk 11 hebt bestudeerd, kunt u:
- de manieren waarop kinderen tijdens hun schooltijd groeien en de factoren die van
invloed zijn op hun groei beschrijven.
- uitleggen hoe de motorische ontwikkeling in de schooltijd verloopt.
- uitleggen waarom gezonde voeding voor kinderen in de schoolgaande leeſtijd belangrijk
is.
- oorzaken, gevolgen en mogelijke aanpakken van obesitas in de schooltijd toelichten.
- beschrijven welke chronische ziekten veel voorkomen in de schooltijd.
- uitleggen van welke psychosomatische klachten kinderen in de schooltijd last kunnen
hebben.
- toelichten welke maatregelen de kans op ongelukken buitenshuis bij kinderen in de
schoolleeſtijd helpen verkleinen.
- een overzicht maken van de mogelijke effecten van visuele, gehoor- en
spraakproblemen bij kinderen in de schooltijd.
- toelichten wat ADHD inhoudt en welke methoden worden gehanteerd om de stoornis te
behandelen.
Nadat u Hoofdstuk 12 hebt bestudeerd, kunt u:
- de theorie van Piaget over cognitieve ontwikkeling in de kindertijd weergeven.
- uitleggen hoe het geheugen zich ontwikkelt volgens benaderingen van
informatieverwerking.
- een overzicht geven van de taalontwikkeling in de schoolleeſtijd.
- effecten van een tweetalige opvoeding benoemen.
- weergeven wat men verstaat onder intelligentie en intelligentietests.
- beschrijven hoe culturele bias kan optreden in traditionele intelligentietests.
,- de overeenkomsten en verschillen aangeven tussen actuele opvattingen van intelligentie
en traditionele definities.
- de indeling van intelligentiescores beschrijven.
- de trends benoemen die wereldwijd van invloed zijn op onderwijs.
- de factoren weergeven die bijdragen aan positieve schoolresultaten voor kinderen.
- de resultaten van multicultureel onderwijs bespreken.
- uitleggen wat onder specifieke leerproblemen wordt verstaan.
Nadat u Hoofdstuk 13 hebt bestudeerd, kunt u:
- uitleggen hoe kinderen in hun schooltijd een ander zelfbeeld ontwikkelen.
- het belang van eigenwaarde tussen het zesde en twaalfde levensjaar beargumenteren.
- enkele psychische problemen en gedragsproblemen toelichten waarvan kinderen in de
schooltijd last kunnen hebben.
- de stadia en de soorten vriendschappen die typerend zijn voor de schooltijd opsommen
en beschrijven.
- het begrip ‘sociale competentie’ definiëren en de karaktereigenschappen benoemen die
een kind populair maken.
- beschrijven hoe gender vriendschappen beïnvloedt.
- omschrijven wat de oorzaken van pesten kunnen zijn en hoe je pesten kunt
beïnvloeden.
- een overzicht geven van eventuele bedreigingen en risico’s bij het gebruik van internet
en hoe je hiermee kan omgaan.
- de veranderende thuisomgeving in de schooltijd beschrijven.
- de effecten van buitenshuis werkende ouders/verzorgers op kinderen beschrijven.
- voorbeelden geven van hoe verschillende gezinssamenstellingen invloed kunnen
hebben op kinderen.
- uitleggen hoe etniciteit en armoede van invloed kunnen zijn op het gezinsleven van
kinderen.
- algemene principes en evoluties van jeugdzorg in de 21ste eeuw beschrijven.
,Ontwikkelingspsychologie.
Thema 1 – Inleiding en theoretische perspectieven.
Ontwikkelingspsychologie is de wetenschappelijke studie naar de patronen van groei,
verandering en stabiliteit die zich voordoen met toenemende leeftijd. Het bestuderen van
groei, verandering en stabiliteit en het toetsen van hypothesen gaat volgens de
wetenschappelijke benadering.
Thema 1.1 – Inleiding in de ontwikkeling van het kind (H1 m.u.v. §1.2.1 en §1.2.2).
De eerste ivf baby’s zijn Louise Brown (1978, Engeland) en Elizabeth Carr (1981, VS).
Vruchtbaarheidstechnieken als ivf bieden enerzijds hoop op het krijgen van een kind en
werpen anderzijds ook vragen op het gebied van kinderlijke ontwikkeling.
Ontwikkelingspsychologie is de wetenschappelijke studie naar groei, verandering en
stabiliteit bij mensen, van conceptie tot ouderdom, maar met een accent op de jaren tot de
volwassenheid, waarin veranderingen elkaar het snelst opvolgen. Bovendien houden
ontwikkelingspsychologen zich bezig met stabiliteit in het leven van mensen.
De reikwijdte van het vakgebied is aanzienlijk. Daarom is specialiseren in een thema of
leeftijdscategorie handig. Onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen is te verdelen in vier
centrale thema’s: fysieke ontwikkeling (lichaam, spieren, CZS, slaap), cognitieve
ontwikkeling (leren, geheugen, probleemoplossing, intelligentie), sociaal-emotionele
ontwikkeling (interacties, uitgaansgedrag, seksuele ontwikkeling), en
persoonlijkheidsontwikkeling (karaktertrekken, morele ontwikkeling).
In dit boek wordt de ontwikkeling van kinderen onderverdeeld in de prenatale ontwikkeling
(van conceptie tot geboorte), babytijd (van geboorte tot 2 jaar), peuter- en kleutertijd (van 2
tot 6 jaar), schooltijd (van 6 tot 12 jaar), en adolescentie (van 12 tot 20 jaar). Deze globale
leeftijdsgroepen zijn sociale constructen, veelal gebaseerd op westers onderzoek. Bovendien
zijn de biologische ontwikkeling en omgeving verschillend per persoon.
