LEERDOC – BEGINSELEN EUROPEES RECHT
Week 1: aard, ontwikkeling en instellingen van de EU
Europees recht:
De Europese Unie is uniek vergeleken met andere internationale organisaties in zoverre dat er een
uiterst complex en hoog ontwikkeld systeem van intern recht bestaat dat supranationale en directe
werking heeft binnen de autonome rechtsorde van de lidstaten.
Geschiedenis en ontwikkeling:
1951-1965: De oprichtingsfase nooit meer oorlog.
1945: VN
1949: Raad van Europa
1949: NAVO
1950: EVRM (Raad van Europa)
1951: EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal)
Einde maken aan steeds terugkerende oorlogen Europese continent en vergroten van
economische groei en werkgelegenheid om levensstandaard te verbeteren.
o In Parijs, met 6 oprichtende landen: NL, BE, LU, FR, DU en IT.
o Institutionele structuur, met:
Hoge Autoriteit (voorloper EC)
Gezamenlijke Vergadering (voorloper EP)
Raad waarin regeringsvertegenwoordigers (voorloper RvM)
Hof van Justitie bestaande uit 9 rechters
o Plannen om samenwerking door te trekken naar andere terreinen: Europese politieke
en defensiegemeenschap (nooit gelukt).
1957: EEG (Europese Gemeenschap voor Atoomenergie)
Instellen gemeenschappelijke markt en afschaffen handelsbelemmeringen zoals
handelstarieven en quota’s.
o In Rome. EEG en Euratom eerst los van EGKS, maar deelden hetzelfde Hof en de
Gezamenlijke Vergadering. Pas in 1965 samenvoegen van drie gemeenschappen.
o HvJEU Les Verts: verdrag vormt het constitutionele handvest van de EU, omdat de
legaliteit van alle rechtshandelingen van de instellingen kan worden getoetst d.m.v.
‘een volledig stelsel van rechtsmiddelen en procedures’.
1965-1985: Eurosclerose weinig EU-enthousiasme.
1966: Akkoord van Luxemburg:
Altijd proberen tot consensus te komen, anders kunnen landen vetorecht gebruiken.
1974: Oprichting Europese Raad:
Staatshoofden en regeringsleiders die minimaal 2x per jaar bijeen zouden komen.
1979: 1e (rechtstreekse) verkiezingen EP.
1985-2004: De jubeljaren?
1985: Verdrag van Schengen:
Afschaffing paspoortcontroles aan grenzen realisatie interne markt en vrij verkeer.
, 1992: Verdrag van Maastricht:
VEU, Verdrag betreffende de Europese Unie, ondertekend.
o Tot aan inwerkingtreding Verdrag van Lissabon 2009 EU drie pijlers:
1. Drie gemeenschappen (EG, EGKS en Euratom).
2. Gemeenschappelijk buitenlands beleid (GBVB).
3. Terrein van justte en binnenlandse zaken (JBZ).
2 en 3 meer intergouvernementeel dan 1.
o Bevoegdheden EP uitgebreid via “codecisieprocedure” (huidige procedure van art.
290 VWEU): EP is medebeslisser met de Raad en kan op gelijke voet met Raad
wetgevingsvoorstellen accepteren, blokkeren en amenderen.
o Europees burgerschap opgenomen (huidige art. 18 t/m 25 VWEU).
o Bepalingen over EMU die basis vormden voor invoering euro.
1997: Verdrag van Amsterdam en Verdrag van Nice (2001) :
Institutionele hervormingen EU m.b.t. grootte EC/EP, functioneren stemprocedure
gekwalificeerde meerderheid en voorzitterschap Raad.
o Uitbreiding samenwerking laatste twee pijlers.
o Derde pijler omgedoopt tot politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.
2004: toetreding 10 nieuwe landen:
Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en
Tsjechië.
o 2007: Roemenië en Bulgarije.
o 2013: Kroatië
o Ondanks verbreding en verdieping Europese samenwerking steeds meer ant-EU
sentimenten.