Ieder mens behoort tot een specifiek cohort: een groep mensen die rond dezelfde tijd op
dezelfde plek zijn geboren. De ontwikkeling wordt ook beïnvloed door normatieve
gebeurtenissen (historisch, leeftijdsgebonden, sociaal-cultureel) en niet-normatieve
gebeurtenissen (specifiek). Cohorteffecten zijn normatieve historisch bepaalde invloeden.
Een belangrijke kwestie is de vraag of ontwikkeling zich op een continue manier (kwantitatief,
geleidelijk) of discontinue manier (kwalitatief, in stapjes) voltrekt.
Een kritieke periode is een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis de grootste – en zelfs onomkeerbare – gevolgen heeft. Kritieke perioden komen
voor wanneer de aanwezigheid van bepaalde omgevingsstimuli noodzakelijk is voor een
normale ontwikkeling, of wanneer blootstelling aan bepaalde stimuli abnormale ontwikkeling
tot gevolg heeft. Stimuli, oftewel prikkels, zijn veranderingen in de uitwendige of inwendige
omgeving waarop een organisme reageert.
Tegenwoordig overheerst de overtuiging dat mensen op veel vlakken flexibeler zijn dan
gedacht. Plasticiteit is de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke
structuur veranderbaar is. Een gevoelige periode is een afgebakende tijdspanne, meestal
vroeg in het leven, waarin mensen extra gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsinvloeden en
sterk ontvankelijk zijn voor het leren van specifieke vaardigheden. Bij kritieke perioden wordt
aangenomen dat het permanente en onomkeerbare gevolgen heeft wanneer een zich
ontwikkelend individu bepaalde invloeden mist. Bij gevoelige perioden kan dit de
ontwikkeling verstoren, maar kunnen latere ervaringen de tekorten doen opheffen.
, Tegenwoordig is de focus verschoven naar het gehele levensloopmodel in plaats van
specifieke perioden, met name door de ontdekking dat in elk levensstadium sprake is van
ontwikkelingsgroei en -verandering.
Het nature-nurturedebat is de discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze
eigenschappen (aanleg of opvoeding en leefomgeving?). Maturatie is het proces van zich
geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie.
De interactie tussen genetische factoren en omgevingsfactoren is complex. Sommige
genetisch bepaalde eigenschappen zijn niet alleen een directe invloed op het gedrag van
kinderen, maar dragen ook indirect bij aan de vorming van hun omgeving. Bovendien komt
niet elk gedrag tot uiting zonder passende omgeving.
Centrale vraagstukken in de ontwikkelingspsychologie zijn dus (1) of ontwikkeling continu of
discontinu is, (2) of de ontwikkeling grotendeels wordt bepaald door kritieke of gevoelige
perioden, (3) of men zich moet concentreren op belangrijke perioden of het hele leven, en (4)
het nature-nurture debat omtrent de ontwikkeling van kinderen.
In de toekomst zullen steeds meer professionals in verschillende vakgebieden gebruikmaken
van de onderzoeksbevindingen uit de ontwikkelingspsychologie (meer samenwerking).
Inzichten uit de ontwikkelingspsychologie zullen een steeds grotere invloed hebben op
maatschappelijke kwesties. En er zal meer aandacht komen voor diversiteitsvraagstukken.
Thema 1.2 – Theoretische perspectieven en onderzoek (H2).
De visies van ontwikkelingspsychologen over de kindertijd omvatten een of meer theorieën.
Een theorie biedt een raamwerk om de relaties tussen een op het oog ongeordende reeks
feiten of principes te begrijpen.
Psychodynamisch – Het psychodynamisch perspectief gaat ervan uit dat gedrag
gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten, waarvan een
persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft. Psychodynamische
theorieën zijn een redelijk goede beschrijving van gedrag in het verleden, maar niet van
toekomstig gedrag.
Dit heeft overlap met de psychoanalytische theorie van Freud, die ervan uitgaat dat
onbewuste krachten bepalend zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag. Volgens Freud
kent elke persoonlijkheid drie aspecten: id (primitief, ongeorganiseerd, aangeboren,
genotsprincipe), ego (rationaal en redelijk, realiteitsprincipe), en superego (geweten,
goed/kwaad).Volgens Freud voltrekt de psychoseksuele ontwikkeling via een aantal fasen:
oraal > anaal > latentie fallisch/genitaal. Door te weinig of te veel bevrediging van behoeften
kan fixatie ontstaan, oftewel gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken
door onopgelost conflict.
Erik Erikson’s visie gaat over de psychosociale ontwikkeling in acht afzonderlijke stadia
(tabel 2.1). In tegenstelling tot Freud, is Erikson van mening dat groei en verandering het
hele leven doorgaan. De adolescentie is juist het startpunt van de ontwikkeling van een
eigen identiteit.
Behavioristisch – Het behavioristisch perspectief gaat ervan uit dat je moet kijken naar
waarneembaar gedrag en externe stimuli in de omgeving om de ontwikkeling van het
individu te begrijpen. Behavioristen zien ontwikkeling als kwantitatief en meer nurture.
Gedragingen (responsen) zijn het resultaat van de voortdurende blootstelling aan specifieke
omgevingsfactoren (stimuli). Dit heet stimulus-respons leren.