2004-nu: crisis na crisis
2005: Afwijzing EU-Grondwet door FR en NL:
Symbolisch bedoelde elementen bleken een vrees een federalistische superstaat te
versterken (vlag en volkslied), waar de EU steeds meer bevoegdheden kreeg.
o Tegelijk met discussie over toetreding Roemenië en Bulgarije, waar angst was omtrent
het verlies van banen.
2007: Hervormingsverdrag:
Aanpassing eerder afgeschoten EU-Grondwet, inwerkingtreding in 2009.
o Aanpassing VEU op 61 punten en VWEU op 295 punten.
o Hierna niet meer gesproken over Europese Gemeenschap(pen), maar van Europese
Unie.’
2008: Bankencrisis.
2009: Eurocrisis
2015: Vluchtelingencrisis
2016: Brexit-referendum en andere landen die ook nadenken over een exit.
, EU-Instellingen: (art. 13 VEU)
Tussen de instellingen bestaat geen formele hiërarchie, zij zijn juridisch gezien gelijk.
Europees Parlement (EP)
Inrichting:
o Vertegenwoordiging van de burgers van de Unie (art. 14 lid 2 VEU).
o Eens in de vijf jaar rechtstreekse, geheime verkiezingen.
o Aantal leden: 751 (inclusief voorzitter).
o Verdeelsleutel op hoeveelheid afgevaardigden per lidstaat, min. 6 en max. 96
(afhankelijk aan grootte lidstaat).
o Officiële zetel in Straatsburg, soms in Brussel, secretariaat in LU gevestigd.
Rol en bevoegdheden:
o Deel van wetgevende bevoegdheid, in veel gevallen door EC ingediende
voorstellen verwerpen of amenderen.
o Geen initiatiefrecht.
o Controle op EC.
o Vergelijkbare verantwoordingsrelatie ontbreekt echter met (leden van) de Raad
en de ER: lacune qua checks and balances.
Besluitvorming:
o Meest democratische onderdeel wetgevende macht op supranationaal niveau.
o Gewone meerderheid volstaat normaal gesproken.
Apart vereiste kan zijn dat het om een absolute meerderheid moet gaan
o Reglement bevat regels over minimale aantal Europarlementariërs dat aanwezig
moet zijn voor een stemming (quorum).
Europese Raad (ER)
Inrichting:
o Staatshoofden en regeringsleiders (art. 15 VEU).
o Vaste voorzitter, gekozen door leden Europese Raad voor 2,5 jaar (1 maal
herkiezen). Mag niet tegelijkertijd nationaal ambt bekleden en bezit geen
stemrecht.
o Staatshoofd kan zich bij hoge uitzonderling laten bijstaan door een minister.
Rol en bevoegdheden:
o Geen wetgevende bevoegdheid, wel dominante positie.
o Geeft ontwikkelingsimpulsen en bepaalt algemene beleidslijnen en prioriteiten.
o Niet permanent in zitting (art. 15 lid 3 VEU): min. 2x per jaar bijeengeroepen.
o Besluiten over essentiële zaken zoals: benoemingen, amendering van verdragen
of samenstellingen.
o Er gebeurt niets zonder dat ER zich uitspreekt en (in)direct goedkeuring geeft.
Besluitvorming:
o Hoofdregel: besluitvorming op basis van unanimiteit.
o Art. 15 lid 4 VEU: “consensus”: er wordt vanuit gegaan dat alle leden met een
ingediend voorstel kunnen leven zodra het geagendeerd is, en er geen stemming
hoeſt plaats te vinden, tenzij daar uitdrukkelijk om wordt verzocht.
o Bij hoge uitzondering besluitvorming me gekwalificeerde meerderheid mogelijk.
Drempels gelijk aan die bij RvM.